Ons Erfdeel. Jaargang 27
(1984)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| |
Het prozawerk van Willem G. van Maanen
| |
[pagina 394]
| |
Willem G. van Maanen (o1920).
gevarieerde wijzen tot een geschiedenis worden verbonden en op een merkwaardige manier tot een verhaal uitgroeien. De gebeurtenissen zijn niet origineel: oorlog, moord en zelfmoord, doodslag en wraak, seks en erotiek, kunst en dood zijn de ingrediënten waarmee vrijwel alle romans gekruid worden.Ga naar eindnoot(4) Maar Van Maanen gebruikt deze traditionele elementen anders dan anderen. Hij realiseert nooit één geschiedenis, maar verschillende geschiedenissen, die in hun combinatie het verhaal vormen: ‘Ik heb een verhaal nodig, terwijl een verhaal onzinnig en smerig is’.Ga naar eindnoot(5) Van Maanen begint een geschiedenis te vertellen die oorspronkelijk vrij gewoon lijkt. Toch voelt de lezer al vlug bevreemding: de gewone causale samenhang die hij elders vindt, wordt hier vervangen door onlogisch gedrag of blijkbaar onsamenhangende gebeurtenissen. Dan ontwikkelt zich een andere geschiedenis, die eerst weinig samenhang vertoont met de eerste, maar bij een aandachtig lezen toch geleidelijk analogieën of contiguïteit oproept, de samenhang tussen die twee (of soms meer) geschiedenissen blijkt dan het geheel een nieuwe zin te geven. De manier waarop de verschillende geschiedenissen tot eenheid worden versmolten, is de essentie van Van Maanens werk. Hij is zeer inventief in het uitdenken van gecombineerde gebeurtenissen. Soms wordt de eerste geschiedenis chronologisch voorafgegaan en episch gevolgd door een analoge geschiedenis in een andere periode (Het nichtje van Mozart); elders wordt het onlogische of onaangepaste gedrag verklaard door gebeurtenissen in het verleden (Al lang geleden). Dikwijls blijken de eerst vertelde gebeurtenissen of evaluaties in feite vals te zijn: ‘goede’ personages waren eigenlijk schurken (De hagel is gesmolten), een zogenaamd belangrijk kunstenaar is een epigoon (Taal noch teken), een ruimdenkende liberaal is een bekrompen lafaard (De Onrustzaaier), een onmogelijk mens was een verzetsheld die in de oorlog zijn dierbaarste bezit verloren heeft (Al lang geleden). Vele handelingen worden in een begrijpelijk causaal verband ingepast door het tweede geschiedenisniveau, maar de lezer moet zijn eerste indrukken corrigeren of opnieuw invullen: niets is wat het lijkt, alle gebeurtenissen en personages hebben een andere betekenis dan eerst gedacht. Deze meestal bruuske ommekeer geeft het oppervlakteniveau van de romans overtuigend een thrillerelement, met dien verstande dat bij Van Maanen de psychologie zeker zo belangrijk is als de uiterlijke gebeurtenissen. Meestal reageert het personage op een situatie die het niet zelf heeft veroorzaakt (zoals de oorlog) en leidt zijn reactie tot zeer pijnlijke gevolgen in de persoonlijke relatie. Pas in de tweede geschiedenislaag komen die dan aan de oppervlakte. Dikwijls doorbreekt de tweede geschiedenis ook het genre: het is een brief, een toneelscène of een dagboekfragment.
