OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 4
(1985)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||
Werkwoordsvormen en zinsinleidende partikels in Sarnami verhalen
| |||||||||
2. Het gebruik van werkwoordsvormen in verhalen2.1 Algemene opmerkingenDe verteller is zich gewoonlijk niet bewust van het feit dat hij verschillende vormen van het werkwoord gebruikt. Zelfs al zou dat het geval zijn, dan is het nog heel onwaarschijnlijk dat hij zou kunnen verklaren waarom hij dat doet. Als we een verhaal met de verteller redigerenGa naar eind1., dan merken we dat hij de neiging heeft om de verkorte vorm van het werkwoord te veranderen in de tegenwoordige of de verleden tijd. Bij navraag hierover zegt hij dat er geen verschil is tussen, bijvoorbeeld, u bole hai ‘hij zegt’, en de verkorte vorm van het werkwoord u bole ‘hij zegt’ of ‘hij zei’. Bij het analyseren van de werkwoordsvormen moeten we natuurlijk de direkte rede, die in het verhaal gebezigd wordt, buiten beschouwing laten. Deze vormt immers als het ware een verhaal binnen het verhaal (en is overigens als zodanig wel de moeite van het bekijken waard). Hierbij moet worden vermeld dat in het Sarnami de inhoud van wat men ziet, hoort of weet, beschreven wordt alsof het direkte rede was. Met andere woorden, als A stond te kijken naar wat B deed, zegt de verteller: ‘A zag dat B dit of dat doet’. Voorbeeld (de werkwoordsvormen waar het om gaat zijn onderstreept):Ga naar eind2. | |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
‘Maar plotseling, toen hij zag dat de zon onderging en het nu donker geworden was...’ Het gebruik van de tegenwoordige tijd zoals hierboven beschreven is, evenals het gebruik van de tegenwoordige tijd voor gebeurtenissen die in het heden plaats vinden, worden in dit artikel niet behandeld. | |||||||||
2.2 Overzicht van de drie werkwoordsvormen die gebeurtenissen in het verleden beschrijvenWanneer we enkele verhalen analyseren en met elkaar vergelijken dan ontdekken we dat de verschillende werkwoordsvormen niet willekeurig gebruikt worden. Integendeel, elke vorm heeft een bepaald doel. De tegenwoordige tijd wordt bijvoorbeeld gebruikt om nadruk te leggen op belangrijke gebeurtenissen in het verhaal. In de zin die deze belangrijke gebeurtenis inleidt, vinden we soms een overgang van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd. De verkorte vorm van het werkwoord verbindt de overige gebeurtenis(sen) en de volgende, die daarvan het natuurlijk gevolg is. Overal elders in het verhaal wordt de verleden tijd gebruikt. Deze wordt gebruikt voor de inleiding en de achtergrondinformatie, wat in het volgende voorbeeld te zien is:
‘Er was eens een jongen die het veld in ging om zijn koe te laten grazen.’ De verleden tijd wordt verder gebruikt voor de ontwikkeling van de gebeurtenissen, zoals te zien is in het volgende voorbeeld uit hetzelfde verhaal:
‘Toen bedacht zijn vader een list.’ Ook het hoogtepunt van het verhaal staat gewoonlijk in de verleden tijd. We kunnen dit weer in hetzelfde verhaal zien:
‘Toen verschoof hij het kussen op de slaapmat van de pandiet.’ Door deze gebeurtenis bereikte de slimme vader z'n doel, namelijk de pandiet z'n twintig goudstukken afhandig te maken. Tenslotte wordt de verleden tijd ook gebruikt voor de moraal en de afronding van een verhaal voorzover deze niet in de direkte rede gesteld zijn. | |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
2.3 Het gebruik van de tegenwoordige tijd in verhalena. Zoals hierboven reeds is gezegd, wordt de tegenwoordige tijd gebruikt om de nadruk te leggen op belangrijke gebeurtenissen in het verhaal. Het verbaast ons daarom niet dat we een overgang van verleden naar tegenwoordige tijd vinden op het moment waar de inleiding van het verhaal eindigt en de echte gebeurtenissen beginnen. De twee volgende voorbeelden maken dit duidelijk. Zes blinden ‘bekeken’ een olifant door hem te betasten en gingen (gail (gingen)) terug naar huis. Dan begint het eigenlijke verhaal:
