als formele bevestiging van die identiteit, eerder dan dat kennis wordt genomen van hun desgevallend verontrustende, troublerende of kritische inhoud.
Deze Geschiedenis van Vlaanderen is een collectief werk, met bijdragen van eerder genoemde Wim Blockmans (thans hoogleraar in de sociale geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam), Hugo Soly (werkleider aan de Rijksuniversiteit Gent) en de hoogleraren Renée Doehaerd, Jan Craeybeckx en Els Witte van de Vrije Universiteit Brussel. Prof. Witte verzorgde de wetenschappelijke coördinatie. Het is in die mate een origineel werk, dat het een synthetische visie wil bieden, waarbij het veeleer om te doen is de feiten uit het verleden te verklaren, te interpreteren en te duiden. De auteurs richtten hun aandacht daarom in de eerste plaats op de ‘sociologische’ aspecten van de economische, sociale, politieke, culturele en mentale geschiedenis en de interactie ervan.
Dit laatste betekent echter nog altijd véél hooi op de vork van één auteur, zelfs al beperkt die zich tot één periode. Het lijkt daarbij haast onvermijdelijk dat één of ander aspect fataal in de verdrukking moet komen, zeker als de auteur verstrikt raakt in het dilemma ófwel toch een zo volledig mogelijke opsomming, ófwel een sociologisch aperçu te geven, zoals in het deel over de cultuurgeschiedenis van de 20e eeuw, dat wellicht het minst geslaagde deel van het boek is. Als de synthese immers achterwege blijft, moet de auteur zich tevreden stellen met korte, gefragmenteerde en geïsoleerde typeringen, die uiteindelijk niks meer betekenen. Over de auteur Ward Ruyslinck (p. 320) wordt zo gesteld dat hij het in zijn eerste werk had over ‘de aftakeling van de menselijke waardigheid in een gebureaucratiseerde samenleving’, waarna volgt: ‘In latere werken duikt soms een ludiek element op’ waarmee de kous blijkbaar af is.
Het boek bevat vijf grote hoofdstukken. Het eerste, van Renée Doehaerd behandelt de vroege middeleeuwen, waarbij nogal wat aandacht wordt besteed aan de taalgrens, het tweede, geschreven door Wim Blockmans, beschrijft de groei naar een verstedelijkte samenleving, het derde, door Hugo Soly, beslaat de periode van de 16e tot de 18e eeuw, die wordt samengevat onder de noemer van het handelskapitalisme, in het vierde onderzoekt Els Witte de 19e eeuw, het tijdvak van ‘arm Vlaanderen’, terwijl het laatste hoofdstuk, van de hand van Jan Craeybeckx, de krachtlijnen van de geschiedenis van onze eeuw aanduidt. In de gekozen thema's is ook de hand van de auteurs en hun specifieke specialisaties en belangstellingsvelden te herkennen. Deze werkwijze kan misschien op het eerste zicht de homogeniteit van het boek in zijn structuur en focus schenden, ze heeft alvast het voordeel dat de specificiteit van de onderscheiden periodes, zoals ze door de respectieve auteurs wordt onderkend, tenvolle gerespecteerd blijft en niet in vooraf afgelijnde structuren wordt gewrongen. Liever liet men de structurering over aan de individuele auteurs.
Belangrijk in een boek, dat zich erop toelegt de groei van een ‘nationale’ identiteit te schetsen, is dat duidelijk wordt in welke etappes de kenmerken van die identiteit groeien. De commentariërende besluiten bij elk hoofdstuk zijn hierbij van groot belang, omdat daarin niet alleen die etappes worden aangeduid, maar omdat daarin ook de ambitie kan gerealiseerd worden de diverse ‘sociologische’ aspecten tot elkaar te relateren, wat in de meeste gevallen aardig is gelukt. In diezelfde zin lijkt het ook verantwoord dat de 19e en de 20e eeuw samen goed zijn voor de helft van de omvang van het boek. Tenslotte is het daarin dat die identiteit haar definitieve en huidige vormingsfase doormaakt.
Marc Reynebeau
Els Witte e.a., Geschiedenis van Vlaanderen van de oorsprong tot heden, La Renaissance du Livre, Brussel, 1983, 357 p.