Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
Onderzoek over de bewoording komen te doen, komen zien, enz.Dat de bewoording van het Gemeen: indien het kwam te gebeuren, ongerijmd en overtollig zij, zal niemand ontkennen. Ik wil ook de spreekwijs: als Hij kwam te sterven, en dergelijke, niet verdedigen; dewijl zij door de meeste taalminnaren is afgekeurd, als iets overtolligs behelzende, en van Fransche afkomst zijnde; s'il vint à mourir. Alschoon Vader Hooft dezelve dikwijls bezigt, zeggende, bij voorbeeld, hij quam te vestigenGa naar voetnoot(a), gekomen te overlijdenGa naar voetnoot(b), ijder ampt dat open quame te staanGa naar voetnoot(c). Wederom: indien partijen zich QUAMEN te wendenGa naar voetnoot(d). Insgelijks: ter plaatse, daar zijne vloot QUAME te landenGa naar voetnoot(e), | |
[pagina 138]
| |
en op ontelbare plaatsen meer. Alschoon ik nog de spreekwijs, bij andere Geschiedschrijvers meer dan eens voorkomende: De overwinning, of vrijheid, kwam hem duur te staan, niet durve afkeuren. Ook wil ik mij niet bedienen van den brief, aangehaald bij G. BrandtGa naar voetnoot(f), dat hij zoo loffelijk is KOMEN te overlijden. Noch van eenen soortgelijkenGa naar voetnoot(g), indien de vijand de overhand QUAM te verkrijgen. En wederomGa naar voetnoot(h): tegens den vijand KOMEN te strijden. Mede niet van het geen hij eldersGa naar voetnoot(i) zegt: ingeval bij aflyvig QUAM te worden. Insgelijks niet ter navolginge voorstellen, als de anderszins kundige Schrijver, de Heer P. van der SchellingGa naar voetnoot(k) zingt: wie op dit Schouwburg KOOM' te treden. Hoewel HoogstratenGa naar voetnoot(l) ook zegt: zoo duur komen ons de wellusten te staan. Maar, dewijl men somtijds twijfelt, waar het komen, bij een ander werkwoord gevoegd, plaats | |
[pagina 139]
| |
kan houden: of, tot het ander uiterste vervallende, hetzelve overäl, in dergelijke bijvoeging, als overtollig wil uitmonsteren; niet willende, dat men zegge: ik kome u zien, en dergelijke; zo oordeel ik niet ondienstig, dit wat nader te onderzoeken. Het strijdt immers niet tegens de analogie of evenredigheid onzer tale, noch tegen het gebruik. Niet tegens de evenredigheid, volgens welke men andere werkwoorden genoegzaam op dezelfde wijs bij een voegt, b.v. in blijven staan, blyven liggen, zitten, enz., in plaats van staande blijven. Zoo leest men I. Samuel VI. 14. De arke bleef daer staende; maar II. Sam. II. 23. dat alle - staen bleven. II. Sam. XVIII. 30. hij bleef staen. En II. Koning. VI. 31. indien het hoofd van Eliza - zal blijven staen. - G. Brandt zegtGa naar voetnoot(m): men was genoodzaakt te blijven liggen. Doch waartoe zoo vele voorbeelden, daar niemand aan die spreekwijs twijfelt? Volgens dezelfde evenredigheid zal dan ook goed zijn: gaan zoeken, met BrandtGa naar voetnoot(n): zijn voorneemen van de vijandlijke schepen te gaan zoeken. | |
[pagina 140]
| |
Waarvan zig de Hr. Huidecoper mede bedientGa naar voetnoot(o): en uit AldegondeGa naar voetnoot(p) bijbrengt: zij zouden geenen voorspraak hebben gaan zoekenGa naar voetnoot(q). Ook stelt hij, dat men uitgaan wandelen, onbeschroomd zou mogen zeggen. En waaröm niet, zoo wel als gaan spelemeijen? Of, gelijk de MarreGa naar voetnoot(r): Wanneer hij Cheribon GAAT met dien buit begroeten. WesterbaanGa naar voetnoot(s): Dat Noach en zijne Zoons in het vlek Lemain zijn GAAN woonen: enGa naar voetnoot(t): hij is GAAN woonen. Niet tegen het algemeen gebruik, onder fatsoenlijke menschen zoo wel, als bij het gemeen, noch bij hedendaagsche goede Schrijvers. Loop spelen, jongen. Ik ga schuilen, ik ga brood halen, ga eten, ga slapen: zijn gewoone zegswijzen. Moet men in eene levende tale dan alles met gezag van Schrijveren staven? Ik denk, neen, indien de spreekwijs genoeg bekend is. Of zoude wel iemand wraken, dat onze bijbeltolken, Johan. XXI. 3., ὑπάγω ἁλιεύειν, vertaald hebben: ik ga visschen, in plaats van | |
