| |
| |
| |
Kabá en kaa in het Saramaccaans
Silvia Kouwenberg
Inleiding
Ik zal hier de verschillende betekenissen en wijzen van functioneren van het Saramaccaanse kabá en het waarschijnlijk daarvan afgeleide kaa inventariseren en behandelen aan de hand van het Woordregister Saramaccaans van A. de Groot (1977). Het optreden van kabá en kaa is interessant om de volgende redenen:
Ten eerste omdat het laat zien hoe er zowel grammaticale overeenkomsten als verschillen bestaan tussen Sranan en Saramaccaans.
Ten tweede omdat het de complexe veranderingen illustreert waartoe het voorkomen van seriële werkwoordsconstructies in de creolentalen heeft geleid. Tot slot omdat het laat zien hoe moeilijk het is om aan de hand van Nederlandse semantische en syntactische categorieën het lexicon en de grammatica van creolentalen te beschrijven.
In het Woordregister zijn Saramaccaanse woorden en voorbeeldzinnen uit diverse bronnen geordend naar hun Nederlandse betekenis. De methode die De Groot heeft gehanteerd bij het ordenen van zijn materiaal levert enkele problemen op. Ten eerste is hij niet uitgegaan van de Saramaccaanse woorden, maar van hun Nederlandse vertaling. Ten tweede heeft hij ‘vrije’ vertalingen genomen in plaats van uit te gaan van glossen. Zo komen we onder ‘maar’ zowel kabá als kaa tegen als Saramaccaanse equivalenten van dit Nederlandse voegwoord, terwijl ma de enig juiste vertaling is. Deze interpretatie van kabá en kaa door De Groot blijkt gebaseerd op slechts één voorbeeldzin:
(1) | só sèmbè tá táki só, kaa u-á bi mandá de só
zo mensen ASP zeggen zo, ??? wij NEG TNS zenden hen zo
‘sommige mensen zeggen zo, maar wij hebben hun geen opdracht gegeven’ |
Een native speaker van het Saramaccaans heeft mij verzekerd dat deze zin fout is. Zij gaf mij de volgende alternatieven, waarvan (3) pas na enig aarzelen, nadat ik vroeg om een zin waarin toch kaa gebruikt zou worden; (2) heeft haar duidelijke voorkeur:
(2) | só sèmbè tá táki só, ma u-á bi mandá de só |
(3) | só sèmbè tá táki só kaa, ma u-á bi mandá de só |
In (3) wordt kaa gebruikt als bijwoord ‘al’ of ‘reeds’; de plaats van het voegwoord wordt ingenomen door ma.
Verderop in dit artikel komen we nog wel meer problemen tegen die voortvloeien uit De Groot's ordeningen en vertalingen.
Het Saramaccaanse kabá is een uitstekende illustratie van een algemene stelling over de creolentalen van M.C. Alleyne:
‘Grammatical classes are not hard and fast categories in these languages;
| |
| |
although morphemes are invariable, they are first and foremost semantic units that can then fit into different grammatical frames.’ (Alleyne, 1980: 80). In het navolgende zal blijken dat kabá inderdaad in verschillende syntactische omgevingen (‘grammatical frames’) voorkomt, echter niet gebruikt kan worden op de manier waarop kaa voorkomt, dit in tegenstelling tot hetgeen in het Woordenregister wordt gesuggereerd. Ik zal juist laten zien dat kabá en kaa wél hetzelfde betekenen en dus te beschouwen zijn als één ‘semantic unit’ of semantische éénheid, maar in elkaar uitsluitende syntactische omgevingen optreden.
In mijn verdere behandeling houd ik de volgende volgorde aan:
kabá als zelfstandig naamwoord; |
kabá als bijvoeglijke naamwoord; |
kabá als werkwoord; |
kabá als seriëel werkwoord; |
kaa als bijwoord; |
kaa als ‘completief markeerder’. |
Waar de vertaling van De Groot aanleiding kan geven tot problemen geef ik eigen glossen; daarbij heb ik gebruik gemaakt van Donicie & Voorhoeve (1963). Tot slot enkele conclusies en een mogelijke verklaring voor het in de navolgende pagina's beschreven optreden van kabá en kaa.