In sommige werken combineert Van Maanen een fantastische en een causaal verantwoorde geschiedenis. Het zijn meestal | |
[pagina 395]
| |
niet zijn sterkste romans. De verspeelde munt beschouwen we als zijn zwakste werk en ook Droom is 't leven, zijn eerst gepubliceerde boek, behoort zeker niet tot zijn beste romans. Geleidelijk aan is die fantastische trek in zijn werk trouwens verdwenen. Blijkbaar heeft de auteur ingezien dat zijn boeken sterker worden wanneer hij het fantastische sterk onder controle houdt (Een onderscheiding) of het gewoon elimineert. Van Maanen maakt op telkens weer verschillende manieren zijn geschiedenissen tot een ijzersterk geheel. Daarvoor gebruikt hij doelbewust alle literaire middelen; door de bedoeling van zijn werk wordt de manier waarop de gebeurtenissen worden gecombineerd het essentiële element. ‘Ik zeg tegen mijn lezers... lees het verhaal, maar het is niet waar hoor, het is bedrog; dat bedrog wil ik zo ordenen dat de mensen toch in het verhaal geloven; de lezers moeten ondanks alles geboeid raken... Ik wil graag balanceren en daarom probeer ik verschillende schrijfmogelijkheden uit’.Ga naar eindnoot(5) Literatuur wordt hier een edel spel, de geschiedenissen zijn ongeloofwaardig, ze worden ook dusdanig gepresenteerd, maar door het technisch vernuft van de auteur worden ze toch tot een geloofwaardige eenheid versmolten. Wie in de letterkunde ego-documenten of maatschappelijk engagement verwacht, komt hier beslist niet aan zijn trekken. Van Maanen wil traditionele, maar disparate verhaalelementen door zijn structurerende kracht tot een originele, maar overtuigende epische eenheid bundelen en is dan ook een figuur tussen de traditionele en de experimentele roman. In de eerste plaats is hij bezorgd om scheppende vormgeving. Uiteraard speelt het gezichtspunt hierin een centrale rol. Van Maanen heeft in vrijwel elke roman met een ander perspectief geëxperimenteerd. In zijn meest verkochte roman, De Onrustzaaier, wordt de epische wereld gerealiseerd door een verteller van wie de lezer slechts zeer laat de echte rol in het verhaal ontdekt. Het spanningsgehalte vloeit juist grotendeels voort uit de niet-gepreciseerde plaats die de verteller in het verhaal inneemt. De auteur schrijft ik- en hij-romans, gebruikt auctoriële en persoonlijke vertellers, wisselt ook in de roman zelf van vertelinstantie. In vrijwel alle gevallen neemt de lezer in het begin kennis van de verhaalwerkelijkheid via een medium waarvan hij de draagwijdte niet kent. Deze onzekerheid kan niet worden losgemaakt van het vernuftige spel dat Van Maanen met de personages speelt. Hij realiseert personages van wie het gedrag slechts logisch wordt door de ontplooiing van de tweede geschiedenis (Al lang geleden). Soms wordt een personage duidelijk gemaakt door de ogen van een onduidelijke focalisator, wat het geheel onbetrouwbaar maakt (De Onrustzaaier). De samenhang tussen verschillende personages wordt slechts heel langzaam duidelijk (Taal noch teken). Twee verhaalstrengen blijken tenslotte dezelfde hoofdpersoon te hebben (Hebt u mijn pop ook gezien?). Dezelfde hoofdpersoon wordt echter zeer verschillend door twee of meer vertellers beoordeeld (Het nichtje van Mozart). De lezer weet niet waar hij het heeft: hij moet het personage situeren in de gebeurtenissen, zoekt moeizaam de terloops aangebrachte inlichtingen samen en probeert dan een uiterlijk en innerlijk portret samen te stellen. Het personage wordt dikwijls polemisch benaderd (De dierenhater), verdedigt of ontluistert zichzelf (Het nichtje van Mozart), poogt zijn geheim zo lang mogelijk te bewaren (Helse steen). Al deze elementen dragen bij tot de onzekerheid. Van Maanens boeken zijn ook sterk moraliserend. In elk verhaal komen morele problemen aan de orde, meestal in de vorm van een dilemma waarin goed en kwaad hopeloos zijn verward. Soms heeft het personage het met enig genoegen | |
[pagina 396]
| |
