Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
Taalkundige en andere aanteekeningen over het zoogenaamde privilegium trinitatis, door Hertog Jan, den derden, van Brabant, verleend aan de hoofd-stad 's Hertogen-bosch.Onder verscheiden privilegien, door de Hertogen van Brabant, aan de stad 's Hertogen-bosch verleend, munt inzonderheid uit het privilegium Trinitatis.
Het heeft dien naam gekregen, om dat de eerste woorden luiden In dien naem der Heyligher ende der onghesceydenre Drievoudicheyt. amen. Het is gegeven door Jan den derden, Hertog van Brabant, in den jaare 1329 's donerdaegs | |
[pagina 44]
| |
na dertiendach, dat is (zoo ik meen) den 12 Januari van dat jaar.Ga naar voetnoot(1)
Men kan dit Privilegie vinden in de generale Costuimen van Braband Limburg en Mechelen,Ga naar voetnoot(2) en in alle de uitgaven der Costuimen van 's Bosch afzonderlijk.Ga naar voetnoot(3)
Ik zal in deze myne aanteekeningen de laaste uitgaaf volgen, omdat ik dezelve voor de naaukeurigste houde, wijl die door den uitmuntenden Mr. Antony van Heurn, weleer Pensionaris dezer stad, volgens het handschrift, is bezorgd.Ga naar voetnoot(4)
Ik laat deze algemeene aanmerkingen voor af gaan. | |
[pagina 45]
| |
Voor aa word hier altijd ae gebruikt, als namaels, daer, voermaels enz.
In plaatze van y word de i gesteld, als wihi, si, tiden, vir, live enz.
In plaatze van aa en a staat dikwijls ee of e, als weer voor waar, sleet voor slaat, ghebeck voor gebak, mer voor maar, enz.: dit is hier ter stede nog de gewoone tongval, want men zegt dreijen voor drayen, plekken voor plakken enz.
Voor oo leest men doorgaans oe als goeds, groet, voer, coempt enz.
In plaats van ou wordt au, ook u, en dit laaste ook voor oe, gebruikt, als; gehaude, anderen, behauden, ghetruwe, ghebruut voor gebrout, duet voor doet.
Voor ui vindt men altijd u; als tughende, ghebrukere, lude, buten enz.
Even als by Kiliaan in zijn Woordenboek wordt hier ghe voor ge gespeld, als: heyligher, onghesceydenre, ghene enz. somtijds echter ge; als: gehande, gelijc. | |
[pagina 46]
| |
Overal, waar men thands een z bezigt, staat hier een s, als: si, sijn, salicheiden, anesien, onse, uitgenomen alleen zeghel.
Dikwijls wordt agter de woorden een e by gevoegd, als: ghebrukene, verkesene, backene, doene, gheldene, live, heme, jemenne, eygene, vive, derre, omme, enne, niet voor ende, maar voor en, zoo ook ave voor af, ane voor aan, als: avedoen, aneverde, anegaen, anesien, anesteerven, ook vindt men by vele woorden op het eind een r, meest altijd ten teeken van eenen casus dativus, als: Heyligher, jeghenwordiger, wittachtigher, doedliker enz., en op eene andere wyze, by verplaatzing, als: onghescheydenre, eyghenre, geenre, sijnre, voor welk laatste ook wel by verkorting sire staat.
Vele woorden zijn verkort, als: wi heb voor hebben; wi vri voor wy vryen, wi soel voor wy zullen, waer wi voor waren wy.
Deze algemeene aanmerkingen maken vele duistere woorden in dit Privilegie duidelijk.
Met de taal en spelling van dit Privilegie | |
[pagina 47]
| |
moet na overeenkoomen de Spiegel Historiael of Rijmspiegel van Lodewijk van Velthem,Ga naar voetnoot(5) wijl die ook in Brabant, door een Brabander, maar weinig jaren voor het zelve, te weeten omtrent 1316., geschreven is; de boven gemelde aanmerkingen kan men ook meest allen op dien Spiegel historiael toepassen.
Ik ga tot de byzondere aanteekeningen over, met aanhaling slegts van de woorden, of van den zin, zoo het noodig is.
In de Voorrede: onghesceidenre drievoudicheyt; het woord ongescheiden staat niet by Kiliaan in zijn woordenboek, maar wel ghescheyden, divisus: het is er het tegenovergestelde van, indivisus. Drievoudicheyt heeft Kiliaan voor trinitas; maar met een andere spelling, by van Velthem wordt het juist, gelijk hier, gespeld.Ga naar voetnoot(6) De uitdrukking komt over een met het laatste gedeelte van den 4 artikel van de geloofsbelydenis van Athanasius, het geen by ons is | |
[pagina 48]
| |
overgezet: sonder het wesen ende substantie te deylen.
Cont si allen, notum sit omnibus, zoo ook van Velthem ic doe 't v cont.Ga naar voetnoot(7)
Die namaels wesen solen, te regt staat na voor post, solen is zullen, zoo komt het hier dikwijls voorGa naar voetnoot(8), en by Klaas Kolijn: wi zolen ni licht scriven.Ga naar voetnoot(9)
Tughende metten gehoude derre jeghenwordiger Carten; tughende is, ook volgens Kiliaan, betuigende, gehaude vind ik by hem niet, het is hier, zoo veel als inhoud; jeghenwordiger is tegenwoordige, zoo gebruikt ook Melis Stoke het bywoord jeghenwoerden, en Huidekoper haalt er verscheiden voorbeelden van aan.Ga naar voetnoot(10) Want wi ons stat van den Bosch, die een Veste ende een Slot es Ons Lands op dat einde, ende daer Ons ende Onsen Lande ghemeynlike groet orber ende macht aneleghet, willen ende begheren | |
[pagina 49]
| |
dat toeneme in dogheden in salicheiden ende in ErenGa naar voetnoot(11); Want is hier voor omdat, of naar demaal, zoo ook by Melis Stoke: want de Coninc goet dat dochte, en elders,Ga naar voetnoot(12) gelijk ook bij laatere Schryvers, want hy dit raetsel meynde gesproken te zijn van den visscher en verstont hy 's niet;Ga naar voetnoot(13) Want ghy van die meyninge zijt;Ga naar voetnoot(14) Want ik moet scheyden van der aarde so laet my gheen onrecht ghelooven aenverdenGa naar voetnoot(15); zoo staat er in onze overzetting van den Bybel: ik sal uwen name verwachten, want hy goet is voor uwe gunstgenootenGa naar voetnoot(16); nog deze plaats moet ik, om derzelver duidlijkheid, aanhalen: dit seyde hi daet om, want hem God te kennen gaf, dat God doer hem wonderwercken soudeGa naar voetnoot(17). | |
[pagina 50]
| |
Veste is volgens Kiliaan munimen, in welken zin het hier ook staat, gelijk mede slot voor arx: wanneer nu de Hertog zegt, dat de Stad 's Bosch een veste en slot is, op dat einde, meent hy op de grenzen van Brabant, daar dezelve gelegen is, te weten byzonder tegen de Hollanders en Gelderschen: orber is belang: aeneleghet, beteekent aanligt.
