Woord vooraf
Het eerste nummer van de vierde jaargang van OSO, dat thans voor U ligt, bevat naast de vaste rubrieken dertien artikelen. In de artikelen ligt de nadruk deze keer voornamelijk op Surinaamse talen; het Saramaccaans, het Sarnami en het Surinaams Javaans. Een aantal andere bijdragen snijdt allerlei andere Surinamistische onderwerpen aan.
In het openingsartikel bespreekt Silvia Kouwenberg de verschillende betekenissen en gebruikswijzen van het Saramaccaanse Kabá en Kaa. Ze toont aan dat de twee woorden elkaar uitsluiten in het gebruik. Jnan H. Adhin vergelijkt het systeem van de neusmedeklinkers (nasalen) van het Sarnami met dat van het Sanskrit en van het Standaard-Hindi. Theo Damsteegt bespreekt een spellingsvoorstel van het Sarnami in samenhang met de spelling van andere Surinaamse talen. Tineke Bosch gaat in haar bijdrage in op het gebruik van werkwoordsvormen in Sarnami-verhalen en van de partikels waarmee de zinnen of alinea's in die verhalen gewoonlijk beginnen. M.A. Nabibaks analyseert de moeilijkheden die sprekers van het Sarnami hebben bij het leren van het Nederlands. Hij pleit voor een betere aanpak van het taalonderwijs op de Surinaamse basisscholen. In zijn artikel over het Surinaams Javaans beschrijft Hein Vruggink het ontstaan en de kenmerken van die taal, geeft hij aan door wie en waar het gesproken wordt, en wat de voornaamste verschillen zijn met het Indonesisch Javaans. In zijn tweede bijdrage werkt hij een voorstel uit voor de spelling van het Surinaams Javaans, in de hoop daarmee de discussie op gang te brengen. Pieter Koen licht ons in zijn artikel nader in over het werk van het Instituut voor Taalwetenschap/Summer Institute of Linguistics, te Paramaribo. Just Wekker bespreekt verschillende hypotheses over de oorsprong van de Kwinti-bosnegerstam, en formuleert met behulp van kaartmateriaal een eigen alternatief. Wilfried Dierick geeft talrijke voorbeelden van typisch Surinaamse familienamen, en vermeldt de ontstaansgeschiedenis van enkele ervan. Zijn tweede artikel gaat in op een even merkwaardig Surinaams cultuurverschijnsel, de zgn. chronogrammen. In haar artikel ‘Muskietenjacht’ reageert Eva Essed-Fruin op een bijdrage van Norval Smith in het Jan Voorhoeve-nummer van OSO (mei 1984). Diens stuk had betrekking op
woorden in het Surinaams Nederlands die rechtstreeks aan het Engels van de zeventiende eeuw ontleend zouden zijn. Eva Essed betwijfelt of dit ook het geval is met het woord muskiet. Herman Wekker doet verslag van een succesvolle werkbijeenkomst over het thema ‘Universals versus substrata in Creole genesis’, die in april j.l. aan de Universiteit van Amsterdam plaatsvond: een topconferentie op het gebied van de Creolistiek.
Het volgende nummer van deze jaargang (december) zal gewijd zijn aan het thema van het I.B.S.-colloquium van 27 april 1985: ‘Contractmigratie en de gevolgen voor de Surinaamse samenleving’. Hierin zullen worden opgenomen de teksten van lezingen van die dag. Andere bijdragen over hetzelfde thema zijn van harte welkom (zo spoedig mogelijk in te leveren).
De redactie