Zuid-Afrika.
Naar de bronnen van de apartheid.
Dit boek van Steven Debroey is in alle opzichten ongewoon. Het is militant, maar bezadigd; het is historisch, maar mikt voortdurend op het Zuid-Afrika van vandaag; het richt zich tot de hele wereld, maar het zal het vermoedelijk niet gemakkelijk hebben om een breed publiek te bereiken.
Steven Debroey, al jaren met Afrika bezig, vraagt zich verbaasd af waarom de Afrikaners, die in Zuid-Afrika al meer dan dertig jaar aan het bewind zijn, nu nog altijd vragen: ‘Gun ons de tijd voor de nodige veranderingen’. Hij vindt het moeilijk een bevredigende uitleg te vinden voor die contradictie, tenzij men gaat graven in het verleden, om hun huidige denkwijze en houding te leren doorgronden. Dit uitvoerige boek is dus niets anders dan zo'n speurtocht ‘naar de bronnen van apartheid’. (De auteur kondigt een tweede boek aan, waarin de apartheidspolitiek zelf centraal zal staan).
In zijn korte, maar zeer releverende inleiding staat ook nog te lezen: ‘Het is mij herhaaldelijk opgevallen dat vele blanke Zuid-Afrikanen hun geschiedenis slechts oppervlakkig kennen en geloof hechten aan allerlei mythen, die als rechtvaardiging moeten dienen van het politiek beleid’. Hij heeft zich ingespannen om integendeel de geschiedenis van zuidelijk Afrika zo objectief mogelijk te benaderen, zonder eenzijdigheid. Maar met één voorbehoud: ‘Toch blijft er altijd een leemte. In de bronnen waarover wij beschikken ontbreken grondige historische studies, geschreven door zwarte Zuidafrikanen. Daar heeft o.a. Steve Biko op gewezen. Hij meende dat de Afrikanen hun geschiedenis moesten herschrijven, omdat zij van blanken geen onvooringenomenheid konden verwachten’.
Dat is de achtergrond waartegen de lezer dit zeer gedocumenteerde werk dient te zien. Het voert hem, in een rustige betoogtrant, met een overvloed aan argumenten en met gedeeltelijke conclusies na ieder van de 42 hoofdstukken, van de verversingspost van de Verenigde Oostindische Compagnie (1652), via de verdringing van de Khoikhoi (Hottentotten), het invoeren van slaven, de jacht op de San (Bosjesmannen), de botsingen met de Bantoe (reeds vanaf de vierde eeuw in Transvaal aanwezig), het Britse bewind, de Grote Trek naar het binnenland en de lotgevallen en kenmerken van de twee Boerenrepublieken, tot de Anglo-Boerenoorlog van 1899-1902, om te eindigen in 1905, met de laatste Zoeloe-opstand.
Het is een verhaal waar de blanke, zowel Afrikaner als Brit, maar kleintjes uitkomt. Vooral de mythe dat de Afrikaner alleen onbevolkte gebieden heeft bemand wordt hier grondig en finaal verpulverd: Khoikhoi, San en Bantoe vertellen een heel ander verhaal.
Maar wie luistert naar overwonnenen? En hier begint de moeilijkheid waarmee dit boek te kampen heeft: het kan gemakkelijk tussen twee stoelen vallen. Het is voor de buitenwereld zeker niet overbodig, maar het valt wellicht wat te bedachtzaam uit, wat weinig scherp en flitsend, om de aandacht te krijgen die het verdient, in een wereld die van onthutsend feit naar onthutsend feit wordt geslingerd en de