Ons Erfdeel. Jaargang 27
(1984)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 754]
| |
Dirk Kroon (o1946).
Dirk Kroon die ook actief is als bloemlezer en essayist is een dichter van verstilde momenten en geconcentreerde bezinning. De uiterlijke vorm van zijn vers en zijn woordgebruik zijn altijd sober, zonder opvallendheid of opdringerigheid. Er is dan ook veel wit en veel stilte in en rond zijn gedichten en dikwijls wil hij niet meer bereiken dan stil te zijn met woorden.
In zijn eerste bundel Materiaal voor morgen (1968) leidt dit tot haikoe-achtige ijlheid, een te voorzichtig aftasten van thema's die slechts even opdoemen en dan verdwijnen:
Als de sneeuw
komt
zal ik
mijn handen warmen
aan de stilte
De woordkeuze is zeer beperkt gehouden, zelfs dikwijls tot poëtisch reeds lang vertrouwde kernwoorden als sneeuw, zon, nacht, stilte, handen en vogels. Met deze basiswoorden schrijft hij naar eenvoudige contrasten toe om het poëtisch effect te ondersteunen.
ik zal nacht schrijven
maar daarbij denken aan
hoe de zon in hun ogen heeft gestaan
Liefde en dood spelen vanaf zijn debuut een centrale rol: de poëzie, de woorden vormen een dam, een toevlucht, een ultiem weerwerk tegen de dood die de liefde bedreigt. De verstilling en zijn omzichtige omgang met taal en mensen domineren ook de volgende bundel Hutselen in het gras (1972). Schijnbaar slechts heeft de thematiek zich verruimd zoals men zou kunnen opmaken uit titels als Guerilla, Heldendom.
In feite ontwijkt Dirk Kroon elke anekdotiek en situatiebeschrijving en stoot hij onmiddellijk door naar meditatie en symboliek. Terecht schrijft hij:
wij spreken te vlug
schrijven te voorbarig
en trekken te snel
naar het woord op
maar misschien vertrouwt hij hierbij toch te veel op de suggestiekracht van het woord, op het ongezegde om de lezer werkelijk voor zijn wereld te winnen. De harde kristallen die zijn gedichten zijn, houden de lezer onnodig op een afstand, vooral als de dichter de abstracta opstapelt en alleen nog het essentiële op het blad achter wil laten.
levensbeschrijving
liefde
en wij verloren
aan stilte
de vereiste bescheiden
voor een afscheid.
Een opmerkelijke ontwikkeling maakt deze poëzie in de bundels uit de jaren zeventig niet door. Dirk Kroon wordt wel wat minder ik-gericht, de hij- en wijvorm breekt geregeld door maar hij blijft houden van een geserreerd, geslepen vers, ernstig en verdroomd van toon, afstandelijk en rustig van zegging. Sporen van de experimentele poëzie (en vooral van Andreus) vind je in alle bundels, zij het niet naäperig of naïef en zelden storend tenzij in woordvormingen als ‘huismeesters tijd’, ‘schoolmeester dood’ en ‘netvlies leegte’. Wel lopen de gedichten meer en meer uit op mislukkingen, op ‘de doodlopende stegen van het gesprek’, vooral als de buitenwereld, de actualiteit de inspiratiebron was. Die buitenwereld, de familiale omgeving en de sociale wereldsituatie, doorbreken nu meer de verdroomde wereld maar steeds opnieuw volgen de gedichten waarin de woorden naar stilte streven, waarin hij zoekt naar de stilte in en achter de mens en de woorden.
Vertel je verhaal
verzwijg wat gebeurde
is eigenlijk de mooiste samenvatting van zijn poëtisch credo. Dirk Kroon laat het aan de lezer over om te concretiseren, hij reikt slechts de patronen, de richting aan, met een minimum aan woorden (steeds dezelfde kernwoorden die als vuurstenen over elkaar worden geschoven tot ze elkaar doorlichten) en met spaarzaam aangewende middelen (niet te veel metaforen; meer herhaling, vooral in zinsbouw en enjambementen die zorgen voor verschillende betekenislalagen). Uiteindelijk wil hij met zijn poëzie het leven verwarmen, wil hij met de scherpte van zijn gebeitelde verzen, inzicht en alertheid bij de lezer opwekken, komt zijn poëzie, hoe zwevend soms ook, steeds bij de stilte terecht:
de schuilhoeken
van haar mond
de schuilhoeken
zij heeft in haar ruimte
een droom ingericht
de heffing van een stem
in onverloren uren
gewekt bij een man
dan spreekt zij
alle talen
die de liefde haar liet
en zwijgt in het bijna
bijna niet meer
Armand van Assche Dirk Kroon, Vindplaatsen, 's-Gravenhage, Nijgh en Van Ditmar, 1983,175 p. |
|