Ons Erfdeel. Jaargang 27
(1984)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdRik Poot.Nadat, in de film The day after, de eerste atoombommen gevallen zijn, worden mensen en dieren door een razende vuurzee verzwolgen. Een ogenblik nog ziet men de röntgenfoto van hun skeletten maar dan is alles voorbij.
De beelden waarmee Rik Poot (o1924) zich al jaren uitdrukt, verwijzen mogelijk naar zo'n apocalyps. Het rijk geïllustreerd album over zijn werkGa naar eindnoot(1) bevat in dat perspectief beklemmende signalen. Deze indruk klinkt natuurlijk eenzijdig en subjectief. Hij wordt opgedaan buiten elk gedisciplineerd overzicht van de plastische kunst van vandaag. Hij houdt evenmin rekening met de genese van het oeuvre en hij laat de formele invloeden buiten beschouwing die Rik Poot vanaf zijn kinderjaren, zijn vader was bronsgieter, kan hebben ondergaan. Het zou dus best kunnen dat die indruk volkomen fout is, en mogelijk voortspruit uit het toevallig samentreffen van twee wezenlijk verschillende fenomenen. Een troost is dat de zes of zeven auteurs die in dit album het oeuvre van Rik Poot bespreken, daarover ook geen uitsluitsel geven. Ieder van hen probeert immers op zijn manier de ‘holle kurassen’ op te vullen, waarover Robert Melders het in zijn hier gepubliceerd essay heeft.
De fraaie publikatie bij Elsevier roept weer eens de vraag op hoe hét ideale boek over zo'n materie er uit moet zien. Men kan het antwoord bij voorbaat raden. Ideaal kunnen er maar weinig zijn. Hans Memling is al eeuwen dood en hij wacht nog altijd op het zijne. Een artiest moet blijkbaar wat geluk hebben. Zijn oeuvre moet een auteur zodanig hebben aangesproken dat deze er héél lang mee bezig wil zijn, er álles over wil vernemen en weten en aan die wetenschap nog voldoende schrijflust en schrijftalent kan overhouden. Daarna (maar liever daaraan voorafgaand) moet ook een uitgever brood willen zien in de onderneming, die in | |
[pagina 285]
| |
Rik Poot.
werkuren omgerekend onbetaalbaar blijft. Als laatste schakel in de produktieketting komt de lezer, al dan niet als criticus vermomd en al dan niet bereid zowel het werk als de auteur op zijn of haar woord te geloven.
Het boek Rik Poot beantwoordt duidelijk niet aan zo'n veeleisend signalement. Men mag er, bijvoorbeeld, niet de academische volledigheid van verwachten die gestoeld zou zijn op de onwankelbare grondslagen van een strikt afgemeten inventaris ‘ne varietur’, waarvan de kille nauwkeurigheid het warme hart van de amateur tot de orde roept. Dit boek is in feite opgevat als een bloemlezing van indringende opstellen, waarin de auteurs zich uitspreken over de kunstenaar en zijn werk volgens de normen van hun voorkeur en in een literaire vorm van hun keuze. Soms geeft deze formule aanleiding tot herhaling en in een geval zelfs tot een vriendelijke discussie, maar deze zijn niet door een meedogenloze eindredactie weggevijld. De groepsfoto op p. 57 van de auteursequipe in zomerse hemdsmouwen staat dan ook enigszins model voor het non-conformisme van het album zelf. Dit vormt geen bezwaar, omdat het oeuvre van Rik Poot de lezer toch direct onder ogen komt dank zij de schitterende illustraties.
Teksten zijn er om het werk te verklaren en om er al de geestelijke dimensies van weer te geven, althans daartoe een poging te wagen. De benadering vanuit, in dit geval zes, verschillende invalshoeken kan een goed inzicht alleen maar in de hand werken. De lezer beschikt over een betrouwbaar dossier. Laat hij nu maar zelf zijn conclusies trekken. Overigens zijn ervaren pennen aan het woord. Marcel Duchateau schreef een levendig portret van ‘le bon sauvage’. Foto's van ouder werk op deze plaats roepen het beeld op van de beeldhouwkunst in Vlaanderen die dikwijls de soliede hand van Oscar Jespers moest ontberen. Robert Melders karakteriseert Rik Poot trouwens als een a-historisch kunstenaar, producerend vanuit een droomwereld, op momenten erg marginaal opgesteld, wars van een sculpturaal programma. Zou men dan kunnen stellen dat de ‘boodschap’ van bepaalde werken dus tegen de wil in van hun maker een sociale dimensie heeft verworven? Hector Waterschoot bespreekt formele en thematische aspecten van het oeuvre. Hij weidt terecht uit over de verloren-was-techniek die Poot virtuoos aanwendt, want anders zou de relatie tussen de idee en de beeldende vorm moeilijker te plaatsen zijn. Karel Elno publiceert een ‘brief aan een collectioneur’ waarin de menselijke kwaliteiten en vooral het persoonlijk engagement van de beeldhouwer gezien worden in hun bindingen met de tragiek van deze tijd. Herman Liebaers haalt persoonlijke herinneringen aan om de soms wat rebelse artiest in zijn houding tegenover het establishment te typeren. Marcel van Jole tenslotte levert een psychologische steekkaart, die het best als eerste stuk gelezen kan worden omdat zij Rik Poot rechtstreeks aan het woord laat. De inhoud van de andere vijf teksten wint daardoor nog aan reliëf.
Dé vedette van het kunstalbum is fotograaf Marnix Poot. Hij brengt het ambachtelijk beeld waarin zijn vader werkzaam is voortreffelijk onder ogen. Bovendien monumentaliseert hij menig stuk door een knappe situering in de natuur met meterhoog geworden centimeters. Het album wordt tenslotte ook nog verlucht met de reproduktie van een dertigtal penseeltekeningen die als royale lettrines de bladzijden aan elkaar rijgen.
Gaby Gyselen |
|