Princesse Liet-boec

[p. 65]

[Leander en Hero] [vertaling][melodie]

EEn groet send ick u met woorden /
Die ick liefste selver bracht /
Maer den wint uyt den Noorden
Belet my dat door zijn cracht /¹⁰⁷³
Hoe weynich jonst der minnen /¹⁰⁷⁴
Draecht Godt want mijn begheert /¹⁰⁷⁵
Is slechts vreucht te ghewinnen /¹⁰⁷⁶
Met u mijn liefste gheeert.

Soo haest hem sal betemmen /¹⁰⁷⁷

De lucht so swerdt als peck /¹⁰⁷⁸
Soo sal ick my spoen te swemmen¹⁰⁷⁹
Nae u lief sonder vertreck¹⁰⁸⁰
Want my waer aenghenamer
Het swemmen / dan de pen
Dus wert het weer bequamer /¹⁰⁸¹
Terstont ick by u ben.

Mijn hart is seven daghen

Als de Zee onstelt gheweest /¹⁰⁸²
Ick en doe niet dan claghen
Altijt dunckt my in mijn gheest /¹⁰⁸³
U fackel sie ick lichten /
Mijn Leyd ster in myn noot
Die in my staech doet stichten¹⁰⁸⁴
Een vier der minnen groot.

Gheen jalousy laet crencken /¹⁰⁸⁵

U seer lief draghende ghemoet¹⁰⁸⁶
Want als wy overdencken /¹⁰⁸⁷
De troost ende de kuskens soet
Die wy nae t'swemmen moedich /¹⁰⁸⁸
Van u corale mondt /¹⁰⁸⁹
Ontfanghen overvloedich /
Wert ick van nieus doorwont.

Ick sucht om u ghestadich¹⁰⁹⁰

Want by u lief is mijn hart
Maer de wint onghenadich¹⁰⁹¹
Altijt meer en meerder wert /
T'is ons een groot beswaren /¹⁰⁹²

1073 belet: verhindert

1074 jonst: welwillendheid; der minnen: aan de liefde

1075 begheert: verlangen

1076 gewinnen: verwerven

1077 Soo haest: zo gauw als; hem: zichzelf

1078 de inktzwarte lucht

1079 spoen: spoeden

1080 vertreck: uitstel

1081 bequamer: beter

1082 ontstelt: ontredderd

1083 dunckt my: lijkt me; in mijn gheest: in gedachten

1084 staech: voortdurend; doet stichten: ontsteekt

1085 crencken: schaden

1086 draghende: {problem}; ghemoet: gevoelens

1087 wy overdencken: ik denk aan

1088 moedich: trots

1089 corale: rood als koraal

1090 ghestadich: voortdurend

1091 onghenadich: ongunstig

1092 beswaren: last

[p. 66]

 

Dat onse liefd voort aen /

 

Neptuni baren /¹⁰⁹³

 

Ten dienst sal moeten staen.

 

U jonste en u schoonheden /

 

Acht ick alle moeyten waert /

 

Dies was ick corts gheleden¹⁰⁹⁴

 

Nae u drie mael op de vaert /¹⁰⁹⁵

 

Maer Boreas ontsinnich /¹⁰⁹⁶

 

My weer te rugghe dreef

 

Hy en woey niet so vinnich¹⁰⁹⁷

 

Doen Hellas hier in bleef.¹⁰⁹⁸

 

Als Tantalus ongheluckich¹⁰⁹⁹

 

Ick seer diep int water sit

 

Nochtans versmoor ick druckich /¹¹⁰⁰

 

Van dorst door liefde verhit

 

Ghy sult my niet langh derven /¹¹⁰¹

 

Troost u zijt niet verbaest /¹¹⁰²

 

Ick sal int water sterven

 

Of by u wesen haest

 

Princes int herdt vercoren

 

Had ick slechts een uer respijt /¹¹⁰³

 

Sy sou niet gaen verlooren /

 

By my dit wel seker sijt /

 

Trou blijf ick weest wel te vrede /

 

Voor ontrou weest niet bangh /

 

Om helst dees in mijn stede¹¹⁰⁴ /

 

In u armkens so langh.

U TROOST my toegeschreven /
Sijn woorden en soet verdriet¹¹⁰⁵
Dies schickt o lief verheven¹¹⁰⁶
Dat ick die daet gheniet¹¹⁰⁷
Die tijt die u gaet houwen /¹¹⁰⁸
Van mijn die doet my pijn
Haest u denckt dat de vrouwen /¹¹⁰⁹
Int minnen vierich zijn.¹¹¹⁰

Ghy cont u liefd vergheten

Als ghy rijdt en vliecht ter jacht¹¹¹¹

1093 Neptuni baren: de golven van Neptunus (god van de zee)

1094 Dies: daarom

1095 op de vaert: onderweg

1096 Boreas: een van de vier winden, de koude noordenwind; ontsinnich: dwaas

1097 vinnich: krachtig

1098 Doen: zelfs toen; Hellas: Helle (de jonge vrouw die vluchtend op de ram met het Gulden Vlies in de zee verdronk, die naar haar ‘Hellespont’ heet)

1099 Als Tantalus: evenals Tantalus, een sterveling die de goden beledigd had en in de Hades moest boeten met eeuwige dorst en honger

1100 versmoor: versmacht; druckich: verdrietig

1101 derven: missen

1102 verbaest: uit het veld geslagen

1103 respijt: adempauze

1104 dees: nl. mijn biref; in mijn stede: in plaats van mij

1105 soet: aangenaam

1106 Dies schickt: regel het daarom zo

1107 die daet gheniet: me in die troost kan verheugen

1108 gaet houwen: weghoudt

1109 denckt: bedenk

1110 vurig zijn in de liefde

1111 rijdt en vliecht ter jacht: te paard deelneemt aan de jacht

[p. 67]

 

Maer wy niet anders weten¹¹¹²

 

Dan te spinnen dach en nacht /

 

Mistroost denck ick door desen¹¹¹³

 

Soo haest het weer wat stilt¹¹¹⁴

 

Hy had hier moghen wesen¹¹¹⁵

 

Maer hy heeft niet ghewilt.