‘Toen ze er onderling over spraken, zei de eerste: ‘...’ Een jongen ging het veld in (ját rahá ‘was aan het gaan’) om de koe te laten grazen. Daar vindt de eerste gebeurtenis plaats:
‘En wat zag hij daar?’ Een variatie hierop zien we in een verhaal waarin een aantal alineas beginnen met wat achtergrondinformatie, waarna er iets gebeurt dat belangrijk is voor het verloop van het verhaal. Het belang van deze gebeurtenis wordt aangegeven door een overgang van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd in de zin die deze gebeurtenis inleidt. We vinden hiervan een voorbeeld in het verhaal van de grappenmakerGa naar eind5.. In een bepaalde alinea wordt beschreven hoe een man, toen hij een dorp naderde, tegen zijn vrouw zei (bol deis ‘zei’) dat ze helemaal niets mocht zeggen, omdat er in dat dorp grappenmakers woonden. Dan gaat het verhaal verder:
‘Toen ze het dorp voorbij waren zei de vrouw: ‘Waar zijn de grappenmakers? Ik heb er niet één gezien.’ Het is deze opmerking die een grappenmaker, die gehoord heeft wat de vrouw zei, er toe brengt om een grap met haar uit te halen. Even verder in het verhaal wordt in een bepaalde alinea de achtergrondinformatie weer in de verleden tijd gegeven. Er wordt hier verteld waar het gezin, vergezeld van de grappenmaker, aankwam (áil ‘kwam’). Dan volgt direkt de eerste belangrijke gebeurtenis van die alinea, namelijk een uitdagende opmerking van de grappenmaker:
‘Toen zei de grappenmaker: ... | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
b. De moraal van het verhaal is vanzelfsprekend belangrijk. Het verbaast ons dan ook niet dat we een overgang naar de tegenwoordige tijd vinden in de zin die de moraal inleidt. Dikwijls wordt de moraal vervat in een direkte rede, geuit door één van de figuren uit het verhaal, zoals hier de grappenmaker in het volgende voorbeeld:
‘Nadat ze een eindje verder waren gegaan zei de grappenmaker tegen de vrouw: ... ‘(hier volgt de moraal). c. Tot dusver hebben we gesproken over het waarom en waar de overgang van de verleden naar de tegenwoordige tijd plaats vindt. We willen nu stilstaan bij het tegenovergestelde verschijnsel. 1. Het is mogelijk dat een gedeelte van het verhaal geheel in de tegenwoordige tijd verteld wordt omdat elke gebeurtenis daarin nadruk dient te krijgen. Om aan te geven waar zo'n gedeelte eindigt, kan de verteller weer de verleden tijd gebruiken voor het laatste voorval. Degene die luistert weet dan dat hiermee dit gedeelte van het verhaal wordt afgesloten. We kunnen hiervan een voorbeeld vinden in het verhaal van de zes blinde mannen en de olifant. Vijf van hen hebben al verteld hoe een olifant, volgens hen, eruit ziet. Omdat ieders opmerking de vanzelfsprekende reaktie is op wat de vorige spreker zei, wordt de verkorte vorm van het werkwoord gebruikt:
‘Een ander zei: ...’ Om aan te geven dat dit gedeelte van het verhaal bijna klaar is, wordt de laatste spreker als volgt geïntroduceerd:
‘Een ander zei: ...’ Het gedeelte waarin uitgelegd wordt welk deel van de olifant door de verschillende mannen werd afgetast, vormt eveneens een geheel. Ook hier wordt de verkorte vorm van het werkwoord bole ‘zeggen’ gebruikt om te beschrijven wat elk van de mannen zei. We zien ook hier weer dat het eind van dit gedeelte wordt aangeduid door een overgang van de verkorte vorm naar de verleden tijd:
‘In werkelijkheid had niemand hem met zijn ogen gezien, maar vanuit hun blindheid spraken ze elk hun eigen gedachten uit.’ 2. In paragraaf 2.2 zeiden we dat de tegenwoordige tijd gebruikt wordt om nadruk te leggen op een bepaalde gebeurtenis. Dit vindt plaats in de zin | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
die aan deze gebeurtenis voorafgaat. Echter zo gauw de verteller begonnen is dit voorval te vertellen, gaat hij weer terug naar de verleden tijd. Deze overgang naar de verleden tijd maakt het hem mogelijk de nadruk te leggen op de volgende belangrijke gebeurtenis door weer de tegenwoordige tijd te gebruiken in de zin die daaraan voorafgaat. In de volgende voorbeelden is de overgang van de tegenwoordige naar de verleden tijd duidelijk te zien. (Vergelijk gail ‘ging’ in voorbeeld 18.)