Dogheden is deugden, gelijk ook Kiliaan doghed op het woord doghen heeft: hier van zegt men nog hy dogt voor hy deugde; men kan hier over zien Huydecoper op Melis StokeGa naar voetnoot(18).
Die bequaem dienst onsen auderen onsen vorderen ende ons van hen dicwile ghedaen. Het zal het zelfde wezen, of men leze alderen of auderen, want beide beteekenen ouderen, waar toe geen bewijs noodig is; hoewel ik liefst auderen lees, om de bovengemelde aanmerking wegens au voor ou, maar geheel verkeerd hebben vorige drukken gezet anderen; vorderen zijn voorouderen; dit komt veel by Klaas KolijnGa naar voetnoot(19) Melis StokeGa naar voetnoot(20) | |
[pagina 51]
| |
en anderen voor: dit woord is lang daar na in diergelyke privilegiën nog dikwijls gebruikt; zoo vind ik het, en wel, met uitlegging wie er door die vorderen verstaan wierden, in de oorspronglyke uitgifte der gemeente aan de goede lude van den Heertgange van Waelwijck in der Prothien van Rythoven en van den Heertgange van Schadewijck in de prochien van Eerssel gegeven door Philip, den tweeden Hertog van Brabant van dien naam, den 20 december des jaars 1464, alwaar staat: brieven, dair mede hen die vroente ende gemeynte by ons oft onsen vorderen wilen hertogen of hertogynnen van brabant verleent oft terve wtgegeven zijn geweest.
So heb wi onsen porteren van den Bosch om die liefde hoers ende haere werheyde ghegheven die Poente hier na bescreven. In de vorige uitgaven stont in plaats van werheyde, overheyde: zeker moet de laatste uitgever byzondere redenen hebben gehad dit te veranderen: misschien gaf er het handschrift alleen aanleiding toe: als er overheyde gelezen wordt, weet ik niet, wie de Hertog zou bedoelen, daar hy zelf alleen de overheid van deze Stad was, ten zy hy in een flaauwer zin de Regeering dezer Stad, als de lager Overheid derzelve, had verstaan, doch dit | |
[pagina 52]
| |
kan ik niet denken: als er werheyde gelezen wordt, is dit zeker voor waarheid: ik vind, dat waarheid somtijds getrouwheid beteekent: zoo staat in de overzetting van den BybelGa naar voetnoot(21) waerachtige mannen, en op den kant, mannen der waerheyt, ofte getrouwigheyt; misschien heeft de Hertog dan gemeend, om de liefde voor de getrouwheid der poorters. Poenten is voor puncten, articuli, zoo zegt ook van Velthem in zyne inleiding te poente, het geen le Long door te puntiger verklaart, het komt hier meer voor.
In den eersten Artikel worden de Bosschenaars verklaard tolvry in alle landen van den Hertog; dat dezelve reeds in den jaare 1196 tolvryheid op den Rhijn verkregen hebben, en verder in het gemeen van hunne vryheid van tol, kan men zien by Oudenhoven in beide zyne beschryvingen dezer Stad.Ga naar voetnoot(22)
In den beghinne so vri wi onse porteren en willen, dat si vri ende quite sijn van alle tollen. De- | |
[pagina 53]
| |
ze aanvang is beter dan het belachlijk begin der kostuimen van de Stadt Eyndhoven: item in den eersten soo is waerachtigh; wi vri is wy vryden of bevryden: quite sijn is het zelfde, als vry zijn, ten zy men vry door liber, en kwijt door quietus, daer het zeker van afkomt, overzette.
In den tweeden Artikel wordt den Poorteren vergund, alleen voor Schepenen van hunne Stad te regt te staan, het geen ook in de Costuymen van 's Bos is overgebragtGa naar voetnoot(23). Waer dat sake dat jemenne iet werrende weer teghen eneghen porter; jemenne is iemand, zo zegt van Velthem in zijn inleiding: hoe yemen yet gedoen mochte; werrende weer is contenderet, twist hadde.
