| |
| |
| |
Een tekst van Daniil Charms
vertaald door Jo Govaerts.
Deze vertaling wordt binnenkort gebruikt in een theaterproductie van Walpurgis (met muziek van Peter Vermeersch).
1.
Kolka Pankin besloot om eens wat verder weg op stap te gaan.
- Ik ga naar Brazilië, - zei hij aan Petka Jersjov.
- En waar bevindt zich dat Brazilië? - vroeg Petka.
- Brazilië bevindt zich in Zuid-Amerika, - zei Kolka, - daar is het heel warm, er zijn apen en papegaaien, er groeien palmen, er vliegen kolibries, er sluipen roofdieren rond en er leven wilde stammen.
- Indianen? - vroeg Petka.
- Zoiets als indianen, - zei Kolka.
- En hoe kan je daar geraken? - vroeg Petka.
- Per vliegtuig of per boot, - zei Kolka.
- En hoe ga jij er naartoe? - vroeg Petka.
- Ik ga er met het vliegtuig naartoe, - zei Kolka.
- Waar neem je dat dan? - vroeg Petka.
| |
| |
- Ik ga naar de luchthaven, als ik het vraag, zullen ze het mij geven, - zei Kolka.
- Wie zal het je geven? - vroeg Petka.
- Ik heb daar allemaal kennissen, - zei Kolka.
- Wat voor kennissen heb je daar dan? - vroeg Petka.
- Verschillende, - zei Kolka.
- Je hebt daar helemaal geen kennissen, - zei Petka.
- Jawel! - zei Kolka.
- Niet waar! - zei Petka.
- Jawel!
- Niet waar!
- Jawel!
- Niet waar!
Kolka Pankin en Petka Jersjov besloten om de volgende dag naar de luchthaven te gaan.
| |
2.
Kolka Pankin en Petka Jersjov gingen de volgende dag heel vroeg van huis. Het was een heel eind tot aan de luchthaven, maar omdat het mooi weer was en ze geen geld hadden voor de tram, gingen Kolka en Petka er te voet heen.
- Ik ga echt en zeker naar Brazilië, - zei Kolka.
- Zal je dan brieven naar mij schrijven? - vroeg Petka.
- Natuurlijk, - zei Kolka, - en als ik terugkom, breng ik een aap voor je mee.
- En breng je ook een vogel mee? - vroeg Petka.
- Ik zal ook een vogel meebrengen, - zei Kolka, - wat voor een wil je, een kolibri of een papegaai?
- Wat is beter? - vroeg Petka.
- Een papegaai is beter, die kan praten, - zei Kolka.
| |
| |
- En kan hij ook zingen? - vroeg Petka.
- Zingen kan hij ook, - zei Kolka.
- Kan hij dan noten lezen? - vroeg Petka.
- Nee, noten lezen kan hij niet. Maar je zingt hem iets voor, en de papegaai zingt het na, - zei Kolka.
- Breng je echt een papegaai voor me mee? - vroeg Petka.
- Echt en zeker, - zei Kolka.
- En als je er nu geen meebrengt? - vroeg Petka.
- Ik heb toch gezegd dat ik er een meebreng, dan breng ik er ook een mee, - zei Kolka.
- Je brengt er geen mee! - zei Petka.
- Ik breng er wel een mee, - zei Kolka.
- Niet waar! - zei Petka.
- Jawel! - zei Kolka.
- Niet waar!
- Jawel!
- Niet waar!
- Jawel!
- Niet waar!
Maar toen kwamen Kolka Pankin en Petka Jersjov bij de luchthaven aan.
| |
3.
Op de luchthaven was het heel interessant. De vliegtuigen reden één na één over de grond, en dan - één, twee, drie - waren ze ineens al in de lucht - eerst nog laag, maar daarna hoger, en daarna nog hoger, en daarna maakten ze een zwenking en vlogen helemaal weg. Op de grond wachtten er nog een stuk of acht vliegtuigen die ook klaar stonden om te taxiën en weg te vliegen. Kolka Pankin koos er één uit en terwijl hij het aanwees, zei hij aan Petka Jersjov:
- Met dat vliegtuig ga ik naar Brazilië.
| |
| |
Petka nam zijn pet af en kamde door zijn haar. Hij zette het petje weer op en vroeg:
- Zullen ze je dat vliegtuig geven?
