OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 4
(1985)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Surinaams Javaans: een introduktie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JavaansDe bakermat van het Javaans, en zoals we straks zullen zien ook van het Surinaams Javaans, ligt op het eiland Java in Indonesië. Zoals uit bijgaand kaartje blijkt, wordt echter niet op het gehele eiland Javaans gesproken: in het westelijk deel spreekt men Soendanees en in het noordelijk deel van Oost-Java Madoerees. De hoofdstad Jakarta en omgeving is Maleis-talig; iets meer naar het westen, in het gebied rond Banten, ligt een Javaans-talige enklave. Javanen zijn in de loop der eeuwen naar alle delen van de Indonesische archipel uitgezwermd. Men vindt Javaanse vestigingen in delen van Sumatra en Kalimantan, en door de transmigratiepolitiek van de regering groeit het aantal Javanen ook op andere eilanden gestadig. Maar ook buiten Indonesië hebben Javanen zich gevestigd. Zo zijn er Javaanse kolonies in Maleisië, Nieuw Caledonië en Suriname. Het aantal Javaans-sprekenden wordt geschat op 65 miljoen, waarvan ongeveer 65.000 (ofwel 0,1%) zich in Suriname bevindt. Ook al telt het Javaans binnen de Indonesische kontekst verreweg het grootste aantal sprekers, toch is het na de onafhankelijkheid in 1945 niet de officiële taal geworden. Het Maleis, dat reeds eeuwenlang als handelstaal had gefungeerd, leende zich hier beter voor. Nu het eenmaal officiële taal is geworden, spreekt men niet langer van Maleis maar van Bahasa Indonesia. De meeste Javanen in Indonesië zijn in meerdere of mindere mate tweetalig: thuis en in eigen kring wordt Javaans gesproken terwijl men in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
openbare leven, vooral waar kontakten met niet Javaans-sprekenden in het geding zijn, Bahasa Indonesia spreekt. De taalsituatie in Indonesië verschilt dus nogal van die in Suriname, waar het Nederlands de officiële taal is en het Sranan als een soort lingua franca fungeert. Over de gevolgen die dit heeft voor het Javaans, zowel in Indonesië als in Suriname, zullen we later spreken. Het Javaans behoort tot de Austronesische taalfamilie, die zich over een zeer groot gebied uitstrekt: van Madagaskar in het westen tot de Paaseilanden in het oosten. Enkele bekende talen die ertoe behoren zijn: het Malgache (in Madagaskar), het Tagalog (Filippijnen), Maori (Nieuw Zeeland), en in Indonesië het Bataks, Atjeh's, Maleis, Balinees, Javaans, Soendanees en Madoerees. Deze taalfamilie kenmerkt zich niet alleen door haar geografische uitgetrektheid maar ook door het grote aantal talen dat er deel van uitmaakt. Alleen in Indonesië zijn al meer dan tweehonderd talen. Het Javaans vormt samen met het Soendanees, Balinees en Madoerees een subgroep die o.a. gekenmerkt wordt door een, met name lexikaal, ver doorgevoerd onderscheid tussen informeel en formeel taalgebruik. In het Javaans is dit het verst doorgevoerd - zo ver dat men, ten onrechte overigens, zelfs van twee verschillende talen ging spreken. We komen later op dit toch wel vrij unieke taalverschijnsel, dat we ook in het Surinaams Javaans aantreffen, in het kort terug. Het Javaans telt 27 fonemen, en wel 6 klinkers en 21 medeklinkers.Ga naar eind1. Bij de klinkers speelt lengte geen rol - er is dus geen lang-kort verschil als in het Sarnami. Evenmin heeft het Javaans geaspireerde tegenover niet geaspireerde medeklinkers. Wel kent het, evenals het Sarnami, cerebrale medeklinkers. De woordstruktuur van het Javaans is vrij eenvoudig, in die zin dat er een sterke voorkeur is voor regelmatige afwisseling van klinkers en medeklinkers. Slechts een beperkt aantal clusters van konsonanten is toegestaan. Het S.J. heeft deze betrekkelijke eenvoud met het Sranan gemeen. Leenwoorden die niet aan het algemene patroon beantwoorden, worden aan de Javaanse woordstruktuur aangepast. Bij de bespreking van de leenwoorden