Muziek
Er blijft hoop voor de Nederlandse Opera.
In een tijd dat er in Nederland op het gebied van het muziektheater een duidelijke bloei valt waar te nemen, verkeert het nationale operagezelschap min of meer in ene artistieke malaise. Nieuwe initiatieven, van onder meer kleine beginnende groepen maar bijvoorbeeld ook van reguliere toneelgezelschappen, verbreden op een aantrekkelijke manier het repertoire, in een seizoen dat de Nederlandse Operastichting de wind tegen lijkt te hebben.
Reprises van goed ingespeelde en waardevolle produkties kunnen continuïteit geven aan een operaseizoen. Zowel de opbouw van een breed speelplan als de ‘verkoopbaarheid’ van het jaarprogramma zijn er vaak mee gediend. Het kan bijvoorbeeld ruimte scheppen voor het experiment, zowel voor minder toegankelijk of onbekend werk als voor nieuw gecomponeerd eigentijds muziektheater.
Zo'n overwogen opzet is er dit seizoen niet uitgekomen bij de Nederlandse Operastichting, wel de geest van de middelmaat. Met de drie ‘premières’, tegelijk ook het enige echt Italiaanse aandeel van het repertoire, als slot van het seizoen geprogrammeerd, zijn de daar aan voorafgaande zeven reprises verzameld in een aansluitende reeks, een bonte collage van componisten en genres.
Lohengrin van Wagner, Rodelinda van Händel, en Idomeneo van Mozart, vertegenwoordigen bij de herinstuderingen het werk van de grotere componisten. Behoudens de als Bertarido excellerende alt Jard van Nes in Rodelinda, hebben de uitvoerders weinig opmerkelijke zang laten horen. Wel krijgen steeds in de laatste acten van deze opera's de vocalisten hun betere momenten, maar mede door de niet bijster interessante scènische opvattingen is er geduld nodig om dat nog te kunnen genieten.
De alt Jard van Nes in de travestierol van Bertarido en de sopraan Gwendolyn Bradley in de titelrol van Händels opera ‘Rodelinda’.
Van de populaire Franse componist Jacques Offenbach is een tweetal composities met vertaald libretto gepresenteerd. Een vlak gezongen
Hoffmanns Erzählungen past naast een leutige versie van Otto Nicolai's
Die lustigen Weiber von Windsor in een lange Duitse traditie.
La vie Parisienne is bewerkt tot groteske Nederlandse operette.
Wintercruise van Hans Henkemans, het enige werk van eigen bodem, heeft een magere inhoud en een nogal opgerekte muzikale structuur, met wellicht ter compensatie bij deze reprise een verzorgde presentatie en goede uitvoeringskwaliteit, vooral van de Britse Enid Hartle als miss Reid.
Wie steeds heeft gedacht dat Puccini's Manon Lescaut eigenlijk alleen maar genietbaar is via de grammofoonplaat, krijgt dit bevestigd door de enscenering van Filippo Sanjust bij de nieuwe produktie van de Nederlandse Operastichting. De vier actes van dit werk hebben kennelijk geen enkele dramaturgische samenhang. Bij de losstaande en vrij saaie scènes van deze produktie, roepen alleen het koloriet van de orkestpartij en de expressieve stemkwaliteit van de Tsjechische sopraan Gabriela Benackova een operasfeer op.
De première van I Puritani, een opera van Bellini, treft nauwelijks een beter lot. Voor de titelrol is een dramatische koloriet vereist, die de notenreeksen uit de partituur niet alleen een muzikale structuur geeft, maar deze ook tot leven wekt. Christina Deutekom haalt als volleerde specialiste voor hoge noten wel alle moeilijke loopjes en versieringen, maar het levert dikwijls niet meer op dan een grondpatroon, het blijft een vertolking zonder dramatische expressie. Geforceerde theatrale ingrepen van regisseur Andrei Serban in het verhaal maken daarbij het gegeven écht ongeloofwaardig.
Roberta Alexander, ideaal als Micaëla in Carmen en als Marcelline in Fidelio, heeft haar debuut gemaakt in de titelrol van Verdi's La Traviata, wat bij de centrale partij uit deze opera gelijk staat met een première. Wordt die rol van Violetta goed neergezet, dan doen alle andere rollen en de enscenering er