F. Devreese en F. Celis op de Antwerpse Filharmonieconcerten.
Aan eerste uitvoeringen van nieuw Vlaams werk zal de concertbezoeker zijn vingers niet blauw tellen. De meeste grote concertverenigingen tappen haast altijd uit hetzelfde vaatje en blijven onze eigen componisten stiefmoederlijk bejegenen. Tot de spreekwoordelijke uitzonderingen behoort de Filharmonische Vereniging van Antwerpen. Tijdens de laatste concerten uit de abonnementscyclus 1983-1984 vertolkte ‘De
Frédéric Devreese (o1929).
Philharmonie van Vlaanderen’ twee werken van eigen bodem, waarvan een zelfs in première.
Pierre Volondat, eerste laureaat van de jongste Koningin Elizabethwedstrijd, speelde het Vierde pianoconcerto van Frédéric Devreese. Op zichzelf al een opvallende gebeurtenis; na de finale immers komen de meeste opgelegde concerto's uit die wedstrijd nooit meer op de affiches voor. Zelfs het vioolconcerto (1959) van een prominent als Darius Milhaud is niet aan dat lot ontsnapt. Frédéric Devreese (1929) daarentegen boft, want zijn concerto werd blijkbaar nog niet in het archief opgeborgen. Het is niet zo verwonderlijk. Zijn Vierde pianoconcerto is een boeiende en rijke brok muziek, waaraan niet alleen de virtuoos, maar ook de luisteraar genoegen beleeft. Het werk bestaat uit twee delen. De ‘Introduzione con variazione’ stelt in een vrij sombere sfeer het thema voor, waarvan de motorische cel van vier noten aan de basis ligt van de daaropvolgende vijf variaties. Die geledingen zijn naar structuur en karakter erg verscheiden. Variatie 1 en 3 zijn vitalistisch en bijtend van uitdrukking, variatie 2 en 5 steken daar schril tegen af door de lyrische inhoud en de broze, soms etherische sfeer, variatie 4 is, hoewel opgevat als een cadenza, geen virtuoze bladzijde, maar een mozaïek van wisselend klankenspel. De ‘Finale’ is uitgeschreven