in het Surinaams Javaans zullen we daar verschillende voorbeelden van zien. Het S.J. kent geen werkwoordsvervoegingen om tijden aan te geven. We kunnen alleen uit de kontekst of uit de situatie opmaken of we met een tegenwoordige tijd of een verleden tijd (of iets anders) te maken hebben. Voor het enkelvoud-meervoud onderscheid geldt hetzelfde: aan de vorm van het zelfstandig naamwoord zelf kan men het niet zien. Het is misschien goed te konstateren dat het S.J. meer gemeen heeft met het Sranan en Sarnami dan met het Nederlands. Op dit punt en op andere taalkundige kenmerken van het Javaans kunnen we in dit bestek niet verder ingaan. De wetenschappelijke bestudering van het Javaans vindt al ruim anderhalve eeuw plaats.Ga naar eind2. De eerste grammatika's en woordenboeken dateren van het begin van de vorige eeuw. In de loop der tijd zijn er vele taalboekjes, grammatika's en grotere of kleinere woordenboeken gevolgd. Het merendeel ervan is nu natuurlijk verouderd, want het Javaans is in al die tijd niet hetzelfde gebleven en de ontwikkelingen in de taalwetenschap hebben onze inzichten in het verschijnsel taal ingrijpend gewijzigd. Na de tweede wereldoorlog heeft de studie van het Javaans een nieuwe impuls gekregen door het werk van E.M. Uhlenbeck, die hoogleraar aan de Universiteit van Leiden was. Hij heeft vele taalkundige studies op zijn naam staan, met name op het gebied van de morfologie.Ga naar eind3. Om in de behoefte aan een modern leerboek te voldoen, verscheen in 1982 een Inleiding tot het modern Javaans van de hand van J.J. Ras. Op lexikografisch gebied is er na de tweede wereldoorlog in Nederland wei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nig gebeurd. Enkele jaren geleden werd het Javaans-Nederlands woordenboek van Pigeaud, dat in 1938 verscheen, fotografisch herdrukt. Een meer up-to-date woordenboek is het in 1974 in Amerika verschenen Javanese-English Dictionary van E.C. Horne. Evenals de lexikografie heeft ook de studie van de dialekten weinig aandacht gekregen. Voor de tweede wereldoorlog zijn er wel enkele monografie- en over bepaalde dialekten verschenen, maar deze zijn zowel theoretisch als feitelijk verouderd. Dit kan men niet zeggen van twee vrij recente publikaties, die getuigen van een hernieuwde belangstelling voor de Javaanse dialekten. In 1977 verscheen van de hand van Munadi Patmadiwiria een woordenboek van het dialekt van Banten en drie jaar later kwam Bernd Nothofer met een dialekt-geografische studie van een deel van het Javaanse taalgebied. Voor zover mij bekend is het Javaans dat in de Javaanse kolonies buiten Java wordt gesproken nooit onderwerp van studie geweest. Tot voor kort gold dit ook voor het Javaans van Suriname.Ga naar eind4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Surinaams JavaansVoordat we toekomen aan de vraag waarin het Surinaams Javaans zich van het Indonesisch Javaans onderscheidt, eerst iets over de historische achtergronden. Het S.J. is zoals gezegd de taal van de Surinamers van Javaanse afkomst. Het zijn de nazaten van de mensen die tussen 1890 en 1939 in Java geronseld en op de plantages in Suriname te werk gesteld werden. Men noemt hen meestal kortweg ‘Javanen’. Deze benaming verhult echter het feit dat er onder de kontraktanten ook mensen uit andere ethnische groepen waren, met name Soendanezen (uit West-Java) en Madoerezen (van het eiland Madoera en Oost-Java). Hoeveel het er waren is niet precies te zeggen: zowel de koloniale statistieken als de literatuur zwijgen hierover. Een streekproef die ik twee jaar geleden in de immigratieregisters te Paramaribo verrichtteGa naar eind5., leverde ruwweg de volgende percentages op: Javanen 90% - Soendanezen 5% - Madoerezen 0.5%. Van de 2.5% die uit Batavia afkomstig bleek te zijn, is de ethnische herkomst niet te traceren - behalve Javanen en Soendanezen zullen onder hen ook Maleiers zijn geweest. Als we naar de streek van herkomst