Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij.
In februari 1984 was het 25 jaar geleden dat in het naoorlogse Duitsland voor het eerst een oproep verscheen om meer ruimte voor het Nederlands te scheppen in het Duitse onderwijs. Het was de bijdrage Niederländisch - Ein neues Alternativfach der Realschule?, van de hand van Josef Kempen, een leraar uit Bad-Godesberg (in Die Realschule, februari 1959).
Hij sprak daarin zijn verbazing uit over het taalkundig eenrichtingsverkeer in het grensland van Aken tot Emden en zette de redenen op een rijtje waarom een zekere wederkerigheid niet ongewenst was. En hij eindigde met de vraag: ‘Ist es daher anormal, wenn im Bildungsplan der Realschule des Grenzgebietes... auch Platz sein sollte für den Nachbarn? Er steht uns nicht nur nahe, sondern am nächsten.’
Kempen kreeg één reactie op dat artikel, namelijk van K.H. Kauls, met wie hij naderhand de ‘Duitse Vereniging van Leraren Nederlands’ oprichtte en tegen de blinde, logge bureaucratie bleef optornen. Een kwarteeuw later is er nog altijd veel te doen om het Nederlands een behoorlijke plaats te bezorgen in het Duitse schoolsysteem, en, zoals Josef Kempen zelf getuigt: ‘Veel van wat ik toen schreef is nog altijd van kracht. Maar gelukkig niet het vraagteken in de titel’.
De pioniers van toen kunnen met terechte trots terugkijken op hun werk, ook al zijn hun wensen nog niet allemaal ingewilligd. Wie echter, al was het maar, één vraagteken doet verdwijnen is een prijzenswaardig man.
●
Er volgt nog een ander woord van lof, aan het adres van Luisa van Wassenaar-Crocini, die in 1983 een mooie Florilegio di Poesie Nederlandesi liet verschijnen bij APA - Holland University Press (Postbus 1850, NL-1000 BW Amsterdam)
Deze tweetalige bloemlezing (Nederlands-Italiaans) is een werk dat langzaam is gegroeid: de vertaalster brengt er honderd gedichten in samen, gaande van Guido Gezelle en Adriaan Roland Holst tot Hanna Kirsten en vertaald over een periode van ruim dertig jaar. De opmaak en afwerking zijn fraaier dan we van universitaire publikaties gewend zijn, terwijl de korte inleiding helemaal niets academisch heeft. Integendeel, het is een persoonlijk ‘omzien in verwondering’ en een duidelijke stellingname, zonder geleerddoenerij of polemische neigingen: ‘zonder intieme overeenkomst van dichter en vertaler heeft de vertaling minder kans op succes’, en ‘wie dit leest zal al begrepen hebben dat ik, in deze tijd waarin zoveel wordt gepraat over systemen en wetenschappelijke methodes, ook voor vertalingen van proza en poëzie, helemaal geen systeem of methode heb gevolgd’.
Het begon allemaal in 1947, toen de vertaalster ten gevolge van de oorlog haar bibliotheek kwijtraakte en troost vond in de verzamelde werken van Guido Gezelle. Het nam serieuze vormen aan toen, na een eerste bundeltje Gezellevertalingen (1949), in 1978 een fraaie privé-uitgave verscheen bij Alfio Fiorini te Verona, die vertaald werk van verschillende Nederlandstalige dichters bevatte. En nu liggen dus deze honderd gedichten van tien auteurs er.
De keuze is zeer persoonlijk: naast de drie al vermelde dichters zijn ook nog Martinus Nijhoff, Albe, Maurits Mok, M. Vasalis, Adriaan Morriën, Bertus Aafjes en Anton van Wilderode opgenomen. Maar de selectie is uiteraard het absolute voorrecht van de vertaler, die in dit geval de criticaster trouwens alle wind uit de zeilen neemt door de bescheiden slotopmerking: ‘Als de mensen die zich in Holland en België voor het Italiaans interesseren, en in Italië voor het Nederlands, in deze pagina's enige steun vinden voor hun taalkundige inspanningen, zal ik mij zeer vereerd en beloond voelen’. De eer is geheel aan onze kant, mevrouw.
●
Er is een nieuw, wetenschappelijk tijdschrift te signaleren, met bijdragen in vier Germaanse talen (Afrikaans, Duits, Engels en Nederlands) en dat Tijdschrift voor Nederlands en Afrikaans heet, kortweg T.N.A. De drijvende kracht achter dit initiatief is prof. dr. Herman Vekeman van het Institut für Niederländische Philologie der Universität zu Köln (adres: Lindenthalgürtel 15a, D-5000 Köln 41).
Eigenlijk is het niet verwonderlijk dat de lezer bij zo'n complex tijdschrift benieuwd is naar de programmaverklaring. Ik probeer het voornaamste hier kort en bondig weer te geven:
- T.N.A. wil de kennis van de Nederlandse en Afrikaanse taal en cultuur bevorderen in het buitenland.
- Meer specifiek voor het Nederlands wil het een van de doelstellingen van de Taalunie steunen, namelijk de gemeenschappelijke bevordering van de studie en de verspreiding van de Nederlandse taal en letteren in het buitenland.
-Voor Zuid-Afrika: bij de bevordering van de studie en de verspreiding van de Afrikaanse taal, letteren en cultuur in het buitenland behoort het Nederlandse taalgebied (naast de Engelstalige en de Duitstalige wereld) op een bijzondere wijze tot dat buitenland, al was het maar omdat de taalbarrière in dit geval zo makkelijk te doorbreken is.
-T.N.A. wil daarom ook de wederzijdse belangstelling tussen Nederlandse en Afrikaanse taal, letterkunde en cultuur stimuleren.
In verband met de ideologische en politieke verschillen die bij deze opzet onontkoombaar zijn is de redactionele inleiding zeer summier: ‘De studie en de presentatie van taal, letteren en cul-