‘En wat zag hij daar? Onder een boom zat een pandiet die heel lang haar had. Uit zijn haar haalde hij één voor één gouden munten die hij schoonmaakte en dan weer in zijn haar deed.’
‘De pandiet zei niets. Intussen ging de vader zelf de gouden munt zoeken.’
‘De pandiet zei nog steeds niets. Toen vroeg de vader aan de pandiet: ...’ Samenvattend kan gezegd worden dat de overgang van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd een wending in het verhaal markeert en vaak samenvalt met de overgang van algemene informatie naar de beschrijving van belangrijke gebeurtenissen. Zinnen in de verleden tijd gesteld zijn dus dikwijls algemene achtergrondinformatie, met dien verstande dat voorafgaande belangrijke gebeurtenissen de achtergrond vormen voor een volgend belangrijk voorval. De overgang bijvoorbeeld, van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd in voorbeeld 12 wil niet zeggen dat het uit zijn haar halen en schoonmaken van de gouden munten door de pandiet minder belangrijk zou zijn dan de aanwezigheid van zijn langharige gestalte onder de boom. Integendeel, zonder zijn aanwezigheid en die van de gouden munten zou er geen verhaal zijn. Het is eerder zo, dat de verteller, nadat hij de nadruk gelegd heeft op de ontdekking van de jongen, terugvalt in de verleden tijd totdat hij het volgende punt heeft bereikt waarvan hij vindt dat het voor de ontwikkeling van het | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
verhaal extra belangrijk is. | |||||||||
2.4 Het gebruik van de verkorte vorm in verhalenDe verkorte vorm van het werkwoord wordt gebruikt om het verband aan te geven tussen één of meer gebeurtenissen die al beschreven zijn, en de volgende, als dit voorval tenminste het vanzelfsprekende gevolg is van het voorafgaande.Ga naar eind6. De vorm is gelijk aan die van de infinitief en van de subjunctief derde persoon tegenwoordige tijd, maar de functie ervan is een andere. De verkorte vorm drukt uit dat de volgende gebeurtenis het gevolg is van wat vooraf ging. Dit is vooral zichtbaar in een gesprek. Wat mensen zeggen hangt gewoonlijkj nauw samen met wat de vorige spreker net beweerd heeft. We zien dit onder meer in het verhaal van de zes blinde mannen en de olifant:
‘De derde zei: ‘Dan heb jij ook niet goed gekeken.’ In het verhaal van de gouden munten heeft de jongen net aan z'n ouders verteld wat hij in het veld gezien heeft. (Zie voorbeeld 12.) Dan volgt er:
‘Toen bedacht zijn vader een list. Hij zei: ...’ Dat de vader iets zei hangt samen met de list die hij bedacht heeft, is er het logisch gevolg van als hij de list ook wil uitvoeren. Het bovenstaande voorbeeld zou daarom ook vertaald kunnen worden met: ‘Dus zei hij: ...’ In het volgende voorbeeld zijn er bepaalde dingen gebeurd tijdens de afwezigheid van de jagers.Ga naar eind7. Natuurlijk zien ze bij terugkomst wat er veranderd is. Dat wordt als volgt uitgedrukt:
‘Enige tijd later kwamen de jagers terug en zagen...’ Dit zou ook vertaald kunnen worden met: ‘.. en zagen natuurlijk’. Voorbeeld 18 is uit een verhaal waarin een dame haar bril kwijt is en ze probeert een sleutel te vinden in de handtas van iemand anders, want ze heeft per ongeluk zichzelf ingesloten. De vergissing die ze maakt wordt verteld als het onvermijdelijk gevolg van de situatie:Ga naar eind8.
| |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
Bij een terugblik of een herhaling van een gedeelte van het verhaal wordt de verkorte vorm van het werkwoord herhaald als die er in de oorspronkelijke versie ook stond.