kijken, dan blijkt het grootste deel (70%) uit Midden-Java afkomstig te zijn. Oost-Java volgt met 20%, terwijl nog geen 10% uit West-Java afkomstig is. Over de sociale afkomst van de kontraktarbeiders zegt de literatuur niet meer dan dat zij tot de laagste klasse behoorden. Deels kwamen zij van het platteland, deels uit de sloppenwijken van de grote steden. Zoals men uit het bovenstaande kan opmaken, waren niet alle kontraktanten bij aankomst in Suriname Javaans-talig. Er waren mensen onder die Soendanees of Madoerees of Maleis spraken - talen die weliswaar met het Javaans verwant zijn maar er toch aanzienlijk van verschillen. Daarnaast zullen er mensen zijn geweest die tweetalig waren, vooral Javaans/Maleis en Soendanees/Maleis. In de grote steden fungeerde het Maleis immers als kontakttaal tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Helaas zijn er geen exakte gegevens over de taalachtergrond van de kontraktanten en evenmin weten we hoe de kommunikatie aanvankelijk verliep. Wel kunnen we veilig stellen dat het Javaans vanaf het begin de dominante taal was. De niet-Javanen waren dus wel gedwongen om Javaans te leren - een proces dat des te gemakkelijker verliep daar ze in de werk- en woonsituatie dagelijks met Javanen in kontakt kwamen en vaak ook met Javanen huwden. Onder elkaar zullen ze wel hun eigen taal hebben gebezigd, want dit gebeurt zelfs nu nog. Hun kinderen zijn echter eentalig Javaans en dat betekent dat met het overlijden van de ex-kontraktanten ook het Soendanees, Madoe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rees en Maleis uit Suriname verdwijnen. Anno 1985 is het akkulturatieproces zo ver voortgeschreden dat bij hun nazaten zelfs het besef van Soendanees of Madoerees te zijn ontbreekt: men beschouwt zich als Javaan. Hoe dit precies in zijn werk is gegaan en welke invloed de niet-Javanen taalkundig en kultureel hebben gehad - op deze vragen moeten we het antwoord schuldig blijven. Uitgebreid archiefonderzoek en interviews met nog in leven zijnde exkontraktanten zullen hier wellicht meer duidelijkheid in verschaffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Surinaams Javaans versus Indonesisch JavaansEen van de problemen bij het vergelijken van het Javaans van Suriname met dat van Indonesië is dat het laatste nog maar zeer ten dele bestudeerd en beschreven is. Uhlenbeck baseert zijn studies voornamelijk op de standaardtaal en dan in het bijzonder de schrijftaal zoals we die in vooroorlogse publikaties aantreffen. De Javaanse spreektaal en de Javaanse dialekten hebben tot nu toe weinig aandacht gekregenGa naar eind6., en het zijn juist deze aspekten die bij een vergelijking van belang zijn. Het S.J. is immers voornamelijk een gesproken taal en vertoont allerlei dialektische kenmerken. Maar ik geloof dat het, met inachtneming van deze beperkingen, toch wel mogelijk is om een vergelijking te maken. Theoretisch zou het S.J. onder andere op de volgende punten van het I.J. kunnen verschillen: fonologie, morfologie, syntaxis, taalsoorten en lexikon. Op het gebied van de fonologie zijn, voorzover nu bekend, geen noemenswaardige verschillen aan te wijzen. Wel is er binnen het S.J. enige fonetische variatie, samenhangend met de verschillende dialektachtergrond van de sprekers. Zoals men kan verwachten is deze variatie het sterkst onder de mensen die in Java geboren zijn: zij vertonen in hun spraak de meeste dialektkenmerken. Ook op het gebied van de morfologie en syntaxis lijken er geen belangrijke verschillen te zijn. Op geen van deze terreinen is het S.J. wezenlijk ‘aangetast’ door vreemde invloeden. Hetzelfde geldt voor het systeem van de taalsoorten, dwz. het onderscheid tussen informeel en formeel Javaans. Hoewel de beheersing en het gebruik van de formele variant afneemt, vooral bij de jongeren, is het systeem als zodanig intakt gebleven. Er zijn wel enkele interessante verschillen met het I.J. te konstateren, zowel