| |
Kabá als zelfstandig naamwoord
(4) | a di kabá fu di wóto de bi lalú máu
‘bij het einde van het verhaal klapte men in de handen’ |
(5) | kabá u kaabíta nóo bói-wósu
‘het einde van de geit is de keuken’ |
(6) | sondó kabá
‘eindeloos’ / ‘zonder einde’ |
Naast deze drie duidelijke voorbeelden vinden we di kabá u di óto als Saramaccans equivalent voor ‘reden’ naast kabá u di óto, di gogó u di óto en di boónboto u di óto. Ik zou de volgende vertaling willen voorstellen naast de ‘vrije’ vertaling van De Groot:
(7) | di kabá u di óto
het einde van het verhaal
‘reden’ |
‘Het einde’ verwijst hier naar ‘uiteindelijke oorzaak’. Vergelijk:
(8) | a sábi di kabá u di óto
‘hij kent de zaak grondig’ |
(9) | i-á músu táki wan soní di i-á sábi kabá f'én
je-NEG moeten zeggen een ding die je-NEG kennen einde van het ‘je moet niets zeggen waarvan je niet grondig op de hoogte bent’ |
Verder komt kabá een aantal malen voor in de combinatie té a kabá (tot het einde):
(10) | a seeká té a kabá
‘hij maakte zich gereed’ |
(11) | a bi kó kandá té a kabá
‘hij zong het lied uit ten einde toe’ |
(12) | a bi njan té a kabá
‘hij heeft zijn maag volgegeten’ |
| |
Kabá als bijvoeglijk naamwoord
(13) | di kabá dáka u di liba akí
|
| |
| |
| ‘de laatste dag van deze maand’ |
(14) | dée kabá-wan ó dé dée fósu-wan
‘de laatsten zullen de eersten zijn’ |
(15) | di akúsuwe da di kabá pikí mbéti u mátu
‘de akusuwe is het allerkleinste bosdier’ |
Naast deze en andere zinnen waar kabá als bijvoeglijk naamwoord voorkomt vinden we nog het bijvoeglijk gebruik van kabá-kabá:
(16) | mi dé kabá-kabá u mi gó
‘ik ben bereid te gaan’ |
(17) | mi dé kabá-kabá u mi gó
‘ik ben gereed om te gaan’ |
(18) | di sèmbè dé kabá-kabá, án dé f'a biingá
die mens zijn klaar al, NEG zijn voor- 3e sg. zich-haasten
‘wie klaar is, behoeft zich niet te haasten’ |
Alleyne (1980) wijst erop dat op enkele werkwoorden de zogenaamde attributieve transformatie toegepast kan worden. Dit leidt tot reduplicatie:
(19) | di kasaba diki → di diki-diki kasaba
‘the cassave has been dug’ ‘the dug cassave’ |
‘Diki-diki’ is hier adjectief, afgeleid van het werkwoord diki ‘graven’. Op dezelfde manier kunnen we aannemen dat kabá-kabá adjectief is, via de attributieve transformatie afgeleid van het werkwoord kabá ‘gereed zijn, klaar zijn’, o.i.d. Kabá-kabá wordt in het Woordregister gegeven met de betekenissen ‘gereed’, ‘klaar’, ‘bereid’ en ‘op 't punt’.
| |
Kabá als werkwoord
Kabá vinden we in het Woordregister als intransitief werkwoord met betekenissen ‘aflopen’, ‘ophouden’, ‘opraken’, ‘klaar zijn’, ‘gereed zijn’ etc., evenals transitief werkwoord met betekenissen ‘afmaken’, ‘beëindigen’, ‘opruimen’, ‘verkwisten’, ‘verpletteren’, etc.
Kabá is een non-statief werkwoord. De combinatie met TMA-partikels (TMA: Tempus, Modus, Aspect) levert het volgende op:
a Ø kabá |
het eindigde/het is geëindigd |
a tá kabá |
het eindigt/het is bezig te eindigen |
a bi kabá |
het eindigde/het was geëindigd |
a ó kabá |
het zal eindigen |
Transitief gebruikt:
a Ø kabá di woóko |
hij beëindigde het werk/heeft het beëindigd |
a tá kabá di woóko |
hij beëindigt het werk/is bezig het te beëindigen |
a bi kabá di woóko |
hij beëindigde het werk/had het beëindigd |
a ó kabá di woóko |
hij zal het werk beëindigen |
Ik geef hier eerst enkele voorbeelden van simpel gebruik van kabá als transitief/intransitief werkwoord, daarna behandel ik het optreden van kabá in speciale combinaties.