De verkorte vorm van het werkwoord heeft dus voorrang op de verleden tijd als de handeling die beschreven wordt het vanzelfsprekende gevolg is van de vorige gebeurtenis(sen). Het voorbeeld dat nu volgt maakt dit heel duidelijk. Het voegwoord en is de schakel tussen de handeling ‘begon te lopen’ en ‘liet zuigen’ in dit nevenschikkend zinsverband. Dezelfde werkwoordsvorm zou gebruikt zijn in elk van de twee zinnen, als niet het laten zuigen het vanzelfsprekende gevolg was van het kopen van het snoepgoed en het achter de vrouw aanlopen.Ga naar eind5.
| |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
3. Partikels ter inleiding van een zin3.1 Het partikel tabHet woordje dat in het Sarnami het meest voorkomt ter inleiding van een zin is tab, ‘dan, toen, daarop’. Dit woordje komt nooit voor helemaal aan het begin van een verhaal, want het volgt noodzakelijkerwijs op iets dat vooraf gegaan is. a. In de meeste gevallen wordt tab ‘toen’, ‘daarop’, gebruikt om nieuwe gebeurtenissen in te leiden die in chronologische volgorde plaatsvinden. Elke gebeurtenis die op deze manier wordt ingeleid wordt tot op zekere hoogte gezien als onafhankelijk van de vorige gebeurtenis. (Dit gebruik van tab kan vertaald worden met ‘toen’, ‘daarop’, ‘vervolgens’, of wordt helemaal weggelaten in het Nederlands.) Het volgende voorbeeld laat dit zien.Ga naar eind5. Er loopt een vrouw langs de weg, achter haar man aan; dan zegt een vreemdeling tegen haar:
b. Tab ‘toen’ vinden we ook aan het begin van een hoofdzin welke vooraf gegaan wordt door een bijzin die door het partikel jab ‘toen’, ‘als’, ‘wanneer’, ‘indien’, wordt ingeleid.
In bovenstaand voorbeeld leidt tab ‘toen’ (niet vertaald) de tweede helft (hoofdz in) van een samengestelde zin in en niet een enkelvoudige zin. Toch is de strekking hetzelfde als in a), namelijk het inleiden van een gebeurtenis die voortbouwt op iets dat voorafgegaan is, in dit geval de bijzin die met jab begint. c. Tab komt ook voor aan het begin van een zin waarin een onverwacht gevolg tot uitdrukking wordt gebracht, een gebeurtenis die anders is dan men uit het voorafgaande zou verwachten. Het blijft in dit geval in het Nederlands onvertaald, maar de Hindoestaanse hoorder weet al dat er een onverwachte gebeurtenis volgt. In het volgende voorbeeld komt deze in de samengestelde zin. In het verhaal van de twintig goudstukken heeft de man net tegen zijn vrouw gezegd één van de twintig goudstukken te gaan halen die, naar hij zegt, op tafel liggen in een andere kamer.
| |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
d. Als echter een gebeurtenis het vanzelfsprekende gevolg is van, of de verwachte reaktie op een voorafgaande gebeurtenis, wordt dit gevolg of deze reaktie samen met het voorafgaande als één handeling gezien en er is geen partikel ter inleiding van de zin. Als in het laatste voorbeeld de vrouw de goudstukken wel gevonden had en er één voor haar man had gehaald, dan zou de zin waarin dit beschreven wordt niet met tab zijn begonnen. Haar gaan en brengen zou dan het vanzelfsprekend gevolg zijn geweest van het verzoek van haar man. In het volgende voorbeeld draagt de vader zijn kind op: ‘Ga naar de pandiet en zeg tegen hem: ...’ Het verwachte gevolg is dat het kind doet wat hij zegt en dat gebeurt dan ook. Daarom is het partikel tab afwezig in de zin waarin staat dat het kind ging.