- Natuurlijk, - zei Kolka, - de piloot is een kennis van mij.
- Een kennis? Hoe heet hij dan? - vroeg Petka.
- Heel gewoon - Pavel Ivanovitsj, - zei Kolka.
- Pavel Ivanovitsj? - vroeg Petka nog eens.
- Jawel, - zei Kolka.
- En zal je het aan hem vragen? - vroeg Petka.
- Natuurlijk. Kom, we gaan samen, dan hoor je het zelf, - zei Kolka.
- En als hij het vliegtuig nu niet geeft? - vroeg Petka.
- Hoezo, niet geven. Als ik het vraag, geeft hij het toch, - zei Kolka.
- En als je het niet vraagt? - zei Petka.
- Maar ik zal het vragen, - zei Kolka.
- Je bent bang! - zei Petka.
- Niet waar, ik ben niet bang, - zei Kolka.
- Een beetje toch! - zei Petka.
- Niet waar, nog geen klein beetje! - zei Kolka.
- Een beetje! - zei Petka.
- Niet waar, geen beetje! - zei Kolka.
- Een beetje!
- Niet waar, geen beetje!
Kolka Pankin en Petka Jersjov hepen naar de piloot.
| |
4.
De piloot stond bij het vliegtuig en waste wat schroefjes in een klein bakje waar benzine in gegoten was. Zelf was hij helemaal in leer gekleed, en naast hem op de grond lagen nog leren handschoenen en een leren helm.
| |
| |
Kolka Pankin en Petka Jersjov stapten op hem toe.
De piloot nam de schroefjes terug uit de benzine, legde ze op een richel van het vliegtuig, en legde nieuwe schroefjes in de benzine om hen schoon te maken.
Kolka keek zich de ogen uit zijn kop en zei:
- Dag Pavel Ivanovitsj!
De piloot keek eerst naar Kolka, daarna naar Petka, en daarna draaide hij zich weer om. Kolka bleef koppig staan en zei nog eens:
- Dag Pavel Ivanovitsj!
De piloot keet toen eerst naar Petka, daarna naar Kolka, en toen zei hij, met zijn ene been wrijvend over zijn andere been:
- Ik heet niet Pavel Ivanovitsj, maar Konstantin Konstantinovitsj, en ik ken helemaal geen Pavel Ivanovitsj.
Petka proestte in zijn vuist, Kolka gaf Petka een klap, Petka trok een ernstig gezicht, en Kolka zei tot de piloot:
- Konstantin Konstantinovitsj, Petka Jersjov en ik hebben besloten om naar Brazilië te vliegen, wilt u ons uw vliegtuig niet lenen?
De piloot begon te lachen:
- Ha-ha-ha-ha-ha-ha! Wat bedoelen jullie - hebben jullie werkelijk besloten om naar Brazilië te vliegen?
- Ja, - zei Kolka.
- Vliegt u met ons mee? - vroeg Petka.
- Maar wat denken jullie wel, riep de piloot uit, - dat ik jullie zomaar een vliegtuig geef? Je bent gek. Maar als jullie mij betalen, kan ik jullie naar Brazilië brengen. Wat geven jullie mij daarvoor? Kolka scharrelde wat in zijn zakken, maar vond er niets.
- Geld hebben we niet, - zei hij aan de piloot, - maar misschien neemt u ons wel voor niets mee?
- Nee, voor niets neem ik jullie niet mee, - zei de piloot en draaide zich om om iets te gaan doen in het vliegtuig.
| |
| |
Plots zwaaide Kolka met zijn handen en riep:,
- Konstantin Konstantinovitsj! Wilt u een pennemes? Een heel goed, er zijn drie messen aan. Twee zijn er wel gebroken, maar het derde is nog heel, en erg scherp. Ik heb het eens in een deur geplant, en ik stak er meteen dwars doorheen.
- Wanneer was dat? - vroeg Petka.
- Wat gaat jou dat aan? In de winter! - maakte Kolka zich kwaad.
- En welke deur was dat waar je dwars doorheen hebt gestoken? - vroeg Petka.
- Die van de bergruimte, - zei Kolka.
- Maar daar is niets aan, - zei Petka.
- Dan hebben ze er een nieuwe deur in gezet, - zei Kolka.
