Een ontvoogdende schrijver: Paul Lebeau.
Paul Lebeau stierf in oktober 1982. Enkele uren nadat Maurice Gilliams overleed. Beide auteurs kenden tamelijk kort daarvoor een zekere herwaardering. Gilliams ontving de Prijs der Nederlandse letteren, Lebeau werd in 1981 bekroond met de prijs van de provincie Antwerpen, beiden voor hun hele oeuvre.
Ik herinner me nog een kranteverslag geschreven door Gaston Durnez n.a.v. een huldiging door de Kempische schrijvers van Paul Lebeau. In dat stuk vond Durnez ‘dat de diepste betekenis van zijn werk nog te weinig (h)erkend wordt. Lebeau was als intellectualistische auteur een echte voorloper in Vlaanderen en schreef bovendien met zijn Xanthippe, naar het woord van Maria Renard, “misschien de meest overtuigende feministische roman uit ons taalgebied”. Gelukkig dringt dit besef de jongste jaren beter door, zij het nog onvoldoende tot de spraaken historiemakende kring van Literatuur-Ingenieurs’.
Xanthippe werd en wordt gelezen. De roman dateert van 1959 en was in 1982 aan de dertigste druk toe. En toch komt Lebeau niet voor in de eerste uitgave van het Lexicon van de moderne Nederlandse Literatuur (Meulenhoff, Jubileumeditie 500), en evenmin las ik in het tijdschrift Chrysallis in de eerste nummers een bijdrage over deze ‘feministische’ roman. Wat dat betreft is er zeker een miskenning van Lebeaus belangrijkste werk in Nederland in het algemeen en in Vlaanderen bij de beroepslettervreters.
In de roman Xanthippe krijgen we een beeld vanuit de Griekse oudheid waarin de relatie manvrouw, hier Socrates-Xanthippe vanuit de vrouw wordt beschreven. Wat Xanthippe vooral aantrok in Socrates was dat hij geen onderwerping eiste van haar, dat hij m.a.w. uitging van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Het verhaal van deze ‘historische’ relatie levert soms erg krachtige verwoordingen van de gedragingen van man en vrouw op. Zo bijv.:
‘Mannen proberen al hun gewaarwordingen, ook hun diepste, zo dicht mogelijk bij de oppervlakte van hun ziel te brengen om ze dan bewust met woorden te moeleren.
Maar terwijl vrouwen over onbelangrijke dingen tateren, tasten hun zielen als blinde kevers elkander af met trillende voelsprieten en worden van elkaar dingen gewaar, die vaak niet onder woorden te brengen zijn. Daarom lijken vrouwengesprekken de meeste mannen zo inhoudloos. Immers, terwijl de tongen zich gedachteloos reppen, wordt de hele aandacht in beslag genomen door die ondergrondse verkenning’. (Xanthippe, p. 121)
Hoe Lebeau tot deze concretiserende visies kwam en de manvrouw-relatie een centraal thema werd in zijn oeuvre is al aan te voelen in zijn eerste roman Het experiment (1940). Daar stelt een romanfiguur zich de keuze tussen twee levenswegen, een burgerlijke (de weg van iedereen) en de andere, die van de vereenzaming ‘met al haar troosteloze eentonigheid en plotselinge gevaren, maar die steil de hoogte ingaat, een onbekende bestemming tegemoet’. De persoonlijke steile weg der vereenzaming die Lebeau koos voor zichzelf spitste zich meer en meer toe op de vrouw, zijn levensbron.
Aanvankelijk had Lebeau het in Het experiment en De zondebok (1947) over de weg van iedereen, die hij op zijn manier laakte. De wereldvreemde idealistische opvoeding was hem duidelijk een doorn in het oog. Zijn maatschappijkritiek gold o.a. het conflict tussen het Vlaamse nationalisme en het Belgische katholicisme. Lebeau nam het de academische overheid kwalijk dat de universitaire opleiding in Vlaanderen in zijn studiejaren in het Frans geschiedde. Een ander conflict van de passie en de rede zou ook opduiken in de tweeledige familieroman Johanna-Maria (1950) en De blauwe bloem (1951) waarin men aanvoelt dat die afkeer voor de vrouw, waarvan de auteur enigszins beschuldigd werd, langzamerhand verandert. De geïdealiseerde vrouw is een realistisch geschetste moeder die blijk geeft van volledige inzet voor anderen, van altruïsme.
Dit inzicht in de onbaatzuchtigheid van sommige anderen werd begeleid door scherpe kritiek op en afkeer van het leven, zoals Lebeau het schreef: ‘de zwijnerij van het werkelijke leven’. Het is geen toeval dat het beeld, hierboven genoemd een dier inhield, want dat was ook een van de stokpaardjes van Lebeau: mens en dier vergelijken, verstand