lexikaal als funktioneel. Ik kan hier niet dieper op ingaan omdat ik dan eerst het verschijnsel van de taalsoorten uiteen zou moeten zetten, hetgeen het kader van dit artikel te buiten gaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het lexikonHoewel het onderzoek nog gaande is, kunnen we wel zeggen dat het S.J. zich in de eerste plaats op lexikaal gebied van het I.J. onderscheidt. Dit is niet zo verwonderlijk, want het S.J. bevindt zich in een geheel andere kontekst (sociaal, kultureel en taalkundig) dan het Javaans in Indonesië. Dit komt met name tot uiting in het gebruik van leenwoorden: het I.J. heeft veel leenwoorden uit het Bahasa Indonesia terwijl het S.J. gekenmerkt wordt door een groot aantal woorden uit het Sranan en Nederlands. Het feit dat de meeste Surinaamse Javanen tweetalig Javaans/Sranan zijn terwijl de Javanen in Indonesië merendeels tweetalig Javaans/Bahasa Indonesia zijn, speelt hierbij een belangrijke rol. Ik zal hieronder iets dieper op de leenwoorden in het S.J. ingaan omdat deze in belangrijke mate het ‘gezicht’ van deze taal bepalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sranan leenwoordenNaar we mogen aannemen stamt de invloed van het Sranan uit de beginperiode van de Javaanse immigratie. Op de plantages was het Sranan immers de kontakttaal tussen de verschillende ethnische groepen. Hoe snel en in welke mate de Javanen deze taal hebben leren spreken valt niet te zeggen. Suparlan (1976: 134, 135) merkt op: ‘For a long time the Javanese have been bilingual’ maar zwakt dit even verder weer enigszins af: ‘Mostly they spoke broken Sranang Tongo’. Eerst de in Suriname zelf geboren generatie zou goed Sranan hebben leren spreken. Ismail (1949) konstateert dat er veel ‘Neger-Engelse’ woorden in het Javaans zijn binnengedrongen en hij noemt daarbij als voorbeeld:
Het interessante van dit lijstje is dat verschillende van deze woorden (fadon, sidon, kosti, eksi) in het S.J. van nu bepaald ongebruikelijk zijn en dus moeilijk als leenwoorden beschouwd kunnen worden. De woorden wasi, mulikGa naar eind7., gwènti zijn nog wél frekwent. Hoe het komt dat bepaalde leenwoorden blijkbaar in onbruik zijn geraakt terwijl andere zich hebben gehandhaafd, kunnen we bij gebrek aan gegevens over het vroegere S.J. slechts gissen. Het huidige S.J. kent, zoals gezegd, een groot aantal Sranan leenwoorden. Om enkele voorbeelden te noemen:
De voorbeelden laten zien hoe sommige Sranan woorden aan het Javaanse klanksysteem worden aangepast en Javaanse voor- en achtervoegsels krijgen. In sommige gevallen worden het leenwoord en het oorspronkelijke Javaanse woord naast elkaar gebruikt (bijv. prakséri naast nggagas; bèdi naast peturon/ambèn), in andere gevallen is het Javaanse woord bijna of geheel door het leenwoord verdrongen (bijv. alas - nu: busi; mâcâ - nu: nglési; ming - nu: soso). In het formeel Javaans worden Sranan leenwoorden zoveel mogelijk gemeden. Eén Sranan leenwoord heeft een formele variant gekregen, nl. gwènti - in formeel Javaans is het gwèntos. Het gebruik van gwèntos wordt echter door vele sprekers van de taal afgekeurd of op z'n minst belachelijk gevonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse leenwoordenDe meeste Javaanse kontraktanten kenden, hoewel ze uit ‘Nederlands’-Indië kwamen, geen Nederlands. Op de plantages in Suriname zorgden tolken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de kommunikatie met de autoriteiten. Kennis van het Nederlands was daardoor niet noodzakelijk. Dit werd het pas toen men naar de stad verhuisde en/of een baantje bij de overheid kreeg. De Javanen die in Suriname geboren werden kwamen via het onderwijs in kontakt met het Nederlands en waarschijnlijk zijn de Nederlandse woorden vooral via deze weg in het S.J. terecht gekomen. Zoals we in onderstaande voorbeelden zien, zijn daarbij ook typisch Surinaams-Nederlandse woorden, die van het algemeen Nederlands (A.N.) afwijken.
