Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
Vertoog over de dienstigste middelen ter verbetering der Nederduitsche taal.Mijne Heeren!
Roemensweerdig is zeker de arbeid der geenen onder onze landsgenooten, welke zig hunner moederspraak beijveren, doch beklaaglijk is ook die onëffenheid, welke zig aan alle kanten opdoet. Velen geven zig uit voor taalkundigen, zonder dat zij 't zijn: elk van hun volgt zijn' eigen' zin, zijne meening: een ieder waant de kragtigste redenen voor zijn gevoelen te kunnen te berde brengen, zonder egter dat van anderen ooit behoorlijk onderzogt, en bedaard overwogen te hebben. Hier van die onaangename ongelijkheid, welke men overäl bespeurt. Deze is het, die den beoefenaren der tale tegenstaat; deze is het, die velen anderen van het | |
[pagina 16]
| |
doorzoeken der schatten van hunne eigene sprake te rugge houdt, doende hen de levende tale vergeten, om lang verstorvene wederom uit de asschen op te heffen.
Maar, welk middel zal men tegen dit onheil bij de hand vatten? Een taalgeleerde moge zijpen tijd en vlijt aanwenden om alles effen en glad te maken: hij moge zijne bevindingen, uit het diepst verborgene der taalgeheimen by één gezameld, der weereld mede deelen: doch, wat zal hij vorderen? All het nut, dat van zijnen arbeid te wagten staat, is, dat sommigen zijne schriften zullen lezen, dezelve nagaan, toetsen en beproeven, van de waarheid zijner stellingen overtuigd worden, dezelve aannemen, en voor zig standvastig in gebruik behouden. Dit zullen sommigen doen, maar het is niet waarschijnlijk, dat zig zulks ver uitstrekken zal: want de meesten, door de moeite, welke zij zig veel grooter voorstellen, dan die waarlijk is, afgeschrikt, zullen zig des geenszins bekommeren, en bij de kwade gewoonte hunner vroege kindsheid gedurig blijven volharden, of zig zelven en anderen, uit hunne eigene hersenschimmen, valsche en ongegronde regelen voorschrijven. Maar hoe zal men dan ooit eene vaste regelmaat, en | |
[pagina 17]
| |
wenschelijke gelijkvormigheid in gebruik kunnen brengen?
Wij voor ons vinden geen beter middel, dan het gezag der Taalgeleerden, gepaard en gestaafd met dat der Overheden. De betoogingen der kundigste lieden zullen nooit in staat zijn, om op zig zelven eenen stijfhoofdigen knibbelaar te doen volgen, en over te halen, zo er niet iets meer bij kome. Dit dient te zijn eene goede en regelmatige gewoonte, aan welke men de jeugd van kindsbeen af moest verpligten. Dit kon geschieden, indien, op bevel der Overheden, alle schoolhouders, voor dat zij hun ambt aanveerdden, scherpelijk onderzogt wierden, of zij der moedertale regt kundig warenGa naar voetnoot(a): als denzelven een klein boekje met grondregelen overhandigd wierd, aan welke zij de jeugd zouden moeten gewennen: als hun te gelijk een breeder betoog dier grondregelen ter hand gesteld wierd, om voor zig zelven van de redelijkheid dier taalwetten overtuigd te zijn, | |
[pagina 18]
| |
en ook meer gevorderden daar uit te kunnen onderwijzen; en, eindelijk, als de Hooge Overheid des lands deze regelen met derzelver bewijsredenen had doen verveerdigen door een genootschap der kundigste en beroemdste taalbeoefenaren, en die ook zelve, in alle openbare geschriften, als plakaten en ordonnantiën, in agt nam, en deed in agt nemen. Dat nu deze of dergelijke handelwijs goede uitwerkselen kan voordbrengen, blijkt, zo wel uit de zuivere taal des Staten Bijbels, door een aanzienlijk gezelfchap der geleerdste taalkenneren van dien tijd gewikt en beschaafdGa naar voetnoot(b), als uit het toppunt van verhevenheid, tot het welke wij de Fransche taal alrede zien opgestegen. Deze scheen voorzeker niet geschikt te zijn, om eens zoo verre te komen, als zij tegenwoordig doorgedrongen is, ten minste niet meer dan de En- | |
[pagina 19]
| |
gelsche of Italiaansche, welke beide zij egter verre voorbij streeft. Doch aan wien is zij haren aanwas verschuldigd? Enkel en alleen aan de vlijt en den ijver der kundige leden van de Fransche AkademieGa naar voetnoot(c), en van de Akademie der Opschriften en fraje LetterenGa naar voetnoot(d), ten tijde van Lodewijk den XIII. en XIV., door openbaar gezag des Konings, en bewerking van den schranderen Richelieu en staatkundigen Colbert, opgeregt. En dat in zulken gevalle eenige algemeene regelen nuttig en heilzaam zouden zijn, denken wij zeker: doch dat dezelve, buiten dat, veel uitwerking zullen hebben, kunnen wij niet ligt gelooven. Altijd zullen er stijfhoofden gevonden worden, welke tegenwerpingen zoeken en maken zullen, en zig aan de opgegevene regelen niet onderwerpen. Evenwel, wanneer het ooit eens zoo verre kwam, als ik straks voorstelde, dan zoude men zulke algemeene regelen noodzaaklijk van doen hebben, en zelfs buiten dat gewenscht geval, zijn dezelve van zeer groot nut voor rechtgeaarte en onbevooröordeelde taalbeijveraars; weshalve wij | |
[pagina 20]
| |
ons verpligt vinden, de edelmoedige Leden dezes Genootschaps verder tot vlijtigen arbeid aan te zetten: wie weet, of in ons niet de wenschelijke beginsels eener openbare en algemeene Nederduitsche Akademie reeds liggen opgesloten? De Allzegenaar begunstige onze poogingenGa naar voetnoot(e)!
1761. M.T. |
|