- Nee, ze hebben er geen nieuwe in gezet, de deur is oud, zei Petka.
- Niet waar, ze is nieuw, - zei Kolka.
- En geef dat mes maar aan mij, - zei Petka, - dat is mijn mes, ik heb het jou alleen maar gegeven om een touwtje door te snijden, maar je hebt het nog altijd niet teruggegeven.
- Hoezo - jouw mes? Dat mes is van mij, - zei Kolka.
- Niet waar, dat mes is van mij! - zei Petka.
- Niet waar, van mij! - zei Kolka.
- Niet waar, van mij! - zei Petka.
- Niet waar, van mij!
- Niet waar, van mij!
- Al goed, paljassen, - zei de piloot, - stap in het vliegtuig, jongens, we vliegen naar Brazilië.
| |
5.
Kolka Pankin en Petka Jersjov vlogen met het vliegtuig naar Brazilië.
Dat was kei-interessant. De piloot zat op de voorste bank, alleen zijn helm was zichtbaar. Alles was perfect, de motor maakte al veel
| |
| |
lawaai, het was moeilijk om te praten. En als je vanuit het vliegtuig naar de aarde keek, dan, wow, zo weids - adembenemend!
En op aarde was alles zo klein, zo klein, en alsof het niet met de juiste kant aan elkaar was gezet.
- Pet-ka! - roept Kolka. - Kijk, wat een schots-en-scheve stad!
- Wa-a-at? - roept Petka.
- Sta-ad! - roept Kolka.
- Ik hoor nie-iets! - roept Petka.
- Wa-a-at? - roept Kolka.
- Komen we bijna in Brazilië aan? - roept Petka.
- Welke Adriaan? - roept Kolka.
- Mijn pet is weggevlogen! - roept Petka.
- Een gebed? - roept Kolka.
- Gis-te-ren! - roept Petka.
- Noord-Amerika! - roept Kolka.
- Na-vi-da-ri-di-a! - roept Petka.
- Wa-at? - roept Kolka.
Plots was het leeg in hun oren, en het vliegtuig begon te landen.
| |
6.
Het vliegtuig sprong over wat bulten heen en kwam toen tot stilstand.
- We zijn er, - zei de piloot.
Kolka Pankin en Petka Jersjov keken rond.
- Petka, - zei Kolka, - kijk, dat is nu Brazilië!
- Is dit dan Brazilië? - vroeg Petka.
- Maar, domkop, zie je dat dan niet? - zei Kolka.
- En wat voor mensen lopen daar dan? - vroeg Petka.
- Waar? Ah, ik zie het, - zei Kolka, - dat zijn inboorlingen, wilden.
Zie je, hun hoofden zijn wit. Dat zijn pruiken die ze hebben gemaakt uit grassen en stro.
| |
| |
- Waarom? - vroeg Petka.
- Dat is hun gewoonte, - zei Kolka.
- Maar kijk, volgens mij hebben ze gewoon zo'n haar, - zei Petka.
- En als ik je nu zeg dat dat veren zijn, - zei Kolka.
- Niet waar, dat zijn haren! - zei Petka.
- Niet waar, dat zijn veren! - zei Kolka.
- Niet waar, haren!
- Niet waar, veren!
- Niet waar, haren!
- Wel, klimmen jullie nog uit het vliegtuig, - zei de piloot tot hen,
- Ik moet weer gaan vliegen.
| |
7.
Kolka Pankin en Petka Jersjov klommen uit het vliegtuig en liepen de inboorlingen tegemoet. De inboorlingen bleken klein van gestalte te zijn, vuil en witblond. Toen ze Kolka en Petka opmerkten, hielden de inboorlingen halt. Kolka zette een stap vooruit, stak zijn rechterarm op en sprak.
- Oach! - zei Kolka tot hen in het Indiaans.
De inboorlingen openden hun mond en stonden sprakeloos.
- Gapakoek! - zei Kolka tot hen in het Indiaans.
- Wat zeg je daar allemaal? - vroeg Petka.
- Ik spreek met hen in het Indiaans, - zei Kolka.
- Waar heb jij Indiaans opgestoken?, - vroeg Petka.
- Ik had zo'n boek, en daaruit heb ik het geleerd, - zei Kolka.
- Ach jij, klets maar raak, - zei Petka.