In den derden Artikel staat, dat de Schout het onregt, eenen poorter door eenen van het omliggende land aangedaan, zal afdoen; So wie van den omseteren eneghen porter onrecht of ghewant dede aan sinen goede sonder claghe beseten, die scoutheyt sal daer varen, ende dat onrecht berichten, ende ave doen sonder ons ende der onser bolgerschap; omseteren is het zelfde, als by Kiliaan om-saeten, circumhabi- | |
[pagina 54]
| |
tantes, waarom ook in den korten inhoud van dezen artikel staat iemand ten platten Lande; ghewant is by Kiliaan vestis, of ornamentum navis, maar dit kan het hier niet beteekenen: ik weet echter niet dat gewant een andere beteekenis heeft; men moet hier dus eene andere lezing zoeken: misschien is er een n voor l gelezen, en dan zou er staan ghewalt; dit immers beteekent geweld, het geen een goeden zin uitlevert: dit woord heeft Kiliaan in die beteekenis, en het komt by Klaas Kolijn in dien zin dikwijls voorGa naar voetnoot(24); maar nog liever denk ik, dat in plaats van n een u gelezen moet worden, waar in nog ligter misslag wezen kan, en dan is het ghewaut, en dit volgens vorige aanmerking voor ghewout, het geen ook by Kiliaan voor geweld staat, en by Klaas Kolijn meermalen voorkomtGa naar voetnoot(25), en waar van ook Huydecoper op Melis Stoke voorbeelden aanhaaltGa naar voetnoot(26): claghe is volgens Kiliaan querela, ook accusatio; de de laatste beteekenis heeft het hier, ten zy men door sonder claghe, nec precario, verstaan wil- | |
[pagina 55]
| |
de, gelijk men in regte zegt, nec vi, nec clam, nec precario possidereGa naar voetnoot(27): schoutheit is volgens Kiliaan speculator, Episcopus, praefectus, praetor, doch eigenlijk had hy niet moeten zeggen speculator, maar exhortator of monitor, gelijk hy ook schouwen door exhortari overzet; want schout is vermaaner, om dat hij schepenen maant, om regt te doen: zoo zegt van Someren in zynen geschreven Commentarius op de Bossche kostuimen, scultetus non habet authoritatem condemnandi vel absolvendi, vel cognoscendi de meritis causae, de natura & differentia delictorum, sed est monitor scabinorum, ad finem, ut ipsi faciant justitiam, condemnent vel absolvant & habet potestatem facinorosos accusandi & paenas, in quas a scabinis damnati sunt, exequendi. En wat verder: scultetus autem licet sit monitor, est tamen major omnibus scabinis judicantibus, quia ipse habet executionem; hier van is het, dat men alhier in het besluit of conclusie van eenen geregtelyken eisch nog deze woorden gebruikt, de eisscher concludeert en contendeert, ten einde by vonnisse definitief, in dezen ter manisse des heeren regters door U Edele Achtbare te geeven, zal worden verklaard voor regt. Van de schouten, | |
[pagina 56]
| |
welke hier twee persoonen, een hoogschout en een laagschout, plagten te zijn, doch thands maar één te gelijk Hoog en Laagschout is, te weeten het eerste over de Stad en Meyery, het laatste slegts over de Stad en deszelfs vrydom, (want in ieder kwartier der Meyery is een Laagschout, dien men kwartierschout noemt), kan men zien in de Bossche kostuimenGa naar voetnoot(28).
Berichten is, volgens Kiliaan, onder anderen, decernere, het welk hier beteekend wordt; bolgherschap; hier voor heeft Kiliaan bolghenschap offensa, culpa; maar dit is de beteekenis niet: het is hier indignatio: sonder ons bolgerschap is het zelfde, als er in den 35 artikel staat: des enne solen wi ons niet belgen: van dit belghen, balghen, indignari, by Kiliaan, (op welk woord men de aanteekening van den kundigen G. van Hasselt kan naarzien) komt ook verbolghentheid, ira, by denzelfden: zoo staat er in onze overzetting van den Bybel: Gy hebt wechgenomen al uwe verbolgentheytGa naar voetnoot(29).
In den vierden Artikel wordt van de dagemen- | |
[pagina 57]
| |
ten gesproken; gheldelike saken, denk ik dat geldzaken zijn, zaken die geld betreffen, het woord gheldelik staat niet by Kiliaan: ocht is of: zoo komt het hier meer voor, men kan daar over zien by Huydecoper op Melis StokeGa naar voetnoot(30), en over de verandering van f in ch in het gemeen ook aldaarGa naar voetnoot(31): vorster is geregtsbode; Kiliaan heeft het ook: orcontscap is by Kiliaan testimonium, testimonii dictio, doch het schijnt hier slegts bywezen of aanwezendheid te beduiden: dagher is hier en elders accusator; hine staat voor hy hem: ghelden is betalen, zoo ook Kiliaan en van Hasselt in zijn aanteekening: ban heeft hier een beteekenis, die Kiliaan niet noemt, te weten boete, mulcta: in den zelfden zin worden hier elders gebruikt beternesseGa naar voetnoot(32) en beteringheGa naar voetnoot(33), welke Kiliaan ook in dien zin niet heeft, en dit wordt eldersGa naar voetnoot(34) door deze woorden duidlyker gemaakt: dat hi dien broke beteren machGa naar voetnoot(35), | |
[pagina 58]
| |
daar beteren, reddere, solvere, en broke, breuke, mulcta betekent, van welk broke ook hier staat, die broecachtich es, ende sinen broke verborghen mach, daar broecachtich niet gelijk by Kiliaan paludosus, maar delinquens, mulctae obnoxius beteekent, waar voor hy brokigh heeft, en breuke is nog in gebruik; zoo zegt J. van Paffenrode: hy wou dat sy daar voor zou breuk betalen moeten.Ga naar voetnoot(36)
In den vijfden artikel wordt gehandeld over het zweeren wegens geldzaken. Sueren is zweeren, Iurare: dit komt hier meer voor, en dezelfde spelling in SuaernesseGa naar voetnoot(37) voor zwaarnisse, voor bezwaarnisse: dit heeft Kiliaan niet: tuentechGa naar voetnoot(38) voor twintig: zoo staat ook by van Velthem suuerenGa naar voetnoot(39), maar daar is het beveiligen, of zuiveren: eens wordt het hier sweren gespeldGa naar voetnoot(40), kort daar na komt suere voor, het geen in den zelfden zin eid genoemd wordt, dus zweere is jusjurandum, het geen Kiliaan niet heeft; ver- | |
[pagina 59]
| |
vallen van dier saken, is het latijnsche zeggen causa cadere.
Sweert hi qualike en sinen stever niet enne volght, dat is: zo hy kwalijk zweert, en zynen stever niet volgt, de laatste woorden zijn zeer duister, en het woord stever by Kiliaan en anderen onbekend; ik denk, dat dit uit het Pausselyke regt moet worden uitgelegd.
In het zelve vind ik, dat een bisschop van Simonie of omkooping in het begeven van een geestelijk ambt beschuldigd, zig daar van met eede moest zuiveren, en zweeren, dat noch hy door zig zelven, noch eenen anderen, noch een ander voor hem geld ontvangen had: dan volgt het voorschrift, op welke wyze dit moest geschieden: Idem Episcopus super sancta Evangelia primum jurabit, dein vero purgatores super sancta Evangelia jurabunt, quod, sicut ipsi credunt, verum juravitGa naar voetnoot(41); en elders: statuit Gregorius papa ut uterque Septima manu propinquorum, tactis sacrosanctis reliquiis, jurando dicat cet.Ga naar voetnoot(42): | |
[pagina 60]
| |
dit septima manu jurare komt daar meer voorGa naar voetnoot(43), gelijk ook elders quinta vel-sexta manuGa naar voetnoot(44); het was dus de gewoonte, dat niet alleen hy, wien de zaak aanging, den eed deed, maar ook een of meer anderen na hem zwoeren, dat hy zoo veel zy wisten, de waarheid had gesproken: deze wijs van zweren heeft C.F. Hommelius aartig uitgelegd, en met eene afbeelding opgehelderdGa naar voetnoot(45).
