Studies over stadsontwikkeling en de stedelijke maatschappij.
Het hier voorgestelde boek is een bundeling van vier studies, die zich voornamelijk wilden richten op een Frans studentenpubliek. De bedoeling was om in diverse landen of streken de oorsprong na te gaan van de stadsontwikkeling, of hoe die het mede mogelijk maakte dat West-Europa in de tweede helft van de zeventiende eeuw een zware crisis te boven kwam, en de complexiteit van de stedelijke maatschappij verder te bestuderen tot het einde van de achttiende eeuw. Hoewel het klaarblijkelijk ook de bedoeling was om de toestand in die andere landen te vergelijken met de Franse situatie, wordt het volledig aan de lezer zelf overgelaten om zijn conclusies te trekken. We staan dus voor vier los van elkaar staande studies, geschreven door specialisten in deze materie, die borg staan voor de degelijkheid van hun bijdrage. Voor dit boek hebben de auteurs echter geen nieuw bronnenonderzoek gedaan; ze baseerden zich op de bestaande literatuur en maakten in hun haast wel eens een schoonheidsfoutje. Vermoedelijk hadden ze ook niet de tijd om de drukproeven grondig te verbeteren, want er komen in het boek nogal wat storende drukfouten voor.
De bijdrage van J.P. Poussou handelt over de Engelse steden. Het hier behandelde tijdvak ging aan een grote bloeiperiode van de steden onmiddellijk vooraf. De vraag was derhalve hoe die bloei is ontstaan en hoe de maatschappij zich daarin heeft ontwikkeld. De hoofdthema's waren de volgende:
1. Aanvankelijk lag de verstedelijking in Engeland beduidend lager dan in andere streken (Vlaanderen, Frankrijk); van midden achttiende tot midden negentiende eeuw zou het zich echter ontwikkelen tot het meest verstedelijkte land. Toch beschikte Engeland al vroeg over een wijdvertakt net van marktsteden.
2. De hoofdstad zou in de achttiende eeuw de grootste stad in het westen worden. Het verstedelijkte leven ging hier dominante trekken vertonen.
Deze studie vormt een ontmoetingspunt tussen de ontwikkeling van oudere steden, ontstaan in de twaalfde-dertiende eeuw en de nieuwe karaktertrekken die steden gingen vertonen; het keerpunt situeert de auteur tussen 1660 en 1690. Na een grondige behandeling van de steden gedurende de Restauratie, wordt een overzicht gegeven van de veranderende stadsstructuren einde zeventiende begin achttiende eeuw. De bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de mechanismen die deze verandering bewerkstelligden en naar de bevolkingsaangroei in de steden. De voornaamste rol van de steden wordt gezien op economisch en niet op politiek gebied; toch wordt een genuanceerd antwoord gegeven op de vraag naar de invloed van de industriële revolutie op de ontwikkeling van de steden. Er wordt ook aandacht besteed aan de sociale toestanden en verhoudingen, machtsuitoefening en machtsverhoudingen, armoede en criminaliteit, het gezelschapsleven, het godsdienstig leven en het stadsbeeld.
De Vlaming Hugo Soly en de Rijselse hoogleraar Alain Lottin behandelden samen de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik. Voor de behandelde periode kregen de Belgische steden tot nog toe weinig aandacht: ze vormden van 1635 tot 1713 een quasi permanent strijdtoneel en in de achttiende eeuw genoot vooral het platteland een zekere evolutie, terwijl de steden stagneerden. In relatief korte hoofdstukken wordt hier op de eerste plaats aandacht besteed aan de demografische evolutie van de stedelijke bevolking; vóór de industriële revolutie waren de steden hier relatief dun bevolkt. Men weidt ook uit over de verhouding stad-platteland en het beeld van de steden, de economische fluctuaties, de sociale toestanden, de bestuursvormen (stedelijke oligarchie), de rol van de Katholieke Kerk in de steden en het geestesleven. De auteurs komen tot de conclusie dat de omvang van de bevolking in de steden bijna niet groeide, vanwege het verval van de traditionele economische activiteiten. Toch groeiden nieuwe industrietakken die van België het eerste land maakten dat een in-