(20) | a ó kabá ési
het IRR eindigen snel
‘het is zo gebeurd’ |
(21) | óto dé hía té u-á sá kabá
verhaal zijn veel tot wij-NEG kunnen eindigen
‘er is zoveel om te vertellen, dat we niet kunnen ophouden’ |
(22) | búka f'en á bi kabá u fan seéi, noó a bi tómbi kaí
mond van-hem NEG ASP eindigen van praten zelf, toen hij TNS kantelen vallen
‘hij had het nog niet gezegd of hij viel ondersteboven’ |
| |
| |
(23) | a kabá a báka, déé ótowan tá kabá disá én fési
hij eindigen aan eind, de anderen ASP eindigen laten zijn gezicht
‘hij is het laatst van allen klaar’ |
(24) | de bi kabá di woóko
3e-pl. TNS beëindigen het werk
‘men heeft het werk geëindigd’ |
(25) | a bi mbéi én tú líba, nóo a kabá-én
hij TNS maken het twee maand, toen hij beëindigen-het
‘hij deed het binnen twee maanden’ |
(26) | híi soní i ké féndi móo hía, té-u kabá f'én da sóso lási
alle dingen je wilt vinden meer veel, tot-wij eindigen van-het geven niets verliezen
‘alles wat je meer wilt hebben is tenslotte verlies’ |
In vele gevallen wordt kabá gegeven in de vaste combinaties kabá a sóso (vertalingen: ‘verkwisten’, ‘vermorsen’, ‘verongelukken’), of kabá wan soní a sóso (vertalingen: ‘uitroeien’, ‘verdelgen’, ‘vernietigen’, ‘verwoesten’). Van de tweede combinatie worden in het geheel geen voorbeelden gegeven, van het gebruik van de eerste slechts drie:
(27) | híi di pená u mi bi kabá a sóso
alle die moeite van mij TNS eindigen tot niets
‘al mijn moeite was vergeefs’ |
In de andere twee gevallen waarin de combinatie kabá a sóso voorkomt lijkt kabá in een seriële werkwoordsconstructie voor te komen:
(28) | túe soní kabá a sóso
weggooien ding eindigen tot niets
‘verkwisten’ |
(29) | makisá kabá a sóso
verbrijzelen eindigen tot niets
‘verpletteren’ |
In het Woordregister komt kabá verder nog voor in seriële werkwoordsconstructies in combinatie met kó:
(30) | di náki doón kó kabá
het slaan drum komen eindigen
‘het getrommel is afgelopen’ |
(31) | a bi kó kabá híi di móni f'én
hij TNS komen eindigen alle het geld van-hem
‘hij heeft al zijn geld opgemaakt’ |
(32) | a bi kó kabá
het TNS komen eindigen
‘'t is uit’ |
Het lijkt erop of in al deze gevallen met enkel kabá volstaan had kunnen worden, aangezien dat alleen de gegeven vertalingen ook zou dekken. Wat de functie van de combinatie is is mij niet duidelijk.
| |
Kabá als seriëel werkwoord
Wij zijn hier dus twee mogelijke seriële werkwoordsconstructies met kabá tegengekomen:
a. | In de intransitieve werkwoordscombinatie kó kabá. |
b. | In de transitieve werkwoordscombinatie V 1 kabá a sóso.
V 1 staat blijkens de voorbeelden niet (geheel) vast. |
Een vergelijking met het Sranan geeft hier een interessant beeld: in het Sranan kennen we immers kabá dat als werkwoord voorkomt in dezelfde betekenissen als het Saramaccaanse kabá.
| |
| |
Dit werkwoord komt ook voor als V 2 in seriële werkwoordsconstructies en neemt dan de vorm k'ba. In Sebba (1983) wordt het volgende voorbeeld gegeven:
(33) | bakbabuba kaba k'ba
bananaskins finish finish
‘the bananaskins are already finished’ |
Verder stelt hij: ‘kba “finish” (Portuguese “acabar”) occurs in the position occupied by V 2 of a serial construction but in fact we think the evidence for its being a verb in this usage in Sranan is not very strong. (...) The usual translation of kba when it occurs in this position is “already”; there is other evidence that kaba (usually pronounced kba in this position, but kaba when it is a main verb) must be an adverb as well as a verb.’ (Sebba 1983: 54)
M.i. moet kba beschouwd worden als de fonologisch gereduceerde vorm van kaba die de positie van V 2 in seriële werkwoordsconstructies inneemt, maar daar eerder functioneert als bijwoord dan als werkwoord.
