OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 4
(1985)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||
Problemen van Sarnami-sprekers die Nederlands leren
| ||||||||||||||||||||||
Kontrasten en interferentiesHet is duidelijk dat het Sarnámi en het Nederlands, ondanks de gemeenschappelijke wortel in het grijze verleden, twee totaal verschillende talen zijn. Vooral in het onderwijs dient men hiermee rekening te houden. Helaas gebeurt dit nog te weinig, om de simpele reden dat vele leerkrachten van de basisschool niet opgeleid zijn om les te geven in een multilinguaal milieu. Ten aanzien hiervan schieten de pedagogische akademies, zeker wat de eerste en tweede leerkring betreft, dus tekort.Ga naar eind1. Vanwege de kontrasten tussen de twee talen is het voorspelbaar dat de leerling fouten zal maken in de instruktietaal. Deze fouten, interferenties, ontstaan doordat de leerling steeds zal proberen patronen uit de moedertaal te projekteren op de schooltaal. De leerkracht in een multilinguale samenleving dient op de hoogte te zijn van de veel voorkomende kontrasten tussen de groepstalen en de instruktietaal, zodat hij de gemaakte fouten kan analyseren en korrigeren. Interferenties kunnen op verschillende niveaus optreden, t.w. op fonetisch, morfologisch, semantisch en syntaktisch gebied. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||
Fonetische interferentieHoewel het klanksysteem van het Sarnámi tamelijk wat verschillen vertoont met dat van het Nederlands, komen interferenties i.v.m. de uitspraak niet erg frekwent voor. Een voorbeeld is het verwisselen van g en k, /x/ en k, en g en kh. De Nederlandse g en /x/ van gaat en lach worden in het Sarnámi slechts in leenwoorden (bijv. uit het Urdu en het Nederlands) gebruikt. Voor beginnelingen kan de oppositie g-k, respectievelijk ch-k dus problemen opleveren. Men kiest dan voor k of kh in plaats van g of ch:
Deze klanken worden overigens snel aangeleerd. | ||||||||||||||||||||||
Syntaktische strukturen
| ||||||||||||||||||||||
De zinskern: de plaats van de persoonsvormEen belangrijke regel in het Nederlands is, dat de zinskern (O (onderwerp) + P (persoonsvorm)) bij elkaar moeten staan. Deze regel bestaat niet in het Sarnámi. Zowel in de mededelende als in de vragende zin zijn de volgende strukturen toegestaan: O-V (voorwerp) -P (G (gezegde)); O-V-P(G)? Het effekt (accent) bepaalt of na het onderwerp een voorwerp komt of de persoonsvorm: Ik heb hem gezien: - Ham oke dekhli hai - Ik-hem-gezien-heb Heeft hij mij gezien? - U hamke dekhis hai? - Hij-mij-gezien-heeft? | ||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||
De interferenties die hieruit ontstaan zijn legio bij leerlingen die het Nederlands nog niet goed beheersen. Bijvoorbeeld:
In zinnen die wat ingewikkelder van struktuur zijn, is ook duidelijk te zien dat de positie van de zinsdelen ten opzichte van elkaar niet konstant is: Ik heb hem gisteren op de markt gezien:
| ||||||||||||||||||||||
InversieInversie treedt in het Nederlands op als in de mededelende zin de zinskern voorafgegaan wordt door een bepaling of voorwerp: Volgende week komt hij terug. In het Sarnámi is de inversie onbekend: Oke ham dekhli hai - Hem heb ik gezien. Bij het aanleren van de schooltaal treedt hier interferentie op: Gisteren ik hem gezien heb - Sarnámi: Kalhiyán ham oke dekhli hai. Op de basisschool zal men met behulp van ‘drills’ de plaats van de zinsdelen (in het Nederlands) moeten fixeren, zodat het hanteren daarvan een automatisme wordt. | ||||||||||||||||||||||
De vragende zinIn het Nederlands begint de vragende zin met een vragend voornaamwoord of een kombinatie die dezelfde waarde heeft; of met een persoonsvorm. Daarnaast treedt er inversie op: Wat heeft hij gezegd? In het Sarnámi is er struktureel geen verschil tussen de vragende en de mededelende zin. Alleen de intonatie (vragende toon) typeert de vragende zin. In principe kan elke vragende zin beginnen met het onderwerp; er treedt geen inversie op:
Zonder vragende toon is zo'n zin meestal een (korrekte) mededelende zin:
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||
Leerlingen die het Sarnámi als moedertaal hebben, zullen uiteraard in het begin moeite hebben met de woordorde van de vragende zin. | ||||||||||||||||||||||
De woordvorm
|
enkelvoud | - meervoud | betekenis |
amwá | - amwan | ‘de mango’ - ‘de mango's’ |
kutawwá | - kutawwan | etc. |
bukwá | - bukwan | |
casmuwá | - casmuwan | |
botiyá | - botiyan | |
larkiyá | - larkiyan |
Als het woord op á eindigt wordt deze klank in de bepaalde vorm ‘afgezwakt’ tot a; soms verandert de á in u: casmuwá.
Andere woorden krijgen in de bepaalde vorm -yá (-yan).
Aangezien het Sarnámi geen lidwoorden kent, zullen Sarnámi-sprekers meer problemen hebben met de keuze van het juiste lidwoord.
Adjektieven
Bijvoeglijke naamwoorden hebben als eindvorm meestal -á. De verbogen en onverbogen vorm die in het Nederlands voorkomen, zijn in het Sarnámi onbekend:
- uncá ghar - een hoog huis
- uncá gharwan - de hoge huizen.
Ook dit kan aanleiding geven tot interferenties; na enkele oefeningen kan er hyperkorrektie optreden, hetgeen weer aanleiding geeft tot nieuwe fouten:
een nieuwe schrift - in plaats van: een nieuw schrift
een grote huis - in plaats van: een groot huis
Besluit
Het is duidelijk dat in een multilinguale situatie zowel van leerlingen als van leerkrachten extra inspanning wordt gevergd om onderwijs te volgen respectievelijk te geven. Helaas beseffen noch de leerkrachten noch de direkties van de pedagogische akademies dat dit om een andere aanpak van het taalonderwijs op de basisschool vraagt. Het mag een wonder heten dat het Surinaamse kind ondanks deze handicap toch op den duur zijn (school-)taal redelijk beheerst!
De auteur
M.A. Nabibaks (geboren in 1939) was van 1956 tot 1964 onderwijzer op de basisschool, en studeerde van 1964 tot 1969 Nederlands aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam (M.O.-A, kandidaats en M.O.-B) en in 1969-70 enige semesters algemene taalwetenschap. Is sinds 1970 werkzaam als leraar Nederlands bij het ‘Mr. Dr. J.C. de Miranda Lyceum’ te Paramaribo, de laatste vijf jaar als onderdirekteur.
- eind1.
- De laatste tijd komt daar enige verandering in. Ik mag hierbij verwijzen naar het Werkboek Taaldidaktiek samengesteld door de Kommissie Taaldidaktiek (voor Opleidingsinstituten voor Onderwijzeressen-A), Paramaribo, september 1984.
- eind2.
- De hier toegepaste spelling is die van de ‘Commissie-Adhin’, die op 4 oktober 1984 door de minister van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur werd ingesteld. Deze commissie bracht op 1 december j.l. een uitvoerig verslag uit, waarin naast een spellingsvoorstel voor het Sarnámi nog enkele praktische aanbevelingen werden gedaan.