Ook in het volgende voorbeeld ontbreekt het partikel tab als er een te verwachten reaktie volgt. In het verhaal van de grappenmaker staan de twee mannen ruzie te maken over de vrouw. Dan komt er een politieagent. (Deze nieuwe gebeurtenis wordt wel met tab ingeleid).
| |||||||||
3.2 Het partikel abHet partikel ab ‘nu’ fungeert ook als inleiding van een zin, en wel in het bijzonder maar niet uitsluitend, aan het begin van een nieuwe alinea. Het markeert dus dikwijls een keerpunt in het verhaal en helpt mee om de spanning op te voeren. De toehoorders worden als het ware uitgenodigd om het hele schouwspel eens goed te overzien. Niet zelden wordt dit woordje ab ‘nu’ gebruikt om een zin of alinea in te leiden die vlak voor het hoogtepunt of de ontknoping komt. Het voorbeeld dat hier volgt is weer uit het verhaal van de twintig goudstukken. Het decor is beschreven en de voorbereidingen voor het bedrog dat de vader wil plegen, zijn gemaakt. Dan volgt er:
| |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
In hetzelfde verhaal zien we weer hoe ab een keerpunt markeert als de goudstukken net ontdekt zijn onder het kussen van de pandiet. De vader begint dan aan zijn monoloog, die de ontknoping van het verhaal bevat.
Het volgende voorbeeld is uit het verhaal van de grappenmaker. De vrouw had van de agent opdracht gekregen om met de grappenmaker mee te gaan. Ze doet dit, hoewel ze het vervelend vindt. De grappenmaker geeft aan het begin van zijn monoloog aan dat er nu een keerpunt komt, namelijk de ontknoping, doordat hij met ab ‘nu’ deze nieuwe episode inleidt:
| |||||||||
3.3 Tijdsbepalingen als inleiding van een zinDe meeste woorden die gebruikt worden om een nieuwe alinea te beginnen, duiden aan dat er een nieuwe situatie is ontstaan in het verhaal en hebben gewoonlijk betrekking op tijd. Het zijn bepalingen van tijd zoals: ek roj ‘op een dag’, dher din ke bád ‘een hele tijd later’, u tem men ‘op dat moment’, thorá der ke bad ‘kort daarna’ enzovoort. Deze tijdsbepalingen die een nieuwe alinea inleiden, kunnen door het hele verhaal voorkomen, hoewel in de eerste zin van het verhaal meestal één of meer figuren uit het verhaal ter sprake komen, en niet zo zeer de tijd waarop het een en ander gebeurde. (Aan het eind van een verhaal hoeft er geen nieuwe situatie beschreven te worden en daarom vinden we deze tijdsbepalingen ook niet helemaal aan het eind.) In het verhaal van de zes blinde mannen en de olifant bijvoorbeeld, worden de belangrijkste figuren voor het eerst ter sprake gebracht in de eerste alinea. Daarna wordt de situatiebeschrijving ingeleid door een bepaling van tijd:
| |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
Soms wordt de tijdsbepaling uitgedrukt door een voorwaardelijke bijzin. Het volgende voorbeeld laat dit zien:
De woorden etne men staan altijd aan het begin van een alinea en beschrijven ook een situatie, maar hebben niet zozeer betrekking op tijd. Het voorbeeld dat nu volgt is het begin van het verhaal van de twintig goudstukken. Hierin wordt een situatie beschreven die van groot belang is voor het verhaal.
Als de gebeurtenis die ingeleid wordt met etne men gelijktijdig plaats vindt met een andere gebeurtenis die net beschreven is, kan het vertaald worden met ‘intussen’, zoals in het volgende voorbeeld:
De woorden etne men komen niet altijd alleen voor, maar kunnen ook voorafgegaan worden door tab ‘toen’, wat dan aangeeft dat de gebeurtenissen plaats vinden in chronologische volgorde. Dit zien we in het volgende voorbeeld (waaraan net vooraf gegaan is dat de man aan de pandiet uitlegt dat hij z'n vrouw sloeg omdat ze hem niet het goudstuk bracht zoals hij haar had opgedragen.)