Voor het Saramaccaans geldt iets dergelijks: kabá in seriële werkwoordsconstructies in de positie van V 2 is via een - voor het Saramaccaans regelmatig - proces van fonologische reductie veranderd in kaa; dit functioneert als bijwoord en wordt vertaald met ‘al’ of ‘reeds’. Kabá komen we nog slechts in enkele, zeer specifieke gevallen tegen in seriële werkwoordsconstructies, maar betekent daar duidelijk iets anders dan kaa in dezelfde positie, zoals verderop duidelijk zal worden.
Deze ontwikkeling beperkt zich niet tot het Sranan en Saramaccaans, blijkens een notitie van Boretzky (1983: 9): ‘In Atlantic creoles there can be observed a striking tendency for postpositing kaba/finis/pinis/don and the specialisation of it to a completive marker or an adverb respectively.’ Kaa komen we inderdaad tegen als respectievelijk completief markeerder en bijwoord.
| |
Kaa als bijwoord
(34) | di ndéti búka tá kó kaa
de nacht mond ASP komen al
‘de avond nadert reeds’ |
(35) | mi bi dá i bángi kaa, noo mé sá dá i gogó móo
Ik TNs geven jou bank al, dan ik-NEG kennen geven jou
achterwerk meer
‘ik heb je al een bankje gegeven en kan je geen achterwerk geven’
‘je vraagt me te veel’ |
(36) | a bi séti u njá kaa
‘hij was al begonnen te eten’ |
(37) | di alísi tá dé ku bée kaa
‘de rijst draagt al vrucht’ |
(38) | unu kabá kaa, ó?
‘zijn jullie al gereed?’ |
Opvallend is het grote verschil tussen de vertaling van kó kaa in (34) en kó kabá in (30), (31) en (32). Dit illustreert nogmaals dat kaa gezien moet worden als bijwoord en kabá als werkwoord.
Onder de Nederlandse referenties ‘al’ en ‘reeds’ noemt het Woordregister ook kabá als Saramaccaans equivalent en geeft daarbij één voorbeeldzin:
(39) | a bi seeká di soní kabá dá-én
‘hij heeft het al voor hem geregeld’ |
Vergelijk:
(40) | mi seeká híi mi soní kaa
‘ik heb alles al geregeld’ |
Voorbeeld (39) is het enige waarin kabá op dezelfde manier als kaa schijnt te
| |
| |
functioneren, namelijk als bijwoord. Voor mijn Saramaccaanse informante was deze zin echter beslist onacceptabel: zij gaf de volgende correcte alternatieven, met een uitgesproken voorkeur voor (42):
(41) | a bi seeká di soní kaa dá-én |
(42) | a bi seeká di soní dá-én kaa |
| |
Kaa als ‘completief markeerder’
Er zijn nog een groot aantal zinnen in het Woordregister waarin kaa gebruikt wordt zonder dat we daar in de Nederlandse vertaling direct iets van terug vinden. Hier plaatst de methode van De Groot ons wederom voor problemen, vanwege de afwezigheid van glossen. Ik geef hier eerst enkele voorbeelden en zal dan mijn interpretatie geven.
(43) | di mbéti pói kaa
‘het vlees is bedorven’ |
(44) | a kó mandú kaa
‘hij is volwassen’ |
(45) | di tjúba kaí pasá kaa
‘de bui is over’ |
(46) | mi-ku-i pói tidé kaa
‘vandaag is het uit tussen ons’ |
(47) | di paabí límbo túu kaa
‘de schotel is helemaal zuiver (schoon)’ |
(48) | a bi njan híi di móni túu kaa
‘hij heeft al zijn geld opgemaakt’ |
Het Woordregister geeft ons nog veel meer van dit soort zinnen. In alle gevallen wordt kaa niet vertaald en lijkt het er op dat het al-dan-niet gebruiken van kaa voor de vertaling in het Nederlands geen verschil zou maken; blijkbaar maakt dat een verschil in betekenis uit dat wij in het Nederlands niet kennen. Kaa duidt blijkbaar op de voltooiing van een proces, op de definitieve afronding van een handeling, o.i.d., en functioneert dus als ‘completief markeerder’.
