animeerde lijn. Het was vooral de viltstift die Jeanine Behaeghel in staat stelde een nu eens breed dan weer smaller, in vele bewegingen, lussen en lasso's zich ontwikkelend lijnenwerk te ontwerpen dat het gehele blad bestreek en dat nergens door de opheffing van de hand afgebroken was. Dat de kunstenares dit door spontaneïteit, emotie en impulsiviteit gekenmerkte lineairisme in het schilderkunstige medium wilde omzetten, was misschien een begrijpelijke wens maar bleek niettemin een laatste hinderpaal. Aan het laatste misverstand ontsprong het zo hardnekkig gezochte inzicht: het schilderwerk dat het hare zou worden, zou steunen op de verworvenheden van de gevormde grafica, zou het fundamentele evenwicht dat directeur Hans Schwippert twee decennia geleden met zijn formulering ‘Ratio und Emotion’ al verwoordde, in een merkwaardige eigenheid van vormentaal en stijl concretiseren.
De tentoonstelling die in december 1983 in ‘'t Leerhuys’ te Brugge doorging, was niet alleen het resultaat van een vijf jaar lange intense activiteit maar betekende een verrassing en een bevestiging. Een verrassing voor hen die uit de vroegere exposities het door lineairisme gekenmerkte werk kennen; een bevestiging voor allen door de opvallende kwaliteiten waarvan de recente doeken getuigen.
Heel bewust had de kunstenares in de tentoonstelling een paar van haar tekenboeken ter inzage gelegd, want hoe vreemd het op het eerste gezicht ook kan lijken, het is vanuit die spontane, snel neergeschreven, in vele lussen en contouren gevatte omschrijvingen van de voorstelling dat Jeanine Behaeghel de beelding puurt voor haar recente tot de essentie gereduceerde schilderijen. Dank zij een intensief proces van uitschakeling en uitzuivering haalt ze uit de wirwar van lijnen en lasso's enkele weinige, verdelende krachtlijnen, of, voor een gezicht of een figuur, één profilering als draagster van betekenis, vormkracht en expressie. Die elementen vormen de basisgegevens voor de opbouw van een sterk geabstraheerde, minimale figuratie of voor de samenstelling van bevreemdende composities met ellips-, nier- of eivormige objecten. De omzetting in schilderwerk betekent dan: het tegen elkaar afwegen van verfijnde grijzen, de subtiele schaduwing door middel van zachte blauwen, rozen en paarsen, de accentuering van een profiel of een onderdeel als een oog, gevoelige oversnijdingen, zodat er verbindingen ontstaan van de figuratie met de achtergrond of de omgeving. Hoewel de verfhuid heel dun lijkt, is elk doek toch het resultaat van een arbeidsintensief proces waarbij de schilderes geduldig laag na laag aanbrengt, tot ze in het laatste stadium door middel van de spuittechniek de vlakken moduleert en aldus aan de vormen, figuren en objecten een ruimtelijke dimensie verleent.
Het werk van Jeanine Behaeghel kan niet ondergebracht worden in één van de gangbare richtingen en stromingen. Het staat zeer ver af van wat sedert 1980 de nieuwe schilderkunst wordt genoemd. Voor die kunstenares is de aansluiting bij een bepaalde richting, stijl of beweging, of bij een werkwijze die ook anderen toepassen, de uiting van een geestelijke instelling die ze niet kan begrijpen. Daar het kunstwerk uit de persoon en uit zijn specifieke persoonlijkheidsstructuur zelf moet groeien, staat, gaat en werkt hij noodzakelijkerwijs alleen. Opgedolven na lange periodes van introspectie, gewonnen na moeizame uiteenzettingen met zichzelf, gevonden na grondige peiling van eigen denken en voelen, getuigt de creatie na concretisering in het kunstobject van een totaal eigen, authentieke, persoonlijke ervaring, beleving, visie, expressie en vormgeving.