Dan zal stever zoo veel zijn als styver, bevestiger, van styven, by Kiliaan, firmare, en aanduiden den Consacramentalis of conjurator, medezweerder, gelijk zy genoemd worden, en wel om dat die de bevestiger is van den eed, dus is de zin deeze: indien hy kwalijk zweert, en de styver van zynen eed, zijn medezweer der, en bevestiger van zynen eed, hem niet wil volgen, en niet wil zweeren, dat hy, zoo veel hy weet, de waarheid heeft gesprokenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 61]
| |
De zesde Artikel raakt de gestelde Jaargedingen; t's Maendaechs na Dertiendach, dat is maandag na drie Koningen, of na den zesden January: de zesde January word dertiendag genoemd om dat dezelve de dertiende dag na Kersmis is: men kan dit by Kiliaan op dat woord en in de daar aangehaalde plaatsen door van Hasselt vinden: smaendaechs na Beloken Paesschen, is maandag na het afloopen van het Paaschfeest: men kan hier over ter zelfde plaatse lezen: smaendaechs na de Gheboerte sinte Jans Baptiste, is maandag na den 24 Juny; er wordt gezegd, dat de schout schuldig zal zijn aan schepenen t' eten te gheven, ende haer Gruyt oec te gheven, wat hier door Gruyt verstaan worde, weet ik niet, gruyt betekent wel een tol, die van het bier betaald wordt, zoo vindt men gruta in het glossarium van du Cange, en gruyt-geld by KiliaanGa naar voetnoot(46), doch dit kan hier de beteekenis niet wezen, wijl dit geld is, dat aan den Hertog | |
[pagina 62]
| |
en niet aan Schepenen werd opgebragt: eene andere beteekenis echter van dit woord vind ik niet: uit den zin zou men kunnen opmaken, of er een zeker inkomen van Schepenen door bedoeld wierd, doch hier strijdt tegen, dat van Someren in zynen gemelden Commentarius zegt, dat zy in de eerste tyden geen of zeer weinig inkomen gehad hebben, en dat, indien zy dit al hadden gehad zulks door den schout niet zou betaald zijn gewordenGa naar voetnoot(*).
In den zevenden Artikel wordt de straf op het toebrengen eener wonde aan iemand bepaald.
Het woord ghe-touwe is hier, als het Latijnsche telum, allerlei werktuig, waar mede men iemand zou kunnen wonden, in dien zin heeft het Kiliaan niet; met wittachtigher orconde bedraghen, wittachtig heeft Kiliaan niet, maar van Hasselt tekent op het woord wettich aan, dat | |
[pagina 63]
| |
het daar mede overeenkomt, en zoo is het hier ook; orconde is bewijs: bedraghen is, onder anderen, by Kiliaan accusare: dit is hier ook de beteekenis, echter schijnt het somtijds meer te beteekenen, en wel zoo veel als hier deze zin beduidt, te weten met wettige bewyze te beschuldigen: zoo wordt hier eldersGa naar voetnoot(47) gezegd: worde hier iemant af ghewroecht ende met bedrachen wroegen is accusare, zoo zou dan bedraghen meer moeten beteekenen, ten zy men onder bedraghen verstond met wittachtigher orconden, het geen even vooraf gegaan was: zoo staat er ook: so wie dat van valscer mate ghewroecht wert ende daer af met wittachtigher orconde bedraghenGa naar voetnoot(48): de bovengemelde zin komt hier dikwijls voorGa naar voetnoot(49).
In den agtsten artikel wordt gehandeld over de straf van hem, die eenen anderen in zyne wooning beleedigt: overmids is hier en eldersGa naar voetnoot(50) door, gelijk ook by Kiliaan; ondadighe is hier en eldersGa naar voetnoot(51) misdadige, waar voor ook voor- | |
[pagina 64]
| |
komtGa naar voetnoot(52) onverdadighe, het geen Kiliaan niet heeft; vive is vijf.
In den negenden artikel wordt gesproken over iemand, die in zijn huis aangevallen zijnde, zig verweert; versoenen is reconciliare: over het verzoenregt is veel geschreven: in de kostuimen van 's Bosch vindt men daar van ook gewagGa naar voetnoot(53).
De tiende artikel raakt de doodstraffen op hoofdmisdaden in het gemeen. Diefte is volgens Kiliaan furtum: ingaen is hier, als ook by Kiliaan, onder anderen, ondergaan; ingaen in 't leste vonnesse ende in 't vonnesse des lijfs is niets anders dan ten dood veroordeeld worden.
De elfde artikel betreft het stellen van borgen door poorters in een twistgeding: wordt een porter gheaentaelt in den Ghedinghe ende den richter iet rechts ane hem ghevelt. Aentalen is aanspreken: ghevellen is vellen, en, hier, voor adjudicare, het geen Kiliaan niet heeft, maar wel velden den twist: zoo moet het woord gheviele ook | |
[pagina 65]
| |
verstaan worden voor adjudicabat, als er gezegd wordt:Ga naar voetnoot(54) weert, dat den richter in den ghedinghe iet rechts ane iemant gheviele, waar voor in vroegere uitgaven verkeerd staat gheniele; enwech is slegts weg.
De twaalfde artikel bepaalt de boete, tegen hem die vonnissen van Schepenen wederseecht, dat is tegenspreekt; en de dertiende, de boete tegen hen, die valsche maten gebruiken.