[pagina 141]
| |
om te visschen? Zoude men het kwalijk gezegd oordeelen, bij den ouden uitlegger van BoëthiusGa naar voetnoot(u), als 't herfsten gaet. Om niet te spreken van gaan dolen, gaan bedelen, wat gaat gij doen? daar het gaan in dit laatste de pooging beteekent, niet de daad zelve, en die spreekwijs dus niets overbodigs behelstGa naar voetnoot(v). En waaröm zoude het gaan niet zoo wel overdragtelijk mogen genomen worden, als het staan, voor aanstaande, genakende zijn, in de spreekwijzen, wat staat hier uit te wagten, en dergelijke? welke, mijns wetens, nog niemand afgekeurd heeft, al behaagde hem mogelijk niet het zeggen van den behaaglijken Dichter Adr. SpinnikerGa naar voetnoot(w), | |
[pagina 142]
| |
- - te held're blijken STAAN hier alöm op 't schoonst te prijken. Waaröm zoude dan, zoo niemand afkeurt: ik ga zien, tijding brengen, zoeken; hij gaat met den prijs, vlag, enz., strijken, enz., hetwoord komen alleen in zulken zin verworpen, en volgens dezelfde evenredigheid niet mogen gezegd worden: ik kome zien, verzoeken, vragen boodschappen, enz.? al kwamen ons de bladzijden, waar de Schrijvers er zig van bedienen, niet te binnen. En wie zoude toch schroomen te zeggen: ik kome eens zien, of vernemen, hoe gij vaart? wat komt gij doen? koom eten, enz.? Of, is het ook kwalijk gezegd, door Vader HooftGa naar voetnoot(x): zijnde van Maaslandssluis KOOMEN vernachten tot Dordrecht? en wederömGa naar voetnoot(y): voorts QUAM hij zich vertoonen, en recht verzoeken? en elders: hij kwam hem verrassen; hij kwam hem in zijne legerplaats bestoken? Het is waar, Brandt zegtGa naar voetnoot(z): hij kwam, hem vragende. Maar zoude het niet om het even geweest zijn, hij kwam hem vragen? gelijk te vo- | |
[pagina 143]
| |
ren gezien is, dat, hij bleef staan, en, hij bleef staande, ook wel verwisseld worden. Evenwel vermijdt dezelfde Schrijver de andere zegswijs zoo zeer niet, of hij zegt ookGa naar voetnoot(a): terzelver tijd QUAM de Opperkoopman - den Hr. de Ruiter verwellekoomen, en aan land nodigen. En de deftige Dichter de MarreGa naar voetnoot(b): - terwijl een storm KOMT door de bosschen ruissen. WesterbaanGa naar voetnoot(c): als er eenige Egyptenaars hem leeftocht QUAMEN brengen. Graag sta ik toe, dat het komen bij sommigen te dikwils, en overtollig gebezigd wordt; nogthans zoude de vraag zijn, of de Hr. HuidecoperGa naar voetnoot(d) zijnen Vondel wel te regt berispe, zeggende, dat hij komen varen overvloedig gebruikt hebbe, daar komen alleen genoeg ware, toen hij schreefGa naar voetnoot(e): ik kome ten hove varen, enGa naar voetnoot(f): ik (Aurora) koom - herwaart varen: terwijl Hij daarna bekent, dat zoo wel elders bij Vondel, als anderen, varen ook genomen | |
[pagina 144]
| |
worde voor rijden. Want dan zoude men immers in beide die afgekeurde plaatsen, het mede voor rijden opvattende, niets zoo overtolligs vinden; alzoo het niets ongerijmd is, zig van rijtuig te bedienen, om ten hove te komen. En wat zoude ons beletten, om het varen van Aurora, niet mede, voor, op een' wagen rijden, te nemen? Of dagt de Heer Huidecoper niet, dat de Dichters Aurora zoo wel op een' wagen plaatsen, als Apol? Dus zegt VirgiliusGa naar voetnoot(g): - roseis aurora quadrigis - medium cursu trajecerat axem: en, van dezelfdeGa naar voetnoot(h): - in roseis bigis.
J.F.R. 1763 |
|