zelf zo ingewikkeld gemaakt. Vaak is de oorlog de grote toetssteen (De hagel is gesmolten, Al lang gelden, Een eilandje van pijn). Soms probeert de schurk zijn normen heel het boek door op te dringen (De dierenhater), de schurk stelt in zijn verslag zichzelf voor als een willoos slachtoffer van zijn drift (Helse steen). Soms is de maatschappelijk schuldige de enige met gezonde opvattingen (Hebt u mijn pop ook gezien?), de mens kan niet op tegen de ontketende maatschappelijke of bovennatuurlijke krachten (Droom is 't leven). Er wordt dan ook zelden iets opgelost, het probleem wordt nooit helder gesteld (behalve misschien in De Onrustzaaier, een boek dat juist op moreel vlak schematisch is), maar de moraal is overal aanwezig in de vorm van boude uitspraken, provocerende paradoxen en verrassende beelden. Weer slaagt Van Maanen erin inhoudelijke interesse in een structureel vernuftig kader te integreren: boeiende problemen worden aangeboden in een onverwachte ordening en krijgen daardoor nieuwe dimensies. De realisatie van de verschillende temporele niveaus (en daarmee samenhangend soms ook plaatsniveaus) is primordiaal. Vrij weinig belang wordt gehecht aan de concrete tijd- en plaatssituering in de epische scène, tenzij die concretiseringen belangrijk zijn voor de epische ontwikkeling (de afspraak, het misverstand, de spannende afwachting, het seizoen als extrapolatie van gevoelens). Alleen in Een onderscheiding wordt de ruimte in een sterk binair binnen-buitencontrast gerealiseerd. Belangrijk daarentegen zijn de twee of meer verschillende geschiedenissen, die zich steeds in een andere tijd en meestal ook in een andere ruimte afspelen. In Een eilandje van pijn wordt de suggestie gewekt dat de linkse bladzijden zich in een reële, de rechtse zich in een fictionele tijd en ruimte afspelen. Uiteraard is die indruk bedrieglijk wegens de inbedding van het geheel in de romancontext. Elders zijn er twee fictionele tijdperken, die meestal ook twee fasen in het leven van een personage zijn. Zo is er de verwijzing naar de Eerste Wereldoorlog (De dierenhater, Hebt u mijn pop ook gezien?) en vooral naar de Tweede. Soms wordt aan een lang voorbije periode gerefereerd (Het nichtje van Mozart), soms zorgt de gelijkenis tussen twee perioden en personages voor een griezelig en fantastisch effect (Droom is 't leven). De lezer heeft het dikwijls moeilijk om de precieze situering te decoderen door de specifieke vertelstroom. De gelijkenis tussen toen en nu maakt het ingewikkeld de niveaus uit elkaar te houden; de eenheid van plaats maakt de variatie in tijd onduidelijk (Het nichtje van Mozart). De tijd is een facet dat tot verklaringen leidt. De flash-backs bieden de verklaring voor de gebeurtenissen in het episch nu en soms wordt, in een meestal vage, maar steeds spanning opwekkende anticipatie, een oplossing voorspeld. Door de coördinerende vertelinstantie ontstaat er een sterke indruk van continuïteit (de krachtige verteltrant schept een sterke eenheid). De tijd doorbreekt die illusie door het scheppen van verschillende niveaus, die zowel op elkaar kunnen lijken als aan elkaar tegengesteld kunnen zijn. De verschillende aankondigingen van tijd- en plaatsverandering, die dikwijls vrijwel ongemerkt aan het lezersoog voorbijglijden, zijn dan ook veel belangrijker dan ze lijken. Van Maanen is ook een beeldend auteur. In zijn eerste werken is zijn beeldspraak dikwijls overvloedig en gezocht. Later heeft hij zich meer soberheid opgelegd en de symboliek is er pregnanter door geworden. De beelden dragen bij tot het portret van het personage (ze typeren de man of vrouw die ze uitspreekt), of situeren het perspectief (het begin van Al lang geleden). Ze realiseren mede de volledige epische context. | |
[pagina 397]
| |
Van Maanens werk is een schatkamer van korte en gedurfde beelden. In een halve zin kan de auteur een grote originaliteit bereiken door semantische combinaties met metonymieën, synechdoches of metaforen. Zijn beelden komen uit allerlei werelden, maar er is heel het werk door een voorkeur voor metaforen met dieren. Via een cynische verteller worden dat dikwijls half-mythologische monsters waarmee personages getypeerd worden. Zowel beeld als epische realiteit worden in de eerste werken nadrukkelijk uitgewerkt. Later vertrouwt de auteur meer op de creativiteit van de lezer, vooral omdat hij zich ontpopt als een meester van de semantische dubbelzinnigheid.