De veertiende artikel is wel een der gewigtigste, vervattende het versterfregt tusschen man en vrouw, wanneer dezelve geen kinderen nalaten; witteghe gheboerte, is hier en eldersGa naar voetnoot(55) legitima proles, wettig kroost, waar voor ook hier en in den volgenden art. ghebuerte: deze beteekenis heeft Kiliaan niet, maar men vindt die in de aanteekening van van Hasselt: zoo is het ook met de volghende spreekwijs te live, in leven, blyven, superesse, vivere; hier wordt gezegd, wanneer man of vrouw sterft, en geene kinderen nalaat, dat dan de langstlevende van hun beiden alle 't | |
[pagina 66]
| |
gherede goet of die Have vriliken zal bezitten en doen daer mede sinen vrien willen: dit wegens 't gherede goet of die Have, het geen volgens de kostuimenGa naar voetnoot(56) ook plaats heeft, zelfs al laat de eerststervende kinderen na: maar aangaande het onroerende Goet oft Erftale of Erve staat er, dat de langstlevende dezelve also langhe, alse hi leeft, alinglike sal besitten; alinglike is volgens Kiliaan geheel: er wordt echter by gevoegt, dat hy dit goed niet altemaal op dezelfde wyze bezitten zal, maar dat hy een gedeelte mach vriliken vercopen ende becommeren ende altemael sinen wille daer mede doen, dat is in vollen eigendom bezitten, te weeten dat daer comen es van 's gheens side, die der leeft, dat is, het geen gekomen is van de zyde van den langstlevenden, en nog die helft van dien Erve, dat si ghemeinlike te samen ghewonnen hadden, die den levenden anestrecht. Dat is de helft der goederen, die zy, staande huwlijk, hebben aangekogt, welk gedeelte den langstlevenden anestrecht, dit zou moeten beteekenen toebehoort, maar wijl deze zin flaauw, en het woord onbekend is, zou ik denken, dat men hier moet lezenanesteerft, | |
[pagina 67]
| |
voor aansterft, gelijk aansterven by Kiliaan, obvenire morte alicujus, beteekent, en hier ook steerft voor sterft gelezen wordt, of misschien is anestrecht, het zelfde als aanstrekt, dat is, toekomt. - Wyders, dat de langstlevende een gedeelte en sael moghen vercopen noch becommeren, mer, na hem salt comen op de waerachtighe Erfgenamen, dat is, slegts in togte of vrugtgebruik bezitten, te weten: dat daer comen es van 's gheins side, die daer doedt is, en nog d'ander helft des Erfs van hen ghemeinlike ghewonnen. Dit heeft ook volgens de kostuimenGa naar voetnoot(57) plaats, maar niet in geval er kinderen zijn, als op den volgenden artikel zal blyken. Nu staat nog te onderzoeken, wat er door 't gherede Goet oft die Have, en wat er door 't onroerende Goet oft erftale of erve verstaan worde, want deze woorden komen hier dikwijls voor. Men moet hier toe vooraf weten, dat men hier de goederen niet slegts in roerende en onroerende verdeelt, maar dat men een drieërlei onderscheid maakt, te weten erflyke, dat zijn onroerende goederen, erfhaavlyke, dat zijn roe- | |
[pagina 68]
| |
rende goederen, die voor onroerende gehouden worden, en havelyke, dat zijn roerende goederen, en die daar voor ook gehouden worden; het geen hier van onroerende goet van erftale en van erve gezegd wordt, moet zoo wel van het erfhaavlyke, als erflyke verstaan wordenGa naar voetnoot(58), daarom heeft men gedagt, dat door erftale, erfhaavlyke goederen gemeend worden, doch ik denk, wijl alle de drie gemelde woorden door elkander gebruikt worden, dat door allen moeten verstaan worden bona sive natura sive consuetudine immobilia: erftale staat niet by Kiliaan: onder erflyke goederen worden begrepen Huysen Cijnsen Renten of PachtenGa naar voetnoot(59); met één woord, alle goederen die uit de natuur onroerende zijn: onder erfhaavlyke zijn vervat Huysraet, Silverwerck, Juweelen, Tennewerck, Coper-werck, Yserwerck, Bedden, Gardynen, Sargyen, Lijnnegewaet, Hout-werckGa naar voetnoot(60), Cleederen, CleynodienGa naar voetnoot(61), ende voorts generalijck alle 't gene, dat fatsoen heeftGa naar voetnoot(62), off tot fat- | |
[pagina 69]
| |
soen gesneden isGa naar voetnoot(63), het zijn de woorden der kostuimen: erfhaevlyke goederen staat niet by Kiliaan: deze naam is zeer eigenaartig; want wijl deze goederen door het kostumierregt erflyke, uit de natuur havelyke en dus te gelijk erflyke en havelyke goederen zijn, heeft men ook een saamgevoegden naam aan dezelven gegeven, en ze erf-havelyke genoemd: van deze goederen kan men ook lezen by den geleerden Petrus Stokmans in het werkje, dat ik in het vervolg nader zal aanhalenGa naar voetnoot(64). - Door 't gherede goet oft die Have vermeen ik, dat men een en het zelfde, te weten havelyke goederen, verstaan moet, ten zy men 't gherede goed, voor het gereedste, als geld, nemen wilde; onder het haavlijk goed zijn begrepen: geld, schulden, actien, crediten, beesten, ysere beesten, (welke dezen zijn heb ik elders uitgelegd) wolle en lynen, laecken, egeen fatsoen hebbende, noch tot fatsoen gesnedenGa naar voetnoot(65) ook al sulckene goeden daer men neringe oft coopmanschappe mede doet, het zy dat 't zelve fatsoen heeft off nijetGa naar voetnoot(66), | |
[pagina 70]
| |
welke van het erfhaavlyke zijn uitgezonderd: echter de gereetschap oft Instrumenten te wetene vysel, schaelen, getouwe off andere instrumenten daer yemandt sijn neringe oft ambacht mede doende isGa naar voetnoot(67) zijn niet haavlyke, maar erfhaavlyke.
Wyders staat nog in dezen artikel gheloefsam voor fidedignus, geloofweerdig, den noet stoppen, egestati subvenire, den nood, of der armoede te hulp komen, welk eerste Kiliaan in het geheel niet, en het tweede niet in die beteekenis heeft.
