Het verhaal speelt zich af in het begin van de veertiende eeuw toen Vlaanderen onder voogdij stond van de Franse koning Filips de Schone (Peter te Nuyl). Tegen de uitbuiting door de leenheer ontstaan in West-Vlaanderen talrijke opstanden. Als de oude graaf van Vlaanderen (Robert Marcel) zich naar het Franse hof begeeft, wordt hij er samen met zijn gevolg in de gevangenis gestopt. Vooral onder de invloed van Filips' vrouw, Johanna van Navarra (Josine van Dalsum), voeren de Fransen (allen vertolkt door Nederlandse acteurs) een echt schrikbewind. De intelligente deken van de wevers Pieter de Coninck (Julien Schoenaerts) en de krachtdadige Jan Breydel (Jan Decleir) bereiden de opstand voor; dit leidt tot de beruchte nacht van de ‘Brugse Metten’, waarin de Leliaards na het uitspreken van Schild en vriend herkend en afgeslacht werden. Als wraak stuurt Filips de Schone zijn leger naar Vlaanderen. In de slag van de Gulden Sporen, bij Kortrijk, halen de Vlamingen het dank zij de Gouden ridder, de in het geheim uit Frankrijk teruggekeerde zoon van de graaf van Vlaanderen, Robrecht de Bethune (Frank Aendenboom), op de Fransen.
In de bioscoopversie zitten de kernscènes van het boek: de gevangenneming van Gewijde van Dampierre, het bezoek van de Franse koning en koningin aan Brugge, de ontvoering van Machteld (Patricia Linden), dochter van Robrecht de Bethune, de nacht van de Brugse Metten en de Gulden Sporenslag als hoogtepunt en slot.
Terwijl Conscience als volbloedromanticus deze taferelen in sterk melodramatische stijl beschrijft, plaatst realisator Hugo Claus ze in een reëlere middeleeuwse context. Minder romantiek en meer realisme zorgen voor een exacter beeld van hoe het er in de Vlaamse middeleeuwen
Jan Decleir in gevecht met de beul (John Massis) in ‘De Leeuw van Vlaanderen’.
toeging. Armoede en agressie worden niet verbloemd. Bovendien plaatste de cineast in zijn film ironische accenten, die het spektakel in zijn totaliteit als heroïsch ridderverhaal relativeren. Daardoor kan het schouwspel voor de niet veeleisende bioscoopbezoeker best genietbaar zijn, zonder hem in wezen te ontroeren, laat staan mee te slepen. De film bevat daarvoor stilistisch te sterk verschillende sequenties: traditionele gevechtscènes contrasteren sterk met theatrale momenten zoals bijvoorbeeld het gesprek tussen Pieter de Coninck (een erg toneelmatige Julien Schoenaerts) en Jan Breydel (Jan Decleir) in een tent op de vooravond van de Brugse Metten en met de sarcastische Clausiaanse sequens waarin de Vlamingen na de overwinning het als een vogelverschrikker opgezette harnas van de Gouden Ridder vereren. Opvallend is de manier waarop Claus behendig de muziek van Ruud Bos weet te gebruiken om hier en daar het niveau van de kostuumfilm te overschrijden. Zo wordt het ten tonele verschijnen van de Gouden Ridder in een mythische dimensie getransponeerd.
Uitermate veel zorg werd besteed aan het zoeken van geschikte plaatsen (vooral te Brugge) en aan de kostumering. De gevechtsscènes komen meestal overtuigend over. Ronduit prachtig zijn de buitenopnamen die het Vlaamse landschap in beeld brengen. Het gebrek aan figuranten bij het filmen van de veldslag is zo goed als het kon opgevangen, hoewel een overzicht van het verloop van de slag vanwege een statische, laag gehouden camera ontbreekt.
De Leeuw van Vlaanderen heeft ook veel te danken aan het talent van acteurs als Frank Aendenboom, Jan Decleir en Josine van Dalsum. Niettemin kan de bioscoopfilm zijn oorsprong als tv-film (o.m. bij tal van grootopnamen) niet verhelen en valt in de montage duidelijk het knipen plakwerk op. Claus zelf had liever een bioscoopversie van twee en een half uur gezien. Wat overblijft is een kleurrijk spektakel dat in zijn gebrek aan dramatische samenhang toch vooral een illustratie is van de kernepisodes van de roman. Mogelijk komt deze literatuurverfilming beter tot haar recht in de originele, uitgebreide tv-serie, die in 1985 op de buis komt.
Wim de Poorter.