Niet alleen op het niveau van de zin ontplooit Van Maanen zijn beeldende kracht, ook op een ruimer terrein ontbindt hij zijn metaforische duivels. Zijn voorkeur voor het fantastische kan gedeeltelijk gezien worden als voorliefde voor het beeld: De verspeelde munt kan worden gelezen als een parabel. Verschillende werken hebben een centrale metafoor: de okapi in De dierenhater, de sabel in Een Onderscheiding, de cello in Droom is 't leven. De symbolen worden handig geïntegreerd in de geschiedenis; het beeld heeft ook een functie als concrete zaak in het geschiedenisverloop. Soms wordt de symboolfunctie geëxpliciteerd door de personages of via auctoriële uitspraken elders moet de lezer zelf de symboolfunctie actualiseren. Ook het beeld heeft soms een misleidende functie. Het speelgoedkonijn in Een eilandje van pijn wordt met verschillende beeldbetekenissen beladen, maar uiteindelijk blijkt de juiste interpretatie ontnuchterend te zijn.
In enkele gevallen is het beeld zo uitgewerkt, dat het in feite de tweede geschiedenis overneemt. Dat is het geval in Het nichtje van Mozart, waar de ontreddering van de hoofdpersoon gecombineerd wordt met Mozarts relatie tot zijn nichtje Bäsle. In Taal noch teken wordt een werkelijkheid opgebouwd die in gedifferentieerde fasen telkens tegenover de kunst wordt geplaatst, wat tot de merkwaardigste interferenties aanleiding geeft. In Een eilandje van pijn zijn de ‘reële’ linkerkant en de ‘fictionele’ rechterkant in feite elkaars beeld, Kwints ‘fictioneel’ bestaan worden op allerlei manieren verstrengeld. Daarbij vervaagt de grens. Tenslotte roept het de vraag op, wat epische realiteit en wat beeld is.
Vooral in latere werken is de beeldvorming dikwijls impliciet. De lezer moet zelf de dimensies uitwerken. Uiteraard is zijn associatief vermogen daarbij doorslaggevend, maar soms is zijn extratextuele kennis een belangrijke ruggesteun. De themathiek in Het nichtje van Mozart vereist een behoorlijke kennis van de Mozart-biografie, De hagel is gesmolten vertrouwdheid met Alberto Moravia. Van Maanen houdt van dergelijke referentiële situeringen. In zijn eerste werken bracht hij ze dikwijls opzichtig en niet-geïntegreerd aan. Later werden ze een substantieel bestanddeel van zijn werken. Hij speelt geraffineerd in op de beperkingen die hem door de realiteit worden opgelegd en laat de lezer zijn elders opgedane kennis in de interpretatie van het werk gebruiken.
