Luis H. Daal.
‘Wanneer ik bij deze plechtige en feestelijke gelegenheid mijn erkentelijkheid betuig aan Zijne Majesteit de Koning der Belgen voor de eer die hij mij aandoet, wil ik ook dank zeggen aan zijn Ambassadeur in Den Haag die mij hedenmiddag onderscheidt, alsmede aan al degenen die in Brussel zowel als in Willemstad mij hebben voorgedragen en mijn kandidatuur hebben gesteund. Ik wil daarin de erkenming zien door België van een ploeg van Antillianen in een samenwerkingsverband met Uw landgenoten, meneer de Ambassadeur, dat iets totstandgebracht heeft. Zonder hun steun, zonder hun medewerking en zonder hun geloof en vertrouwen, zou hetgeen ik heb mogen en kunnen doen niet verwezenlijkt zijn’.
Dit is een citaat uit het dankwoord dat de heer Luis H. Daal, hoofd van de afdeling Culturele Zaken van het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Den Haag uitsprak toen hem op 29 juni 1984 de versierselen behorende bij de Kroonorde van België werden opgespeld. Nog juist binnen zijn actieve loopbaan, want deze eminente persoonlijkheid zou in september voor de laatste maal de zitting bijwonen van de Culturele Adviesraad waarvan hij sedert hij zijn huidige functie op zich nam, deel heeft uitgemaakt, sprekend namens zijn Minister, maar zoveel persoonlijkheid en bekleed met zoveel gezag van binnenuit, dat hij als representant van zijn land een grote inbreng heeft gehad in de culturele relatie tussen Nederland en de Nederlandse Antillen. Dat kan ook gezegd worden van het overleg met de Belgische organen die belast waren met de uitvoering van het Cultureel Verdrag met de Nederlandse Antillen. Hij trad aan in 1975 onder het ministerschap van drs. R.F. Pieternella, een man die, alweer onder invloed van Daal, de bevordering van de wederzijdse cultuuroverdracht in zijn vaandel voerde. In deze taakstelling stak des Pudels Kern. Want het culturele verkeer tussen de landen van het koninkrijk was tot dan duidelijk een éénrichtingsverkeer. Aan Daal werd de opdracht verstrekt daarin verandering te brengen. Tijdens een interview voor de Nederlandse radio vatte Daal zijn opdracht aldus samen:
‘Het is onze plicht onszelf, onze gedachtenwereld, onze denkwijze, onze leefwijze, kortom ons hele levenspatroon dat het merk draagt van de omgeving die ons voortbracht, het Caribisch bekken, in Nederland uit te dragen. Het is onmogelijk politieke betrekkingen te hebben met een volk indien er geen inzicht bestaat in de culturele achtergronden van die natie. Culturele uitwisseling betekent verkeer in twee richtingen. Wij dragen ook het merkteken van de Nederlandse, in wijder verband van de Westeuropese cultuur. Maar in de allereerste plaats zijn wij mensen uit het Caribisch bekken die in een andere leefsfeer, met andere leefgewoonten zijn grootgebracht en wij hebben niet alleen het recht, wij hebben ook de plicht dit anderszijn geldend te maken in onze verhouding tot andere volken, in het bijzonder met het volk, waarmee wij zolang in culturele zin verbonden zijn geweest’.
Wanneer wij nu samenvatten wat Luis Daal in de afgelopen negen jaar totstand gebracht heeft in de betrekkingen met de beide landen waarvoor hij geroepen was met dezen te komen tot een culturele uitwisseling, dan is beperking noodzakelijk. Zelden was een man in het uitwisselingsvlak zo succesvol, en daarbij ten