- Hou op! - zei Kolka. - Inam kos! - zei hij tot de inboorlingen in het Indiaans.
Plots begonnen de inboorlingen te lachen.
- Kerek eiri jalei, - zeiden de inboorlingen.
| |
| |
- Ara toki, - zei Kolka.
- Mita? - vroegen de inboorlingen.
- Schei uit, laten we verder gaan, - zei Petka.
- Pilgedrau! - riep Kolka.
- Peirkilja! - begonnen de inboorlingen te roepen.
- Koelmeigoeinki! - riep Kolka.
- Peirkilja, peirkilja! - riepen de inboorlingen.
- Laten we weglopen! - riep Petka. - Ze willen vechten.
Maar het was al te laat. De inboorlingen wierpen zich op Kolka en begonnen hem af te troeven.
- Politie! - riep Kolka.
- Peirkilja! - riepen de inboorlingen.
‘Moe-moe-oeoe’, - loeide een koe.
| |
8.
Nadat ze Kolka naar behoren in elkaar geslagen hadden, liepen de inboorlingen, met veel opwaaien van stof, weg. Kolka stond er verward en totaal verfomfaaid bij.
- Pe-pe-pe-pe-petka, - zei hij met een bevende stem. - Ik heb de inboo-oo-oo-oorlingen er goed van langs gegeven. De ene van hie-ie-ie-ier, en de andere van daa-aa-aa-aar.
- Maar zij waren het toch die jou sloegen? - vroeg Petka.
- Ben je gek! - zei Kolka - Ik stapte er toch op af om hen te pakken:
Eén-twee, Eén-twee, Eén-twee!
‘M-moe-oeoe’, - klonk er plots vlakbij Kolka's oor.
- Ai! - riep Kolka uit en hij zette het op een lopen.
- Kolka! Ko-olka-a-a! - riep Petka.
Maar Kolka liep zonder omkijken.
Ze liepen en liepen,
liepen n liepen
| |
| |
liepen n liepen,
en pas toen ze het bos bereikt hadden, hield Kolka halt.
- Oef! - zei hij, en hij slaakte een zucht.
- Wat? - vroeg Petka.
- Heb je die bizon gezien? - vroeg Kolka.
- Waar? - vroeg Petka.
- Wel, daar. Hij wierp zich op ons, - zei Kolka.
- Maar was dat dan geen koe? - vroeg Petka.
- Wat zeg je nu weer, hoe kan dat nu een koe zijn. In Brazilië zijn er geen koeien, - zei Kolka.
- Maar hebben bizons dan een belletje rond hun nek? - vroeg Petka.
- Ja, - zei Kolka.
- Vanwaar hebben ze dan dat belletje? - vroeg Petka.
- Van de Indianen. De Indianen vangen altijd bizons, hangen hen een belletje om de nek, en laten hen dan weer lopen.
- Waarom? - vroeg Petka.
- Dat is hun gewoonte, - zei Kolka.
- Niet waar, bizons hebben geen belletje, en dat was een koe, - zei Petka.
- Niet waar, een bizon! - zei Kolka.
- Niet waar, een koe! - zei Petka.
- Niet waar, een bizon!
- Niet waar, een koe!
- Niet waar, een bizon!
- En waar zijn de papegaaien? - vroeg Petka.
| |
9.
Eerst was Kolka Pankin zelfs helemaal in de war.
- Welke papegaaien? - vroeg hij aan Petka Jersjov.
-Je hebt toch beloofd om papegaaien voor mij te vangen als we in
| |
| |
Brazilië zouden zijn. Als dit Brazilië is, moeten er hier ook papegaaien zijn, - zei Petka.
- Papegaaien zijn er niet te zien, maar daar zitten wel kolibri's, - zei Kolka.
- Bedoel je daar in die den? - vroeg Petka.
- Dat is geen den, maar een palm, - zei Kolka beledigd.
- Op foto's zien palmen er nochtans anders uit, - zei Petka.
- Op foto's zijn ze misschien anders, maar in Brazilië zijn ze zo, - maakte Kolka zich kwaad. - Kijk liever naar die kolibri's.
- Ze lijken wel op onze mussen, - zei Petka.
- Ze lijken erop, - stemde Kolka in, - maar ze zijn kleiner van gestalte.