 

Met veele droevighe clachten.

 

Gae ick dickmael aen strant /¹¹¹⁶

 

Dick wacht ick heele nachten /¹¹¹⁷

 

En ick steeck het licht aen brant /

 

Dickwils int fantesaeren¹¹¹⁸ /

 

Door lief des groot onrust¹¹¹⁹

 

Worden u sachte cleeren /

 

In u plaets / van my ghecust.¹¹²⁰

 

Mocht ick u weer ontfanghen /

 

Ghelijck ick wel eertijts plach¹¹²¹

 

Daer nae staet mijn verlanghen /

 

Wel menighen nacht en dach /

 

U liefde gaet my dwinghen /

 

Tot u liefd dit claech ick nu¹¹²²

 

Mijn praeten / couten / singen /¹¹²³

 

Is mijn lief altijt van u.

 

Altijt in mijn ghedachten /

 

Dunckt my schier dat ghy al swemt¹¹²⁴

 

Sal den slaep mijn druck versachten /¹¹²⁵

 

Den droom mijn hert beclemt

 

In u armkens seer lieffelijck /

 

Werd ick dunckt my ghecust

 

En nae u swemmen grieffelick¹¹²⁶ /

 

Wert uwen brant gheblust.¹¹²⁷

 

Dat ick door wint en weder

 

U derf en is mijn gheen druck¹¹²⁸

 

Maer ick in liefden teeder /

 

Sorghe voor quaet ongheluck¹¹²⁹

 

Dats dat ghy yemant aerdich¹¹³⁰

 

Voor u lief sult aenslaen /¹¹³¹

 

En my dan als onwaerdich

 

Sult vergheten en versmaen /¹¹³²

 

Waerom swemt ghy so traechlijck /

 

En verhoopt nae soeten tijt¹¹³³

1112 weten: weten te doen

1113 Mistroost: neerslachtig

1114 Soo haest: zodra; stilt: tot rust komt

1115 moghen: kunnen

1116 dickmael aen: dikwijls naar

1117 Dick: dikwijls

1118 int fantesaeren: tijdens het mistroostig peinzen

1119 vanwege de grote angst om mijn liefste

1120 In u plaets / van my: in plaets van u, door mij

1121 eertijts plach: destijds gewend was

1122 gaet my dwinghen / Tot u liefd: houdt me volkomen in de ban, liefste

1123 couten: spreken

1124 Dunckt my schier dat: komt het me bijna voor alsof

1125 druck: verdriet

1126 u swemmen grieffelick: uw pijnlijke zwempartij

1127 wordt uw liefde beantwoord

1128 derf: mis

1129 sorghe voor: maak me ongerust over

1130 Dats: namelijk

1131 als echtgenote zult nemen

1132 versmaen: versmaden

1133 verhoopt nae: ziet u verlangend uit naar; soeten tijt: rustig weer

[p. 68]

 

Ben ick u noch behaechlijck

 

Hier te comen u toch vlyt /¹¹³⁴

 

Sorcht niet voort weder keeren¹¹³⁵

 

Het waey of het sy stil

 

Hier meucht ghy na begheeren /

 

Volbrenghen uwen wil.¹¹³⁶

 

Getrouwicheyt wilt betoonen

 

Edel prins weest niet te stout /¹¹³⁷

 

En wilt ghy uws niet schoonen¹¹³⁸

 

So schoont mijns / tonweder schout:¹¹³⁹

 

Het swemmen wilt wat staken

 

Op mijn leven doch let¹¹⁴⁰

 

En wilt u vert vermaken /¹¹⁴¹

 

Door desen doch altemet.¹¹⁴²

 

FINIS.

1134 u [...] vlijt: spant u zich in (om)

1135 Sorcht niet voort: maakt u zich niet ongerust over het

1136 volbrenghen: tot werkelijkheid brengen

1137 stout: overmoedig

1138 schoonen: sparen

1139 tonweder schout: mijd het slechte weer

1140 Op [...] let: schenk aandacht aan

1141 vert: ver weg

1142 desen: deze (brief); altemet: van tijd tot tijd

1072 Dit is het beroemde verhaal van de twee koningskinderen die elkaar niet konden krijgen, want het water was te diep. Leander, een prins uit Abydos, zwemt 's nachts heimelijk kilometers lang de Hellespont over om bij zijn geliefde Hero te zijn, priesteres van Venus in Sestus. Hij richt zich daarbij op een fakkel die Hero op haar toren altijd brandende houdt om hem te leiden. Tijdens een week stormachtig weer kan Leander niet zwemmen; als hij het toch probeert, dooft de storm Hero's fakkel uit, waardoor hij de kust niet vindt en verdrinkt. Wanneer Hero de volgende dag zijn lijk aan de voet van de toren vindt, werpt ze zich van verdriet in zee.