Princesse Liet-boec

[Leander en Hero] [vertaling][melodie]

SUyver Goddinne / O lieffste lieff /
Dien ick beminne / send ic dese brieff
Maer mocht ic comen / by u met vree⁷⁴⁹
Ic sou niet schromen / al voor de zee /
Sy is te stuer /⁷⁵⁰
Ach quade vuer /⁷⁵¹
T'quetst mijn natuer /
En al mijn sinnen mee.

Och mocht ic swemmen / met eenen moet /⁷⁵²

Ick soud betemmen
Die Zee onvroet /⁷⁵³
Want ick verlanghe
Nae u soo seer /
Thert wort my banghe
Soo langs soo meer /
T'failleert my niet /⁷⁵⁴
O lieffste siet /
Oft int verdriet
Brenghdy mijn sinnen teer.

Lijden en duchten / en daer toe pijn

Stenen en suchten /⁷⁵⁵
Dat moet my zijn /
Ick moet ontbeeren / u mijn Princes
Het doet my deeren / schoone matres /⁷⁵⁶
Waer de zee stil /
Twas wel mijn wil /
Sonder gheschil⁷⁵⁷
By u te zijn seer fris.⁷⁵⁸

O wreede baren / o stercke vloet /

Wilt nu doch sparen / een minnaer goet

749 met vree: ongehinderd

750 stuer: woest

751 vuer: wellust

752 met eenen moet: stoutweg

753 onvroet: onberekenbaar

754 niets blijft mij bespaard

755 stenen: steunen

756 matres: meesteres

757 gheschil: tegenwerking

758 fris: gezond

[p. 42]

 

Maeckt toch gheen clachten / o roode mont

 

Wilt my verwachten / in corter stondt

 

Sach ick voorwaer / schoon lief eerbaer u aen schijn claer.⁷⁵⁹

 

Soo waer ick heel ghesont.

 

Venus haer crachten / doen mijn groot leet

 

Ick moet versmachten / schoon lief dit weet

 

O fleur van vrouwe / denckt toch geen quaet

 

Schoone kersouwe / myn niet en haet.⁷⁶⁰

 

Peynst toch om my / als ick om dy

 

Schoon liefken bly

 

Off ick word desperaet.

 

Schoon lief verheven / tis niet myn schult

 

Wilt my vergheven en hebt ghedult

 

Opperste heer / diet al regeert⁷⁶¹

 

Betert het weer / het wort begheert

 

Op dat het vreucht /

 

Mach zijn met verheucht?

 

Ick heb u deucht

 

Schoon lief te lang ontbeert.

SChoon lief mijn droevige sanck
Mach die u niet verdriete?⁷⁶²
Want al myn troost is cranck
Dien ick van u gheniete
Mijn hert in liefden blaeckt
Meer dan ick can uyt spreecken.
Nae u mijn liefde haect⁷⁶³
Mijn oogen vloeyen als beecken
Comt toch schoon lief en maeckt⁷⁶⁴
Bewijst aan my de liefden teecken.

Als ick u laestmael sprack /

Doen wast my een verblyen
Gheen vreucht my en ghebrack
En nu anders niet dan lyen
Hoe comt dat ghy nu koen?⁷⁶⁵
Die straffe dus gaet vreesen?
Meer dan ghy placht te doen⁷⁶⁶

759 Sach ick [...]: Als ik [...]

760 kersouwe: madelief

761 diet al: die het al (hemel en aarde)

762 verdriete: mishagen

763 heact: heftig verlangt

764 maeckt: kom in actie

765 koen: dapper (bij ghy)

766 hier eindigt de vraagzin

[p. 43]

 

Als ghy myn quaemt ghenesen /

 

Mijn hert sou in liefden voen:

 

Och mocht ick by u wesen.

 

Als ick denck om den tijdt

 

Dat wy by malcanderen waren /

 

Ick bender noch om verblyt

 

Dit moet ick u verclaren

 

Ick sal vrolijck en goet

 

U minnelijck ontfanghen

 

Swemt neerstich en hebt goeden moet⁷⁶⁷

 

Ick hebber naer verlanghen /

 

Neptunus sal gheven voorspoet⁷⁶⁸

 

Aeolus sal niet letten u ganghen.⁷⁶⁹

 

Laet Boreas dan ruysschen fel⁷⁷⁰

 

Als ghy leght in myn armen

 

Dan sal verdwijnen al mijn ghequel

 

Ende laten al myn karmen⁷⁷¹

 

Ick hebt u toebetrout /

 

Dat ghy sout hier verschijnen

 

Onslaet u armen stout /⁷⁷²

 

En wiltse door de zee pijnen⁷⁷³

 

Och zijdy nu verflout?

 

So moet ick heel verdwijnen.

 

De maen sal met zijn claer gesicht

 

U soo lustich bestralen

 

En van mynen thoorn sult ghy t'licht⁷⁷⁴

 

Sien op dat ghy niet sult d'walen /

 

Ick sal u comen int ghemoet

 

En swemmen in zee u teghen

 

Al sout costen mijn roode bloet

 

Want ick ben tot u gheneghen

 

Laet loopen dan die felle vloet⁷⁷⁵

 

Als wy by malcanderen sijn gheleghen.

 

Och liefde wat doet ghy al /

 

Wat konde ghy al bedrijven

 

Of hy creech eenich misval⁷⁷⁶

 

Jae waer sou ick dan blyven

 

Spaert toch u jonghe lijf

 

Wilt het so niet avontueren

 

Of ick ben een bedruckt wijf

767 neerstich: vasthoudend

768 Neptunus: god van de zee

769 Aeolus: god van de winden, die hij in zijn grot opsluit of vrij laat waaien

770 Boreas: een van de vier winden, de koude noordenwind

771 karmen: gekerm

772 Onslaet: spreidt uit; stout: moedig

773 pijnen: vermoeien

774 thoorn: toren

775 Laet loopen: laat gaan, vergeet

776 Stel dat hij (Leander) een ongeluk krijgt,

[p. 44]

 

En blijff in swaer dolueren /⁷⁷⁷

 

Ghy sult cryghen beter grieff⁷⁷⁸

 

Want ghy sout te veel besueren.

 

Prince

 

Prince dit is mijn meeste sucht⁷⁷⁹

 

Dat ghy my sult vergheten /

 

En noch hoor ick dat ghy ducht⁷⁸⁰

 

Voor my⁷⁸¹ ick latet u weten /

 

Schoon lieff dat niet en peynst

 

Dat ick u sal failleren⁷⁸²

 

Mijn lieft is ongheveynst /

 

Wilt my houwen in eeren:

 

Want liefken dit is het reynst

 

Oprechte liefde te hanteeren.

777 dolueren: ellende

778 grieff: verdriet

779 meeste sucht: grootste angst

780 En noch: toch

781 Voor my: hierna begint een nieuwe zin

782 failleren: gaan ontbreken

748 Dit is het geliefde verhaal van de twee koningskinderen die elkaar niet konden krijgen, want het water was te diep. Leander, een prins uit Abydos, zwemt 's nachts heimelijk kilometers lang de Hellespont over om bij zijn geliefde Hero te zijn, priesteres van Venus in Sestus. Hij richt zich daarbij op een fakkel die Hero op haar toren altijd brandende houdt als baken. Tijdens een week stormachtig weer kan Leander niet zwemmen; als hij het toch probeert, dooft de storm Hero's fakkel uit, waardoor hij de kust niet vindt en verdrinkt. Wanneer Hero de volgende dag zijn lijk aan de voet van de toren vindt, werpt ze zich van verdriet in zee.