- Niet waar, groter! - zei Petka.
- Niet waar, kleiner! - zei Kolka.
- Niet waar, groter! - zei Petka.
- Niet waar, kleiner! - zei Kolka.
- Niet waar, groter!
- Niet waar, kleiner!
- Niet waar, groter!
- Niet waar, kleiner!
Plots was er achter de rug van Kolka en Petka lawaai te horen.
| |
10.
Kolka Pankin en Petka Jersjov draaiden zich om.
Een of ander monster kwam er recht op hen af.
- Wat is dat? - vroeg Kolka angstig.
- Dat is een auto, - zei Petka.
- Dat kan niet! - zei Kolka. - Wat komt een auto in Brazilië doen?
- Dat weet ik niet! - zei Petka, - maar dat is in ieder geval een auto.
| |
| |
- Dat kan niet! - zei Kolka.
- En ik zeg je dat het een auto is! - zei Petka.
- Niet waar, dat kan niet, - zei Kolka.
- Jawel, dat kan!
- Niet waar, dat kan niet!
- Wel, zie je nu dat het een auto is? - vroeg Petka.
- Ik zie het, maar het is toch heel vreemd, zei Kolka.
Intussen kwam de auto dichterbij gereden.
- Hé, jullie, jongens! - riep de man uit de auto. - De weg naar Leningrad, is dat naar rechts of naar links?
- Welk Leningrad? - vroeg Kolka.
- Hoezo welk! Gewoon, de stad, hoe rij ik daar naartoe? - vroeg de chauffeur.
Dat weten we niet, - zei Petka, en toen barstte hij plots in snikken.
- Meneer, - snikte hij, - neem ons mee naar de stad.
- Hoezo, komen jullie dan zelf uit de stad? - vroeg de chauffeur.
- Ja, - snikte Petka, - uit de Mosstraat.
- En hoe zijn jullie dan hier terechtgekomen? - verwonderde zich de chauffeur.
- Wel, Kolka, - snikte Petka, - beloofde dat hij ons naar Brazilië zou voeren, en heeft ons hier naartoe gebracht.
- Broezilië... Broezilië... Wacht even, Broezilië, dat is verderop, dat is ergens in de buurt van Tsjemigovsk, - zei de chauffeur.
- In de buurt van Chili... de Chileense republiek... Chili... Meer naar het zuiden, daar waar Argentinië is. Chili bevindt zich aan de kust van de Stille Oceaan, - zei Kolka.
- Meneer, - snifte Petka opnieuw, - breng ons naar huis.
- Al goed, al goed, - zei de chauffeur. - Stap in, de auto is toch leeg. Alleen is Broezilië niet hier, maar in de buurt van Tsjemigovsk.
En zo reden Kolka Pankin en Petka Jersjov met de auto naar huis.
| |
| |
| |
11.
Kolka Pankin en Petka Jersjov reden eerst zwijgend. Toen keek Kolka naar Petka en zei:
- Petka, - zei Kolka, - heb je die condor gezien?
- Nee, - zei Petka. - Wat is dat voor iets?
- Dat is een vogel, - zei Kolka.
- Een grote? - vroeg Petka.
- Een heel grote, - zei Kolka.
- Groter dan een raaf? - vroeg Petka.
- Natuurlijk! Het is de allergrootste vogel, - zei Kolka.
- Maar ik heb hem nergens gezien, - zei Petka.
- Maar ik heb hem wel gezien. Hij zat in de palm, - zei Kolka.
- In welke palm? - vroeg Petka.
- In de palm waar ook de kolibri in zat, zei Kolka.
- Dat was geen palm, maar een den, - zei Petka.
- Niet waar, een palm! - zei Kolka.
- Niet waar, een den! - zei Petka. - Palmen groeien alleen in Brazilië, maar niet hier.
- Maar we waren toch in Brazilië, - zei Kolka.
- Niet waar, we zijn er niet geweest! - zei Petka.
- Jawel, we zijn er geweest! - zei Kolka.
- We zijn er niet ge-weest! - riep Petka.
- Jawel, jawel, jawel, ja-we-e-el! - riep Kolka.
- Kijk, daar is Leningrad al te zien, - zei de chauffeur, en hij wees met zijn hand naar de schouwen en daken die tegen de hemel afstaken.
Gedaan
|
|