We zien hier dezelfde verschijnselen van aanpassing aan het Javaanse klanksysteem en gebruik van voor- en achtervoegsels. Sommige van deze leenwoorden hebben het Javaanse woord zo goed als verdrongen (bijv. wluku - nu: pluk; wernâ - nu: klir). In andere gevallen (bijv. ambung naast sun; bos naast tundun) heeft het Javaanse woord stand gehouden. In formeel Javaans gebruikt men zo weinig mogelijk Nederlandse leenwoorden. Formele varianten van Nederlandse leenwoorden zijn mij niet bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bahasa Indonesia leenwoordenDe leenwoorden uit de Bahasa Indonesia zijn veel geringer in aantal dan die uit het Nederlands en Sranan. Bahasa Indonesia is voor de meeste Javaanssprekenden in Suriname letterlijk een vreemde taal. Er zijn enkele situaties waarin ze met deze taal in kontakt komen:
Deze kontakten zijn echter weinig frekwent en intensief, althans voor het grootste deel van hen, zodat de beïnvloeding van de Bahasa Indonesia maar van beperkte betekenis kan zijn. De Bahasa Indonesia leenwoorden zijn niet alleen geringer in aantal (dan die uit het Sranan en het Nederlands), maar worden in de dagelijkse omgangstaal ook minder gebruikt. Men hoort ze het meest in formele situaties, zoals in toespraken en Javaans-talige radioprogramma's. Hieronder enkele voorbeelden van Bahasa Indonesia leenwoorden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals bovenstaande voorbeelden ook al aangeven, behoren de meeste leenwoorden uit de Bahasa Indonesia tot de formele sfeer. Andere vormen van taalgebruik, zoals het ‘slang’ van jongeren en het populaire Jakartaans, dringen nauwelijks in Suriname door. De linguistische en kulturele afstand tussen beide landen is daarvoor blijkbaar te groot. Vele aspekten van beïnvloeding door andere talen moeten onbesproken blijven, zoals de invloed van het Sarnami, van het Guyanees Engels in Nickerie en het Frans in Frans Guyana, waar zich een heel kleine Javaanse kolonie bevindt. Ik hoop echter met het bovenstaande voldoende duidelijk te hebben gemaakt dat het Surinaams Javaans met name onder invloed van het Sranan en het (Surinaams) Nederlands een typisch Surinaams karakter gekregen heeft, waarin het zich duidelijk van het Indonesisch Javaans onderscheidt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De positie van het Surinaams JavaansAls we kijken naar het aantal sprekers dan is het Surinaams Javaans de op twee na grootste nationale taal van Suriname. Minstens 60.000 Surinamers bedienen zich dagelijks van deze taal. Betekent dit dat het S.J. een sterke positie heeft? Als dagelijkse omgangstaal in de huiselijke sfeer heeft het zich redelijk kunnen handhaven. Dit is vooral te danken aan het feit dat Javaans-sprekenden in het verleden, en deels ook nu nog, in een relatief isolement verkeerden, zowel geografisch als sociaal. De meesten woonden buiten de stad, vooral in de distrikten Commewijne, Saramacca en Nickerie, in overwegend Javaanse gemeenschappen. Kontakten met Sranan- of Nederlands-sprekenden waren hierdoor van beperkte aard. Dit geldt ook voor de beroepssfeer: het grootste deel was werkzaam in de klein-landbouw. Na de tweede wereldoorlog kwam er in deze situatie verandering. Er vond een trek naar de stad (Paramaribo) plaats en tegelijk was er sprake van sociale mobiliteit. In Suparlan (1976) vindt men deze ontwikkeling uitvoerig beschreven. Een van de gevolgen van de toenemende integratie in de Surinaamse samenleving is geweest dat het S.J. steeds meer onder druk van het Sranan en het Nederlands is komen te staan. Dit uit zich o.a. in veelvuldige code-switching, een groot aantal leenwoorden en - met name bij de jeugd - een afnemend gebruik van het Javaans in het algemeen en het formeel Javaans in het bijzonder. Hoe de situatie bij de jongeren is blijkt uit een onderzoek dat Hagoort en Schotel (1982) verichtten naar de taalkeuze van een honderdtal leerlingen van enkele lagere