Beeldende kunst
‘Nieuwe’ Karel Appels in het teken van het sentiment.
Met naïeve circusfiguren, ‘pianistiek’ opgezette stillevens, een in streeptoetsen gevat bestiarium en weelderig-koloristische, maar leeg esthetizerende doeken scheen Karel Appel in de jaren zeventig afscheid genomen te hebben van zijn eens met zoveel aandrang verkondigd verlangen naar vrijheid en van zijn eis om zijn picturale visie constant te ontdoen van ‘de huidlagen van het verleden’. Een maniëristisch en tot formules verworden virtuoos maakwerk nam de plaats in van een experimenterende, vitalistische en compromisloze schildersdrift. De spontane ontmoeting van gestualiteit en beeldvormende creativiteit, die steeds het kernstuk van zijn kunst had uitgemaakt, was verdrongen door een obstinaat aangehouden en berekend strakke-toetsendiagram.
De voormalige Cobrakunstenaar heeft zich sindsdien evenwel weten te revancheren. Twee jaar terug kon men in het Boymans-Van Beuningenmuseum te Rotterdam reeds een ‘nieuwe’ Karel Appel ontdekken, een Karel Appel die zich inhoudelijk én formeel had weten te heroriënteren. De overzichtstentoonstelling die in dit voorjaar in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel aan zijn recent werk gewijd was heeft nogmaals op heldere wijze aangetoond dat de schilder werk maakt van zijn herontdekte vrijheid en dat zijn clichéschilderkunst definitief tot het verleden behoort. Vierenzestig schilderijen boden er een overzicht van zijn jongste produktie van 1980 tot 1983. Vier jaar experimentele schilderkunst, waarin de waakzame, vitalistische kunstenaar terug te vinden was, de schilder die van zijn olieverven opnieuw een manifest van open intuïtieve schilderkunst weet te maken en op zestigjarige leeftijd blijk geeft van een verbluffende ‘a-culturele’ werkwijze tegenover de werkelijkheid en het verleden van zijn eigen werk.
Karel Appels recent oeuvre bevat tal van ‘stijlen’ en in dit stijlenpluralisme kan men moeilijk van evolutie spreken. De kunstenaar neemt voortdurend afstand van gevonden formuleringen, waagt zich aan nieuwe beeldschema's, test de uiteenlopende tactiele effecten uit waarmede de pasteuze verfmassa op het doek kan aangebracht worden en zoekt ruimte voor beelden, gevoelens en indrukken van het moment. Blijven de onbeperkte mogelijkheden van het schilderen als onmiddellijke beleving centraal te staan, toch heeft de schilder het brutale geweld, op een paar uitzonderingen na, totaal verlaten. Het is trouwens treffend dat de meest impulsieve en ongeremd spontaan uitgeschilderde beelden (de Denkbeeldige portretten van 1983 b.v.) nu de minst sterke schilderijen opleveren. Impulsiviteit heeft bij Appel geen structurerend informele kracht meer. Hij blijft tactiel-intuïtief schilderen, maar zijn beeldtype heeft zich gewijzigd. Het schilderen richt zich thans, binnen de grenzen van een figuratieve beelding, op het verwerven van een evenwicht tussen opbouw en afbraak, constructie en destructie, figuratie en abstractie en dit middels verschillende beelddiagrammen, zoals de door parallelle lijnen opgebouwde figuratie (Crimereeks), de geometrische naar abstractie neigende Vensters, de alleen door contouren aangeduide vormen en de schematische, met brede kwast neergezette, woelig gemodelleerde figuren.
De misdaadserie van 1980-1981 situeert verhalende scènes van doodslag en agressie tegen een integraal zwarte achtergrond. Langgerekte, parallel aangebrachte verfstrepen ritmeren de vormen met het abstracte spel van koloristisch modellerende kleurbanen. Gebroken geometrizerende lijnen die onafhankelijk van de figuratie het beeldvlak af en toe doorkruisen wijzen op Appels verlangen om de kleur van haar definiërende functie los te weken. Men vindt ze als bijna autonome tracés terug in de streng geconstrueerde, naar abstractie neigende Venstermotieven. De met restanten van oude blikken verf bont beschilderde ramen in de arme buurten van New York inspireerden Appel tot deze bijna geometrisch opgebouwde doeken met hun steunende accenten van lange, horizontale en verticale kleurbanen, die in hun nevenschikking het beeldveld zuiver koloristisch versterken. Af en toe schitterende doeken zijn het, waarvan de kracht echter afneemt naargelang de spontane dynamiek van het schilderen de overhand krijgt op de strakke gebonden lineaire ritmiek.
Appels abstracte beeldopzet blijft nawerken in doeken met een felgekleurde, schematische en vaak naïeve figuratie, die hij insluit achter een traliewerk van zelfstandige lijnen. Men voelt in deze reeks hoe hij zoekt om een door lijnen gestructureerd beeldvlak in een evenwichtige en gearticuleerde samenspraak te brengen met het figuratieve motief.
In de loop van 1981 wordt het schildersgebaar ruimer en breder. De motoriek van het schilderen gaat de beeldvorming in vergaande mate bepalen. Ze doet een gestueel raster ontstaan waarin de vormen gevangen zitten en geeft uiteindelijk gestalte aan die uitbeelding. Met deze kinetische schrijfwijze fixeert Appel stedelijke indrukken, stemmingen en emotionele gebeurtenissen. De menselijke figuur wordt het bijna exclusieve thema en Appels aandacht gaat vooral naar situaties waarin een sterke gevoelsdimensie vervat zit (Het ziekbed, De laatste blik, Het verdriet, De bedelaar, Aan het graf, Oorlog en honger). In deze door het sentiment bepaalde beelden zoekt Appel een evenwicht tussen de expressieve