De vijftiende artikel vervat het versterf-regt, wanneer man of vrouw sterft en kinderen nalaat; dat is het Brabantsche devolutie-regt, over welk moeilijk regt de kundige Raadsheer Petrus Stokmans een naauwkeurige verhandeling geschreven heeft: ik volg hem in het geven dezer beschryving van het devolutie-regt: het is een band, welken het regt der kostuimen, by het scheiden van een huwlijk, door den dood van man of vrouw, legt op alle de erflyke en erf haavlyke goederen van den langstlevenden van beiden; op dat hy of zy geene derzelven op eenigerlei wyze vervreemde, maar in hun geheel | |
[pagina 71]
| |
beware voor de kinderen van het eerste huwlijk, op dat dezelve op die kinderen kunnen versterven, zo zy den langstlevenden hunner ouderen overleven, en wel op hun, of die uit hun geboren worden, met uitsluiting der kinderen van het tweede of verdere huwlykenGa naar voetnoot(68); dezelfde Stokmans zegt, dat dit devolutie-regt den Franschen schryveren zoodanig onbekend is, dat hunne voornaamste Rechtsgeleerden daar omtrend op verscheiden wyze misgetast hebben, dat ze daarom beter zouden doen, dat zy zig met zoo een vreemd en onbekend regt niet ophieldenGa naar voetnoot(69). Men mag hier ook wel byvoegen, dat de groote Friesche Rechtsgeleerde Ulricus Huber hier omtrend den bal misslaat, als hy zegt, dat op zekere plaatsen, als een der ouders tot een tweede huwlijk overgaat, dezelve niet alleen de goederen, die zy van de eerste echtgenoot of de kinderen van het eerste huwlijk verkregen hebben, maar ook al de goederen, welke zy ten tyde van het aangaan van een tweede huwlijk bezitten (want zoo versta ik zyne woorden: tempore secunda- | |
[pagina 72]
| |
rum nuptiarum) alleenlijk in togt blyven bezitten, en dat men dit in Brabant en de omliggende plaatsen het regt van devolutie noemtGa naar voetnoot(70).
Dit devolutie-regt heeft in de Stad 'sBosch, doch niet in het algemeen in de gansche Meyery van die Stad; gelijk de anders zoo naauwkeurige Stokmans min naauwkeurig zegt, in territorio sylvaducensiGa naar voetnoot(71): maar in het voornaamste gedeelte derzelve, plaats, want vele dorpen zijn er van uitgezonderd, die of het Antwerpsch kostumier-regt gebruiken, of hun eigen kostuimen hebben.
In den poent der noet is in geval van nood. Het woord Ghehusde, waar voor in de oude drukken staat ghehusce, is het zelfde, als by Kiliaan ghehuysene, conjuges; won d'ander goed in sinen wedustoel, wert have wert erftale enz. Op het woord stoel heeft Kiliaan weduwelicken stoel, en zet het over bona, quae viduo vel viduae post conjugis mortem debentur: doch de beteekenis van we- | |
[pagina 73]
| |
dustoel is hier weduwlyke staat, viduitas; wert is ware het.
De zestiende artikel is een aanhangsel van den vorigen, rakende het zelfde onderwerp, als mede, hoe de voor- en na-kinderen de goederen van een tweede en verdere huwlyken erven; op het einde staat: weert, dat die man d'ander oft meer allinsen wittachtige wive neme: ander is tweede; wat allinsen eigenlijk beteekene, weet ik niet zeker: in vroegere drukken staat alinsen: misschien is dit woord verbasterd van aleens het geen H.L. Spieghel voor Similis of ejusmodi gebruikt, als hy zegt: de tijd is al aleensGa naar voetnoot(72) en: van aard zijn wy al eenGa naar voetnoot(73), Kiliaan heeft dit woord niet, en niets diergelijk.
De zeventiende artikel vervat dat de kinderen van hunne ouders ervende, het geen zy genoten hebben moeten inbringhen, waar voor in de kostuimenGa naar voetnoot(74), daar van dat stuk gesproken wordt, staat innebrengen, dat is conferre, in | |
[pagina 74]
| |
collationem dare, welke beteekenis Kiliaan niet noemt.
De agttiende artikel bepaalt de straf van iemand, die het regt met ghewant (dit moet weer zijn ghewaut en beteekent geweld gelijk eldersGa naar voetnoot(75)) ontdroeghe, dat is surripit; gheviele is adjudicabat gelijk gezegd isGa naar voetnoot(76), die saels sijn omme vijftien pont den richter, dat is: die zal schuldig zijn den regter te betalen vijftien pont, deze spreekwyze heeft Kiliaan niet.
In het tweede gedeelte van dezen artikel staat in hoe ver de man aanspreeklijk was over de schulden van de vrouw; overmids is elders verklaardGa naar voetnoot(77), gelijk ook ghebeck en ghebruutGa naar voetnoot(78): weertale is by Kiliaan, op het woord wedertaele, tegenspraak, en zoo ook hier, nemmeer is niet meer; vier pennewaert scaden liden, in vroegere drukken staat pennowaert, ik vind by Kiliaan pennewaere, pennnick waere, penninckwaerde, merx, en daar by een voorbeeld door van Hasselt uit | |
[pagina 75]
| |
Melis Stoke aangehaald, doch dit kan hier de beteekenis niet wezen, maar eldersGa naar voetnoot(79) vinde ik penninck weerdt een munt bedragende een oord, dat is twee duiten, en dit wordt hier zeker bedoeld.
De negentiende artikel zegt, dat poorters niet te kamp mogen geroepen worden, dat dit mag doen noch vreemt noch ghebuer noch Ridder noch anders wi hi is, ghebuer kan men door vicinus overzetten, gelijk het Kiliaan heeft, dan staat het tegen vreemt over, of door landluiden, dan staat het tegen Ridder over, gelijk Melis Stoke zegtGa naar voetnoot(80) lettel Ridderen en tie ghebuere.
In den twintigsten artikel staat van een, die van doodslag betigt, geen geleide kan krygen: verdeilen is daar volgens Kiliaan condemnare.
De een en twingste raakt de getuigenissen tegen eenen poorter: de twee en twintigste zegt, | |
[pagina 76]
| |
dat niemand ongeroepen by schepenen komen mag: de drie en twintigste, dat vonnissen van schepenen bestendig moeten blyven, gestadicht is daar bevestigd, volgens Kiliaan op het woord staedighen; in den laatsten artikel, en in het besluit leest men ghestade in de zelfde beteekenis; onghestendich is hier irritus, dit heeft Kiliaan niet: in den vier en twintigsten artikel wordt gezegd, dat de poorters niemand dan den Hertog hoeven te dienen, Hervaerde is expeditio militaris, by Kiliaan en anderen genoeg bekendGa naar voetnoot(81): paalstaden heeft Kiliaan niet, maar wel pael-steen, lapis terminalis, doch staede zet hy over door fulcrum, sustentaculum, columen, dus is paalstaden uit paal en staden, even als paalsteen uit paal en steen, saamgesteld, en pael-staden zal beteekenen, fulcra terminalia, limites, zoo vind ik in de bovengemelde uitgiste van 1464: zy hebben heseten den voiraert ende dat moelenvelt, also die aldair zijn gelegen tusschen die palen en palensteden boven vercleert.
