Transparant (Marga Minco).
Frieda Borgstein en haar gezin hadden willen vluchten, toen bij het begin van de oorlog bleek dat alle joden opgepakt werden. Maar op het beslissende moment was zij nog even naar boven gelopen om haar vest te halen: het kon wel eens erg koud zijn in Zwitserland waar zij heen wilden. Terwijl ze boven nog zocht in de kast waar dat vest moest liggen, drong de SD binnen en pakte haar man en kinderen op. Vóór ze de trap af kon rennen, waren ze al weg. Frieda Borgstein heeft ze nooit teruggezien.
Veertig jaar later zit Frieda Borgstein in een bejaardentehuis. Buiten is het erg koud, maar ze wil toch op stap. De volgende dag wordt ze 85 jaar en daar wil ze zelf nog iets voor in huis halen. Ze stopt de foto van haar omgekomen echtgenoot in haar tas en stapt de barre kou in. Vlak bij het tehuis hebben twee arbeiders van gemeentewerken een put op straat open laten staan. Damp van kokend water slaat daaruit. Slaat ook weer neer, bevriest en maakt het nóg gladder op straat. Bevangen door kou en hitte tegelijk glijdt Frieda Borgstein erin en komt om. Maar vlak voor ze het tehuis verliet, was ze nog een warmer vest gaan halen. Zo verloopt, in het kort, het verhaalgebeuren in De Val, de pasverschenen roman van Marga Minco.
Er zijn natuurlijk heel wat gedachten bij zo'n verhaalgebeuren mogelijk; één van de meest voor de hand liggende is dat er geen toeval bestaat. Een mensenleven kan zich voordoen als een weefsel, een draad kan lang aan de achterkant verdwijnen, maar op een gegeven moment komt hij toch weer te voorschijn, een soort vooraf gepland samenspel van schering en inslag.
Dit samenspel heeft iets noodlottigs, o.a. omdat het vest dat Frieda Borgstein ooit van de dood redde, nu het signaal voor haar dood wordt.
Er is nog meer. De arbeiders van gemeentewerken, die de straatput openden, hadden juist die ochtend opvallend weinig zin gehad om aan hun werk te beginnen. Daardoor had hun klus zoveel vertraging opgelopen zodat die put juist openstond, toen Frieda er door een ijskoude rukwind langsgewaaid werd. En het hoofd van de huishoudelijke dienst in het tehuis had de hele ochtend al het gevoel gehad dat ze Frieda eigenlijk moest tegenhouden,
Marga Minco (o1920).
maar waarom en hoe? De jongeman die de afwasmachines in het tehuis repareerde, had ook al van die sombere voorgevoelens. Hij herkent als eerste Frieda als ze uit de put getild wordt. Wanneer hij opkijkt, staart hij recht in het gezicht van de man die het gezin Borgstein indertijd aan de SD verraden zou hebben. Het zogenaamde verraad van deze man heeft weer een verhaallijntje naar verraad van de koppelbazen van de gemeentewerkers, enz.
Het is dus allesbehalve een individueel weefsel wat hier uitgesponnen wordt: het is een collectief gebeuren, een planning lopend over meer dan veertig jaren, waarvan het hoogtepunt tot op de seconde is getimed. Het lot van allerlei mensen, waarvan sommigen elkaar niet kennen en anderen elkaar maar heel oppervlakkig, blijkt elkaar te beïnvloeden zowel leven als dood, en de aanloop daartoe beslaat haast een halve eeuw. Dit geeft De val van Marga Minco iets magisch-realistisch. En hierdoor krijgt een lezer soms even een associatie met een auteur als Lampo. Toch is er een hemelsbreed verschil tussen het werk van Lampo en wat Minco in De Val doet. Bij Lampo heeft het magisch-realistische voor mijn gevoel vaak iets opgelegds, waardoor hij voor mij, maar ik kan het mishebben, meer weg heeft van een heilige-slangen-bezweerder, dan van een literator pur sang.