| |
| |
| |
Gastdichter
Stefan Hertmans
Januari | Eerste dood
witte grenzen van geheugen.
Gooi op de laatste plekken
van je ingesneeuwde, zwarte zelf.
Gooi op je zwarte ziel, je
namaaklijven van geronnen bloed.
Wit bloed, heet en verhevigd,
die, je omarmend in herkenning,
met zijn schrijnende lichaam
| |
Februari | Tweede dood
(Staro Sarajevo)
De laatste van de zeven heuvels
stijgt plots ranzig in zijn rook;
bloesems van rottend ingewand
wurgen de slaapstad in zijn droom.
Een marktplein toont zijn onderkant.
Schillen en pitten van een volk
zijn op een brandend monument beland.
Een jongen van een jaar of tien,
fluitend omdat een veel te
gaat met zijn fiets riolen in
en rijdt tot bij de overkant.
Daar gaat hij wroeten in gewrichten,
vingelnagels, open navels en een
Hij vindt zijn moeder in het rood.
Voordat hij bloemen spuwend in
hoort hij haar krijsen in
| |
| |
| |
Maart | Faust
We waren met vijfhonderd,
sprong over hindernissen,
beken, sloot zich in rijen
over bruggen, terwijl het
openstaande bloezen in de kou.
Ik kreeg een hekel aan kerels,
Ik wou niet meer naar huis terug,
vergaf mijn naam, begon alleen
Soms hoor ik ze nog rennen,
Ooit liet een oude alchemist
zich om die stem, dat zingen
te tekenen, in duivelsnaam,
| |
April in Paris | Antiquités
zag ik, in een kleine vitrine,
een bronzen instrument waarmee
een mens een alligator kan beminnen.
De heer Monge was een polytechnicus;
het instrument was scherp,
Ik wou er niet meteen naar binnen
want de muziek, vind ik, behoort de
Rood schuurde, nu en dan, de zon
Een man met open gulp bood me
De stad is mijn terrein, dacht ik,
en stapte resoluut naar binnen.
Daar blonk een scalpel van Foucault,
een hart van ijzerdraad, een
robot-kakkerlak om overdruk
mee afte tappen. Ik wou zeer stil
teruggaan op mijn stappen, maar toen
keek ik in ogen die men niemand
gunt, ik gooide credit cards, condomen
en een oud lorgnet over de toog
maar hij die op mijn lichaam boog,
zag ik luidop van bronzen longen
| |
| |
| |
Mei | De spreeuwen
Een grote zwarte vogel kokhalst
donker voedsel in een gele,
's middags slapen we met de katten
Er is alleen dit zeer aandoenlijk
voeden van die grote zwarte vogel
terwijl ik, zittend op een tak,
| |
Juni | De jaren
Plots, bij uitslaande brand,
heb ik de smaak van ijspegels
Japanse glazen van de serre,
en proef de glazen wortel
in mijn bijtende kleine hand.
Hij smaakt naar uren zonder tijd,
Smeltbare, likbare vluchtigheid.
Inmiddels slaan de vlammen hoog,
de glazen en de monden droog.
Water, dat door de hitte in
de ogen welt, verliest zijn smaak
|
|