Recensie
Hester Knibbe
Apollo is verdwenen
Hanneke KlinkertGa naar eindnoot+
Hester Knibbe was genomineerd voor de VSB-poëzieprijs met de bundel Een hemd van vlees. Waar de titel van die bundel een logisch vervolg suggereert op Knibbes vorige bundel, Meisje in badpak, kiest de dichteres niet langer voor authenticiteit, maar voor een eenzijdig beeld van de werkelijkheid. Haar poëzie verhult kennelijk niks meer. Hanneke Klinkert vraagt zich af wat zich precies openbaart en of het een meerwaarde heeft.
IN HET CITAAT van Marguerite Yourcenar dat Hester Knibbe als motto koos voor haar vorige bundel, Meisje in badpak (1992), gaat het over de beschermende werking van woorden, waaronder men net als onder kleding rustig naakt kan zijn. In deze bundel bepaalde Knibbe haar plaats als dichteres ten opzichte van de wereld. Zij kwam uiteindelijk tot een dubbelpositie, net als Persephone: deels in de onderwereld en deels in de bovenwereld. In Knibbes nieuwe bundel, Een hemd van vlees, is er van die plaatsbepaling geen sprake meer. Er blijkt voor de dichteres nu maar één wereld te bestaan en die biedt weinig perspectief: dromen zijn bedrog, niets beklijft.
Meisje in badpak was ondanks de vele verwijzingen naar de Griekse mythologie een eigentijdse bundel over een herkenbare problematiek: ‘wie is hij, waar ben ik | | en wie’. Knibbe leek zich in te schrijven in de traditie van het modernisme uit het begin van deze eeuw. Het motto van Een hemd van vlees, ontleend aan T.S. Eliot, lijkt deze ontwikkeling te bevestigen. Knibbe lijkt gepreoccupeerd geraakt te zijn met het tijdsprobleem van Eliot: ‘I can only say, there we have been: but I cannot say where. | And | cannot say, how long, for that is to place it in time.’ Maar waar Eliot tijd in eeuwigheid liet vloeien, doet Knibbe net het omgekeerde: zij beperkt haar gedichten in ruimte en tijd. Het verleden is voor haar definitief voorbij: ‘Apollo is verdwenen. | Men heeft een koord rond het gemis gelegd.’ Wat rest is een momentopname van het heden, dat geen ander perspectief biedt dan de dood. Vooral in de eerste afdeling van deze bundel, ‘Een verdwenen Apollo’, is de verstarring en de vervreemding alomtegenwoordig. Ook de mogelijkheden van de menselijke geest om het verleden levend te houden, de poëzie inbegrepen, staan steeds in het teken van het verval.
Net zo misleidend als het motto van Eliot zijn een aantal aan Gerrit Achterberg ontleende titels van gedichten, zoals ‘Delphi’, ‘Thebe’ en ‘Code’. Achterberg probeerde zich via de taal een toegang te verschaffen tot het dodenrijk. De dood was voor hem eerder een medium om zich met de geliefde te verenigen, een levensbeginsel, dan een afschrikwekkend verschijnsel of het absolute einde. Bij Knibbe wint de dood, het gemis.
Ook de titel van de bundel is misleidend: Een hemd van vlees is formeel erg gekunsteld. Knibbe gebruikt uit effectbejag opvallende enjambementen, waarvan de effectloosheid echter bij momenten irriteert. Nog storender zijn de ellipsen, die de dichteres bij Kopland gehaald lijkt te hebben maar die wezensvreemd zijn aan haar ritmische stijl met lange, over de versregels doorlopende zinnen. En voor de talloze huiselijke beelden in deze bundel lijkt Knibbe te leen zijn geweest bij Gerlach en Hertzberg. Het wordt hoog tijd dat Hester Knibbe haar positie bepaalt ten opzichte van andere dichters. Om die eigenheid te vinden, kan de dichteres maar het best vertrekken bij Meisje in badpak en misschien ook bij de afdeling ‘Matroesjka’ uit Een hemd van vlees.