In den vijf en twintigsten artikel wordt de straf bepaald op het verkragten van vrouwen; | |
[pagina 77]
| |
vercrachteghen is verkragten, vim inferre pudori; proefnisse is probatio, het geen men by Kiliaan niet vindt; verwinnen is convincere; pineghen met den vonnesse des lijfs beteekent met het doodvonnis straffen: dit pineghen voor punire, het geen Kiliaan in dien zin niet heeft, is van het Latijnsche woord genomen, gelijk ook pyne by Kiliaan poena beteekent, schoon peyne hier ook voor boete gebruikt wordtGa naar voetnoot(82), als er staat, die clagher sol gheldene de peyne van dertich ponden.
De zes en twintigste artikel raakt de wyze van verkryging door lange bezitting, of liever de possessio bona fide justoque titulo; sonder bestoiren is sine turbatione, dit bestoiren heeft Kiliaan niet: gheaentaelt is weer aangesproken; andwerden is antwoorden.
De zeven en twintigste betreft de arresten; so wie beset weert, is zoo wie gearresteerd wordt, besetten heeft Kiliaan alleen van goederen, niet van persoonen: dit voorbeeld bevestigt de aanteekening van Simon van Leeuwen op de ver- | |
[pagina 78]
| |
handeling van Peckius over de arrestenGa naar voetnoot(83), daar hy wil dat men besettinge van persoonen, handtsluytinge van goederen zegt: arrest en arresteeren wordt zoo wel van persoonen, als goederen gebruikt, zoo staat er: geen poirter en mach eenen anderen poirter doen arresterenGa naar voetnoot(84), en ook eenen vrempden man oft sijn goet arresteerenGa naar voetnoot(85), en op meer plaatsen der kostuimenGa naar voetnoot(86): voor arresteeren en arrestement word ook wel rasteren en rastement (zeker by verbastering) gebruikt; zoo staat er in de meergemelde uitgifte van 1464: also als wy onlanx leden hebben doen rasteren eene zeké gemeynte: en wat verder: om des voors. rastements wille.
De agt en twintigste artikel raakt de vryheid van Schepenen van cyns te betalen: de negen en twintigste de vryheid van de poorters: daar staat worden voor geworden: sone voor zoo en: de dertigste, den dienst van de poorters, den Hertog verschuld: de een en dertigste, het halen van vonnisse door schepenen van 's Bosch te Leuven: dit soeken oft halen van vonnesse wordt | |
[pagina 79]
| |
in de kostuimen genoemdGa naar voetnoot(87): haelen henne hoofftvaert of hoofftvonnis: hoofftvaert heeft Kiliaan niet.
In den twee en dertigsten artikel staat, dat papenkinder en de ander die van gheenre wittegher gheboerten enne sijn tegen eenen poorter niet mogen getuigen: de bastaarden worden dus in het gemeen papenkinderen genoemd, papen zijn volgens Kiliaan priesters, men kan er ook over zien van Loon op Klaas KolijnGa naar voetnoot(88), en Huidecoper op Melis StokeGa naar voetnoot(89).
De drie en dertigste raakt het aanstellen van schepenen: verwandelen is daar veranderen; en ambachte, ampt: beide volgens Kiliaan: over het laaste kan men ook lezen by Huydecoper op Melis StokeGa naar voetnoot(90).
In den vier en dertigsten staat, dat de schout den poorters regt moet doen volgens vonnis van schepenen, worde dat onrecht niet wederdaen of af- | |
[pagina 80]
| |
gheleecht: wederdaen is hersteld; dit heeft Kiliaan niet: de vijf en dertigste is een aanhangsel van den voorgaanden: de zes en dertigste betreft het verborgen der misdaden, die niet aan den lyve strafbaar zijn: verborghen is volgens Kiliaan fidejubere: broecachtig is bovenGa naar voetnoot(91) verklaard.
De zeven en dertigste raakt de bestendigheid der vonnissen van Schepenen.
In den agt en dertigsten is bepaald de straf van van hem, die eenen anderen van eenen doodslag beschuldigt en niet overtuigen kan; in claghe legghen en beroepen is accusare & provocare; het eerste vindt men niet by Kiliaan; onscout is onschuld; so wie in doetsclaghe wordt gheleecht, en hem sempelleken ter waerheid werpt, ende hem die waerheyt ondreecht daer af, die sal een quijt man wesen, dat is: zoo wie van doodslag beschuldigd wordt en zig eenvoudiglijk aan de waarheid, zoo als die by onderzoek blyken zal, onderwerpt, en de waarheid hem daar van ontschuldigt, die zal een vry man wezen; zoo ik wel gis, zijn hier spreekwyzen die by Kiliaan niet staan, als in doedslaghe leggen, homicidii ac- | |
[pagina 81]
| |
cusare, dit is echter nog gebruiklijk: werpen, onderwerpen, submittere; en ontdragen, ontschuldigen, excusare; dit is ligt op te maken, dat daar bedragen beschuldigen, ook ontdragen, ontschuldigen beteekent.
De negen en dertigste artikel vervat de geregtigheden, die zy, die poorters worden, betalen moeten: Tornoysen zijn hier geldstukken, die, naar onderscheiden plaatsen en tyden, van onderscheiden waarde waren: eenen Inghelscen is een Engelsce; ook een geldstuk: het eerste is by Kiliaan niet in die beteekenis, maar wel het laatste te vinden.