| |||||||||
4. De kombinatie van beide verschijnselen4.1 Algemene beschouwingHet is te verwachten dat de bovengenoemde partikels en tijdsbepalingen zinnen inleiden waarin werkwoordsvormen voorkomen zoals die beschreven staan in punt 2 van dit artikel. De beide systemen dienen om iets uit te drukken door de keus van de werkwoordsvorm of de keus van het partikel (of juist de afwezigheid daarvan). Waar hetzelfde doel beoogd wordt, vullen ze elkaar aan. | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
4.2 De afwezigheid van het partikel en de verkorte vorm van het werkwoordWe merkten op dat het partikel tab ‘toen’ weggelaten wordt om aan te geven dat de gebeurtenis die in die zin beschreven wordt het te verwachten gevolg is van het voorafgaande. (Zie 3.1 onder punt d). In diezelfde zin wordt dan ook niet zelden de verkorte vorm van het werkwoord gebruikt, waarmee immers ook aangegeven wordt dat de verteller deze reaktie wel verwachtte. (Zie 2.4.) Dit is duidelijk te zien in het verhaal van de zes blinde mannen die een olifant hebben ‘bekeken’. Als ze thuis komen vertellen ze hoe de olifant eruit ziet. Dit feit wordt genoemd in een zin die met tab ‘toen’ wordt ingeleid. De eerste begint te vertellen. Dit wordt als één en dezelfde handeling gezien met de voorafgaande mededeling. Hier is het partikel dus weggelaten. De tegenwoordige tijd wordt gebruikt om aan te geven dat wat nu volgt, belangrijk is. Het is de kern van het verhaal, namelijk dat ze allemaal de olifant op hun eigen manier hebben ‘gezien’.
Het is te verwachten dat daarop de reaktie volgt van de andere vijf, die een andere ervaring hebben. De volgende gebeurtenissen, d.w.z. de reakties van de overige blinden, worden dan ook geen van alle met een partikel ingeleid. Verder wordt ook voor alle behalve de laatste de verkorte vorm van het werkwoord gebruikt: Ekwá bole: ‘...’ ‘Een ander zei: “...”’ Voor de laatste spreker wordt de verleden tijd gebruikt: Ekwá bolis: ‘...’ ‘Een ander zei: “...”’. Dit kan twee redenen hebben. Het is mogelijk dat de verteller hiermee duidelijk maakt dat de serie sprekers met deze laatste afgesloten wordt. Een andere reden kan zijn dat de verteller in de volgende zin gebruik wil maken van de overgang van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd omdat er een wending in het verhaal plaats vindt. (Zie 2.3.c.) Om dat te kunnen doen heeft hij de verleden tijd daar nodig. Een kombinatie van deze twee redenen is uiteraard ook heel goed mogelijk. keerpunt in het verhaal komt. Dit wordt ondersteund door h̄et̄ gebruik van het partikel ab ‘nu’, als introduktie van een zin waarin een samenvatting van de ontstane situatie gegeven wordt. (Zie 3.2.)
| |||||||||
5. KonklusieDe analyse van het gebruik van de verschillende werkwoordsvormen in het Sarnami is in dit artikel lang niet volledig. Zo kunnen we bijvoorbeeld een aantal verkorte vormen van het werkwoord die we tegen komen, nog niet verklaren. Dit wordt bemoeilijkt door het feit dat de infinitief en de subjunctief derde persoon in de tegenwoordige tijd dezelfde vorm hebben als de verkorte vorm, en dus alleen op grond van hun functie te onderscheiden zijn. Deze functiebepaling vereist nog verdere studie. Ook over de inleiding van zinnen en grotere eenheden zoals alineas is nog wel meer te zeggen. Hier is dus ook nog ruimte voor verdere studie en analyse. Uit het bovenstaande is echter wel gebleken dat het gebruik van de verschil- | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
lende werkwoordsvormen en de partikels ter inleiding van een zin in het Sarnami niet willekeurig is, maar wel degelijk een bepaald effekt beoogt, hoewel de verteller zich hiervan niet bewust is. Het afwisselend gebruik van de verleden tijd en de tegenwoordige tijd maakt het verhaal levendig. De verkorte vorm van het werkwoord drukt uit in welke relatie de handelingen staan ten opzichte van elkaar. De partikels die nieuwe zinnen en alineas inleiden blijken van groot belang te zijn voor de opbouw en de afwikkeling van het verhaal. Al deze taalelementen dragen dus bij tot het ontstaan van goed Sarnami proza. | |||||||||
De auteurMevrouw A.L. Bosch is sinds 1973 werkzaam aan het Summer Institute of Linguistics in Paramaribo; haar voornaamste opdracht is om, samen met een collega, het Nieuwe Testament in het Sarnami te vertalen. Daarnaast maakt zij, met hulp van geboren sprekers van het Sarnami, boekjes over allerlei onderwerpen om het lezen in het Sarnami te stimuleren. |
|