en Germaanse filologie aan de universiteit van Melbourne in Australië. Hij publiceerde al eerder Dutch Reference Grammar (1981) en A Dutch Vocabulary (1983). Met zijn jongste publikatie waagt Donaldson zich dus blijkbaar niet op glad ijs. De eruditie van het boek hoeft niemand af te schrikken, ook een niet-linguïstisch geschoolde ‘Engelslezer’ kan een heel eind op de exploratietocht door het Nederlands mee. De schrijver neemt immers het heden als uitgangspunt: de naam van de taal, de Nederlandse dialecten, de taalsituatie in Nederland en in België (vrij uitgebreid) en zelfs die in Frans-Vlaanderen. Donaldson geeft een bevattelijk overzicht van het Nederlandse klanksysteem, de vormleer, de woordorde, de woordenschat en de spelling van het Nederlands. Weinig Europese talen hebben zo'n logische en economische spelling als het Nederlands, zegt Donaldson.
Ook de externe geschiedenis van de Nederlandse taal tegen de achtergrond van de algemene geschiedenis zal elke geïnteresseerde lezer nog kunnen volgen. De passage over de Germaanse volksverhuizingen is evenwel overwoekerd door namen en data en biedt weinig verhelderends. In de bladzijden over het Middelnederlands was enige verwijzing naar de meesterwerken van de Dietse, d.i. Nederlandse literatuur, Beatrijs, Van den Vos Reynaerde, om er een paar te noemen, wel gepast geweest. De pagina's 119 tot 183 zijn met verwijzingen naar en vergelijkingen met andere Germaanse talen, Engels, Duits en Gotisch, beslist voer voor studenten filologie en andere specialisten. Bij de beschrijving van de historische fonologie wijkt de auteur af van de werkwijze die onder filologen gebruikelijk is, hij neemt namelijk de klanken van het hedendaagse Nederlands als uitgangspunt en gaat achterwaarts tot de Germaanse grafemen terug; het is een werkwijze die veel ballast vermijdt. Donaldson sluit zijn boek af met een glossarium van technische termen, een verzamellijst van de werken die op het einde van elk hoofdstuk worden vermeld, een index van zaak-, plaats- en persoonsnamen uit het boek en ten slotte de lijst van de elf kaarten en de zeven illustraties die het boek rijk is.
Dit werk van B.C. Donaldson biedt niet op de eerste plaats nieuwe informatie over het Nederlands, het is veeleer een bevattelijke compilatie van de wetenschappelijke kennis daaromtrent. Het doet denken aan La langue néerlandaise, het boeiende werk van Pierre Brachin (1977); Dutch. A linguistic history of Holland and Belgium is misschien iets minder persoonlijk, maar gedetailleerder en even boeiend. Moet ik op een paar slakjes zout leggen? De kaart van België op pagina twee is niet meer actueel: Komen hoort nu bij Henegouwen, Voeren bij Limburg en flamingant is niet zo maar synoniem van ‘Flemish chauvinist’. De vraag naar Engels als tweede taal is in Vlaanderen nog niet zo groot als in Wallonië; meer dan 90% van de Vlaamse leerlingen in het voortgezet onderwijs volgen nog steeds Frans, ongeveer 60% van de Waalse leerlingen Nederlands als eerste vreemde taal. Rekening houdend met de omvang en de kwaliteit van het werk en met de uitstraling van het Engels in de wereld van vandaag is het verschijnen van Dutch. A linguistic history of Holland and Belgium van B.C. Donaldson een belangrijke gebeurtenis.
O. Vandeputte
B.C. Donaldson, Dutch. A linguistic history of Holland and Belgium, Uitgeverij Martinus Nijhoff, Leiden, 1983.