| |
Conclusie
In het voorgaande heb ik duidelijk gemaakt dat kabá en kaa elkaar uitsluiten in het gebruik, dit i.t.t. hetgeen de vertalingen in het Woordregister suggereren. Kabá en kaa vormen één semantische eenheid, waarin kabá optreedt als zelfstandig naamwoord, als bijvoeglijk naamwoord (ook in geredupliceerde vorm) en als werkwoord; kaa treedt op als bijwoord en completief markeerder. Met name het optreden van kaa als completief markeerder laat zien dat het niet mogelijk is het Saramaccaans te beschrijven vanuit Nederlandse semantische categorieën.
We hebben gezien dat in het gebruik van kaba en kaa een parallel valt te trekken met het Sranan waarin kaba optreedt op alle genoemde manieren, maar in de positie van V 2 in seriële werkwoordsconstructies de vorm kba neemt; kba functioneert als bijwoord.
Ik wil hier tot slot een mogelijke verklaring geven voor de huidige distributie van kabá en kaa in het Saramaccaans en kaba en kba in het Sranan.
Ik ga ervan uit dat in beide talen oorspronkelijk alleen de vorm kabá/kaba bestond. Deze kwam onder andere voor als V 2 in seriële werkwoordsconstructies. In die positie moet, in vergelijking met kabá/kaba in de positie van hoofdwerkwoord, sprake zijn geweest van een verlies in betekenis; deze werd gereduceerd tot het markeren van de voltooiing van de handeling aangegeven door V 1. Deze semantische reductie is gepaard gegaan met fonologische
| |
| |
reductie; dit heeft geleid tot het ontstaan van respectievelijk kaa en kba.
Overigens is gebleken dat in het Saramaccaans kabá wel (weer)gebruikt wordt als V 2 in seriële werkwoorsdsconstructies en in die positie zijn volledige semantische waarde behoudt.
| |
Noten
Indien niet anders vermeld verwijzen de noten naar A. de Groot, 1977. Woordregister Nederlands-Saramakaans. Paramaribo.
1. | p. 182. |
2. | Saramaccaans informante. |
3. | Saramaccaans informante. |
4. | p. 76. |
5. | p. 76. |
6. | p. 76. |
7. | p. 250. |
8. | p. 116. |
9. | p. 116. |
10. | p. 101. |
11. | p. 312. |
12. | p. 181. |
13. | p. 166. |
14. | p. 166. |
15. | p. 194. |
16. | p. 32. |
17. | p. 101. |
18. | p. 119. |
19. | Alleyne 1980, p. 79. |
20. | p. 89. |
21. | p. 103. |
22. | p. 194 en 366. |
23. | p. 166. |
24. | p. 76. |
25. | p. 39. |
26. | p. 296. |
27. | p. 321. |
28. | p. 324. |
29. | p. 326. |
30. | p. 11. |
31. | p. 224. |
32. | p. 306. |
33. | Sebba 1983, p. 55. |
34. | p. 20. |
35. | p. 23. |
36. | p. 27. |
37. | p. 375. |
38. | p. 101. |
39. | p. 250. |
40. | P. 250. |
41. | Saramaccaans informante. |
42. | Saramaccaans informante. |
43. | p. 25. |
44. | p. 336. |
45. | p. 229. |
46. | p. 306. |
47. | p. 374. |
48. | p. 224. |
| |
| |
| |
Literatuur
Alleyne, M.C. 1980. Comparative Afro-American. Ann Arbor. Karoma. |
Boretzky, N. 1983. On creole verb categories. In: Amsterdam Creole Studies V. Amsterdam. UvA. |
Donicie, A. en J. Voorhoeve 1963. De Saramakaanse woordenschat. Amsterdam. |
Groot, A. de. 1977. Woordregister Nederlands-Saramakaans. Paramaribo, Vaco. |
Sebba, M. 1983. The syntax of serial verbs. (niet gepubliceerd). |
| |
De auteur
Silvia Kouwenberg (geboren 1960) studeert Andragologie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds een jaar houdt zij zich ook bezig met algemene taalwetenschap, met name met de creolistiek. Dit artikel is een herschreven versie van een werkstuk dat tot stand is gekomen met begeleiding van Pieter Muysken en Norval Smith.
|
|