scholen in Paramaribo. In onderstaand kadertje is in percentages aangegeven welke taal de Javaanse kinderen als voertaal kiezen tegenover respektievelijk grootouders, ouders en generatiegenoten. Men leze dus: 93.2% van de kinderen zegt in geval van kontakt met grootouders Javaans te spreken, 1.7% van hen geeft de voorkeur aan het Nederlands, etc. Ter vergelijking zijn tussen haakjes de percentages voor de Hindustaanse kinderen gegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat de Javaanse kinderen hun eigen taal beduidend minder gebruiken dan Hindustaanse kinderen. Het meest dramatisch is dit bij de taalkeuze tegenover generatiegenoten. We mogen niet al te veel waarde aan deze cijfers hechten - daarvoor is het onderzoek te beperkt van opzet - maar ze geven toch wel een indikatie hoezeer het Javaans bij de jeugd terrein heeft verloren. Dit geldt, zij het wellicht in iets mindere mate, eveneens voor jongeren buiten Paramaribo. Het Surinaams Javaans wordt niet alleen thuis gesproken maar ook bij officiële gelegenheden (in eigen kring), in de moskee en in de kerk en bij allerlei Javaanse kunstuitingen als de wayang (schimmentoneel) en de ludruk (volkstoneel). Daarnaast zijn er dagelijks Javaans-talige programma's op de radio die veel beluisterd worden. Deze uitzendingen, voornamelijk bestaande uit reklameboodschappen, familieberichten en overheidsvoorlichting, zijn meest in het formeel Javaans. Ten behoeve van de jongeren wordt soms op gewoon, informeel, Javaans overgeschakeld. Als schrijftaal heeft het Surinaams Javaans zich nog nauwelijks kunnen ontwikkelen. Er zijn wel aanzetten, zoals het kulturele tijdschrift Cikal dat deels in het Surinaams Javaans verschijnt en als voornaamste doelstelling heeft ‘het stimuleren van het lezen en schrijven van het Surinaams Javaans’.Ga naar eind8. Het zal echter duidelijk zijn dat in een situatie waarin de spreektaal steeds meer terrein verliest, de schrijftaal moeilijk tot ontwikkeling zal kunnen komen. Gelet op het bovenstaande kunnen we de toekomst van het S.J. moeilijk met optimisme tegemoet zien. Weliswaar is de officiële politiek niet meer gericht op assimilatie aan de Nederlandse kultuur, waarbij de nationale talen zo spoedig mogelijk dienen te verdwijnen, maar van doelgerichte en daadwerkelijke stimulering van de nationale talen is evenmin sprake. Het Nederlands heeft zijn superieure positie in het officiële leven en in het onderwijs behouden, ook al is deze wel aan erosie onderhevig. Er is, zeker na de staatsgreep van 1980, een groeiend besef dat de nationale talen een belangrijke kulturele waarde hebben en dan ook niet mogen verdwijnen. Vanuit deze achtergrond werd in 1978 door het ministerie van Onderwijs een taalprojektGa naar eind9. opgezet, waarin de bestudering van het Sranan, Sarnami en Surinaams Javaans een belangrijke plaats innam. Helaas heeft dit nieuwe besef nog maar zeer ten dele geleid tot een nieuw beleid. Het is van groot belang dat er zo'n beleid van de grond komt want anders zal er steeds meer kultuurgoed verloren gaan en Surinames talenrijkdom aan inhoud verliezen. Natuurlijk ligt hier niet alleen een taak voor de overheid maar ook voor de burgers. Kennis van en waardering voor de eigen taal zijn voor haar voortbestaan van essentieel belang. Met dit artikel hoop ik hieraan te hebben bijgedragen. naar: Language Atlas of the Pacific Area, edited by Stephen A. Wurm and Shirô Hattori, Pacific Linguistics, Series C., no. 66, 1981.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De auteurH.D. Vruggink (geb. 1950, Warmenhuizen) studeerde van 1968 tot 1977 Indonesische Taal- en Letterkunde aan de R.U. Leiden. Hij was van 1980 tot 1984 werkzaam in Suriname, eerst bij het projekt ‘Taal- en Taalgedrag als Funktie van de Multilinguale Surinaamse Samenleving’ van de Universiteit van Suriname, later bij de afdeling Cultuurstudies van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur. |
|