Een randgebied vormen de opdrachten van zijn boeken. Eerst lagen ze meestal in de privé-sfeer van de schrijver, later heeft hij werken opgedragen aan Max Frisch en Marnix Gijsen (Van de Pol heeft in zijn doctoraalscriptie de invloed van Gijsen en Elsschot onderzocht). Elders zit de opdracht in het werk, zoals in De verspeelde munt, waar Kafka opdringerig wordt geëerd. Meestal is de referentie veel subtieler, wat de lezer tot een grotere inspanning verplicht. Hij moet voortdurend op zijn hoede zijn om de subtiele knipoogjes te decoderen.
Meestal gebruikt de auteur algemene his- | |
[pagina 398]
| |
torische gebeurtenissen (zoals de wereldoorlogen), waarin hij een zelf bedachte intrige plaatst. De keuze heeft twee voordelen. Hij kan zich houden aan de reële causaliteit (het fantastische verhaal ligt hem immers minder) en de oorlog is een onuitputtelijk reservoir van schokkende en bizarre gebeurtenissen en mogelijkheden. Een eilandje van pijn kan (met restricties) gezien worden als een logisch hoogtepunt van die spanning tussen realiteit en fictionalisering. De rechterkant is het gewone fictieve verhaal, de linkerkant de ‘realiteit’. Maar de samenhang is overduidelijk, rechts wordt sterk beïnvloed door het humeur van links, links verandert door de evolutie van rechts. Links bevat nu de boude uitspraken, typeringen en citaten die elders in de mond van de fictionele verteller worden gelegd, links en rechts hebben talrijke biografische elementen gemeen. Gegevens uit oudere romans worden nu plots verrassend bevestigd in het linkse gedeelte, zoals de pijnlijk-ontroerende beschrijving van de verzetsman die tijdens de hongerwinter zijn dood kindje in de bevroren tuin begraaft (Al lang geleden). Maar ook Een eilandje van pijn blijft een roman, zodat ook links in een gefictionaliseerd kader is opgenomen; in dat kader is hun reële draagwijdte opgeheven.
‘Ik zie Van Maanen als een beschaafd, verfijnd en gecultiveerd gastheer in de keuken staan. Hij heeft er ingrediënten van de hoogste kwaliteit bijeengebracht. Hij kent hun herkomst en smaak. Hij weet dat zelfs met de aardigste en scherpzinnigste bonmots aan zijn gasten uit te leggen, maar als dan de beloofde en door hem zelf bereide maaltijd op tafel komt, komt ook een ontstellend gebrek aan het licht: Van Maanen kan niet koken’.Ga naar eindnoot(6) Met deze, overigens geestige, typering kunnen we het alleen maar oneens zijn. Wij beschouwen Van Maanen als één van onze belangrijkste prozaschrijvers, en als de waarschijnlijk meest onderschatte auteur. Hij is een knap psycholoog die ijzersterke intriges ontwerpt, maar vooral zijn belang ontleent aan de structurering van zijn romans: ‘het ter discussie stellen van alles, maar het moet een spel blijven... Er moeten, in het verhaal, steeds, ironisch, hoge hoeden worden opgezet’.Ga naar eindnoot(5)
In die structurering ontwerpt hij door zijn onvrede met de traditionele roman een telkens nieuw spel met traditionele verhaalelementen, die echter gemonteerd worden tot een unieke combinatie waarin het gebruik van de tijd, de beeldspraak en het spel met reële elementen de centrale rol spelen. Onze introductie kon alleen de algemene lijn ervan aanduiden. We kunnen slechts hopen dat er een grondiger onderzoek volgt van het volledige werk en van de samenstellende elementen en dat het geleidelijk de belangstelling en de waardering krijgt die het verdient. Want ‘Een boek van Willem van Maanen verschaft ons van de eerste tot de laatste bladzij een eigenaardig leesplezier, dat hoe onbevangen ook gekruid wordt door de lichte twijfel van: is dat nu menens of word ik door de auteur in het ootje genomen... Hij sartert niet, noch kafkaat: hij mannt niet en hij greent niet. Hij Van Maanent van de eerste tot de laatste bladzij’.Ga naar eindnoot(7) |
|