In den veertigsten artikel word gehandeld van Stads regt van ingebod: so wie om scoude ingheboden wort: scoude is schulde: inghebieden staat niet by Kiliaan, ook niet ingeboth en ingebider, welke woorden in de kostuimenGa naar voetnoot(92) voorkomen en nog gebruiklijk zijn; het regt van ingebod is, dat Schepenen dezer Stad hebben de beregting over alle zaken, waar van de voorwaarden en overgiften voor Schepenen der | |
[pagina 82]
| |
Stad gemaakt zijn (93): van Someren in zijnen meergemelden commentarius noemt dit regt privilegium tractus seu citationis: Grammaye zegt wegens dit regt: si quis in ditione sylvaducensi se aut sua bona coram scabinis obligaverit, potest in jus vocari, comprehendi, coarctariGa naar voetnoot(94): het regt van ingebod is volgens denzelfden, en volgens OudenhovenGa naar voetnoot(95), die hem gevolgd heeft, byna zoo oud als de Stad zelve, het strekt zig door de gansche Meyery uit, maar plag nog wyder uitgestrekt te zijn, gelijk men uit de lijst der plaatsen, Stads ingebod onderworpen, bij OudenhovenGa naar voetnoot(96), zien kan: ingebieden is dan: iemand, op een plaats onder Stads ingebod gehoorende, woonachtig, die zig of zijne goederen voor Schepenen van 's Bosch verbonden heeft, voor de zelve dagvaarden: een ingebieder is in het algemeen apparitor, eigenlijk een bediende der Schepenen, die de dagvaardingen buiten de Stad of ingeboden, even gelijk de Groenroedens binnen de Stad, doet. Grammaye noemt dezelven apparitores | |
[pagina 83]
| |
e ministris primae famae: van Someren zegt, dat hy voor dezelven een voorschrift of instructie heeft ingesteld, het welk door de Regeering den 21 augustus 1618 is goedgekeurd en bevestigd, doch er is thands een nadere instuctie van den 8 Mai 1758, volgens welke nog de ingebieder, naar oude gewoonte, om kennelijk te wezen, een wit paard moet beryden, en tot een teeken met een rode roede voorzien zijn, het geen echter nu in onbruik is; het ingebod, waar voor in dezen artikel staat 't ghebot, is eene dagvaarding voor Schepenen door den ingebieder gedaan, aan eenen, die, op een plaats aan Stads ingebod onderworpen woonachtig, zijn persoon of goederen voor Schepenen verbonden heeft: hoe men by ingebod procedeert kan men in de kostuimenGa naar voetnoot(97) vinden. Van der milen weder ende voert: milen zijn uren: weder ende voert, is het zelfde met het geen Kiliaan heeft weder ende weynd, ultro citroque, waar voor Dan. Heinsius gebruikt her end' weerGa naar voetnoot(98), en waar voor men nu zegt heen en weder: in plaats van dezen zin | |
[pagina 84]
| |
staat er in de bovengemelde instructie van den ingebieder: voor yeder mijl of uur gaans, de te rug reyze daaronder gerekent; - die de poerte hoedt, dat is, qui custodit portam, anders poortier genoemd: ende versit dat de ghene 't ghebot die ingheboden wordt; dit maakt geen zin uit, doch wanneer men dat in dan verandert, zal het hersteld wezen, en de zin is dan: verzit dan de geene, die ingeboren word, het gebod, enz.; versitten staat by Kiliaan voor oedere loco, doch het kan ook beteekenen te lang zitten, als of men zeide overzitten, gelijk: zijn tijd verzitten in de gewone wijze van spreken beteekent over zijn tijd zitten, zijn tijd door zitten laten voorbygaan, en daar van zou versitten dan zoo veel zijn als verzuimen; er wordt dan gemeend: indien hy na het doen van ingebod niet verschijnt, of, gelijk de kostuimen zeggen: in gevalle van niet comparitie: panden is volgens Kiliaan pignus capere, ute panden staat by hem niet, maar heeft hier dezelfde beteekenis.
De een en veertigste artikel bevat de bevestiging van alle voorgaande voorregten.
Alle Heerbringhen, die si ghehadt behauden ende te heerbracht hebben. Het zelfstandig naam- | |
[pagina 85]
| |
woord heerbringhen, dat men hier vindt, staat niet by Kiliaan, noch het werkwoord heerbrengen, waar van hier te heerbracht: het eerste komt overeen met her-komen, het geen Kiliaan onder anderen met deze woorden overzet: res a majoribus recepta ad nos progressa; men zou even eens heerbrenghen of herbrengen kunnen verklaren: res a majoribus recepta ad nos relata; en gelijk heerbringhen hier worden genoemd, die si te heerbracht hebben, kan men van herkomen zeggen, die te her of heer gekomen zijn, want her of heer beteekent hier, volgens Kiliaan en volgens Huydecoper in zyne aanteekening op Melis StokeGa naar voetnoot(99); van herbrenghen komt ook het woord herbrenger, dat Kilaan niet heeft, maar in de kostuimenGa naar voetnoot(100) voorkomt, voor den laatsten bezitter van een onderpand, of laatsten vergelder van eenen cijns, in welken zin het nog hier zeer gebruiklijk is: in het algemeen is het iemand, door wien iets tot ons overgebragt wordt: het bovengemelde woord herkomen staat ook meermalen in de kostuimenGa naar voetnoot(101). | |
[pagina 86]
| |
Wi gheloven met goeden trouwe, - dat wi hen die poente tot ewelicken tiden hauden solen ende dat wi daar en teghen egheen ocsuyne noch behendicheide soeken en solen, dat deze poente in enigher maniere werden ontvesdt. Gheloven is hier polliceri: ocsuyne is gelegenheid: behendicheid is dexteritas: dit alles staat ook zoo by Kiliaan, doch behendicheid schijnt hier in kwaden zin voor fallacia, fraus, gebruikt te worden: ontvesten staat niet by Kiliaan; wel vesten, voor confirmare, dit is er het tegenovergestelde van, te weten infirmnm, irritum reddere.
Eindelijk volgt het besluit, waar in de onderteekening het voornaamste uitmaakt. Bidden is hier verzoeken, gelijk dit Kiliaan ook heeft; hier van zijn ook de Bede-gelden genoemd, om dat de Hertog die verzogt: doch dat dit niet zeer smeekend toeging, kan men uit vescheiden voorvallen hier omtrend nagaan; veste is hier voor bevestiging, het geen Kiliaan niet heeft in die beteekenis; de dag der onderteekening van dezen voorregtsbrief is boven reeds uitgelegd, en ik heb dus dit stuk ten einde gebragt. |
|