Ons Erfdeel. Jaargang 27
(1984)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||
Een lyrische metafoor
| |||||||||||||||||||||||||
Tekeningen en keramiek.Het tekenen gaat het beeldhouwen vooraf; dat is een vuistregel die, door de band genomen, nog steeds geldigheid bezit. Eerst het schetsen, dan het beeld. Die regel geldt niet een maar twee maal voor Ans Hey, die eerst een opleiding tekenen kreeg en daarna in Londen door Eduardo Paolozzi voortreffelijk werd ingewijd in de techniek van het beeldhouwen. Toch beperkte ze zich een aantal jaren tot tekenen en het vervaardigen van keramiek; pas omstreeks 1972 koos ze albast als materiaal. Sindsdien is ze van albast bezeten, zoekt zelf in groeven naar de beste stenen, houdt de bestofte brokken tegen het licht alsof de zon er al doorheen kon vallen, zoals bij de beelden na polijsting. Ze klopt op de steen om de klank te beluisteren. Voor haar maken sommige ruwe blokken muziek. Tijdens de bewerking betekent hun klank een auditief genoegen naast het visuele van het wordende beeld. Haar tekeningen, keramiek en beelden in albast hebben één oorsprong, al vormen ze op zichzelf staande kunstwerken; het een is geen voorstudie voor het ander.
De tekeningen kunnen de vorm aannemen van herkenbare vruchten, paprika's, van groeisels, genitaliën, maar ook van welvingen die in de empirische werkelijkheid niet met de vinger aan te wijzen zijn. Ook deze zogenaamde abstracte tekeningen werden geïnspireerd door het dringen naar leven, door groei en vruchtbaarheid. Soms zijn het enkele, groot gehouden vormen; dan weer een aantal kleinere die gebundeld lijken door een onzichtbare streng. Alle vormen, eenvoudig en gecompliceerd, zijn gedachtelijk verbonden met de navelstreng van het leven.
Het tekenen van Ans Hey met het potlood - ze gebruikt geen kleur - is sterk immaterieel: de lijnen mogen niet meer zichtbaar zijn. Contouren ontbreken dus; iedere tekening bestaat uit uiterst verfijnde schaduw en licht. Het licht dankt zijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||
bestaan uitsluitend aan het schaduwen; het is de blankheid van het papier die licht uitstraalt, volgens een oude Chinese zegswijze: ‘Ook waar het penseel niet komt, ademt de wereldgeest’. In de tekeningen wint het licht het voortdurend van de schaduw. Wat het licht is in de tekeningen, zou in de albasten beelden de doorschijnendheid worden, als helder water dat zich laat lezen.
Behalve tekeningen vervaardigde Ans Hey al vroeg keramiek. Rond 1968 vormde ze in klei allerlei paprika's. Ze kunnen gave, realistische vormen hebben, maar ook al de exuberantie waarover de natuur soms beschikt: uitgerekt, vergroeid, aandoenlijk mismaakt. Omstreeks 1972 gaat ze de paprika's opensnijden. De vorm die eerst hard en gesloten leek, schijnt nu kwetsbaar, met alle zaden, vruchtvlees en geheimenissen bloot, ook al werden gesloten en open paprika uit dezelfde klei geboetseerd en even helder geglazuurd. | |||||||||||||||||||||||||
Het ontstaan van het beeld.Heel langzaam krijgt een beeld vorm in de geest van Ans Hey; het kan weken, maanden duren voor ze de volumes tot in alle onderdelen voor zich ziet. Eens duurde het negen maanden, even lang als het ontstaan van een mens. In die maanden maakt ze krabbels en schetsen, geen uitgewerkte tekeningen. Haar tekeningen leiden immers een zelfstandig bestaan, naast haar beelden.
Als het beeld in haar geest volledig zichtbaar is geworden, gaat ze er een steen voor zoeken in de steengroeve: albast,Ga naar eindnoot(1) opaal of marmer. Ze keurt de vorm, beluistert de klank. Ze overlegt met de handwerkslieden van de groeve, bespreekt karakter en kwaliteit van de steen. Wat ze ook kiest, het is een steen die van nature een structuur heeft: lichte en donkerder gedeelten, aders, vertakkingen, onderhuidse stromingen. Want welke idee haar voor de geest zweeft, het is het leven van de beeld geworden steen dat ze wil laten zien. En de afstand daar naar toe schijnt in de groeve soms onoverbrugbaar...
De bestofte en besmuikte brokken albast en marmer voert ze uit de vindplaats veilig naar haar huis in Amsterdam. Het eerste, grove hakken en ook de volgende, fijnere aantastingen van het blok gebeuren op een zandkussen; stokken houden de steen bij wankel evenwicht op zijn plaats. Met heel sterke lampen doorlicht ze het materiaal om het verloop van de aders en andere innerlijke structuren op te sporen, zodat ze die aan het licht kan brengen en niet voor onaangename verrassingen komt te staan. Nooit mag enig machinaal gereedschap het werk van haar handen overnemen.
Wat bij dit hele proces van het wordende beeld het meest opmerkelijk is, is dat het concept van de geest ook werkelijk tot in alle details wordt omgezet in realiteit. Tot onvoorziene avonturen laat Ans Hey zich niet verleiden. Ingespannen probeert ze haar idee tot leven te hakken en te schuren. En de laatste fase bestaat uit polijsten met de blote hand. Of is dit strelen met de palm van de hand? Met de toppen van de vingers? | |||||||||||||||||||||||||
De ideeën voor de beelden: de metaforen.Een van haar beelden, Groeivorm,Ga naar eindnoot(2) dateert uit 1973 en is geïnspireerd door een paprika. Aan de ene kant van het liggende beeld zijn de vormen van het nieuwe volksvoedsel wat duidelijker herkenbaar, aan de andere kant is de abstractie sterker aanwezig, een abstractie zoals die te vinden is in de beelden van Brancusi en soms ook in die van Jean Arp. Opzij is er een gleuf, een kleine, welvende voor. Verbeelding van een groeivorm bij de paprika? Of van de schaamlippen als erotisch symbool? Zoals de experimentelen in hun poëzie meer taallagen aanbieden, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||
Ans Hey, ‘Groeivorm’, albast, 30 × 45 × 30 cm, 1973.
biedt Ans Hey in haar beelden meer betekenissen aan: het is het een maar ook het ander, een metafoor voor de kracht van de natuur, de wil tot leven, de liefde die het bestaan doorstraalt. Daarnaast zal de vriendelijke voor ontstaan zijn om formele redenen, om het oog te laten binnendringen in de doorzichtige steen.
In 1975 hakt ze OntwakenGa naar eindnoot(3) in zeer zuiver albast. Van één kant bekeken bestaat het beeld uit drie abstracte volumes; de volte van de vormen impliceert hier geen zwaarte en ondoordringbaarheid, omdat de ogen kunnen doordringen in de steen, over de heuvelruggen glijden, die zo licht zijn als de wolken. Landschappelijke associaties dienen zich aan; inderdaad zijn de wolken en het licht op heuvelruggen, op bergkammen inspiratiebronnen voor Ans Hey. Als Ontwaken wat gedraaid wordt, doemt tussen de twee hoofdvormen een kort, gebald voluum op. Nu dringen zich connotaties op met lichaamsdelen. Van deze kant bezien, zijn de drie vormen wat meer gespannen. Wanneer het beeld wordt omgedraaid en de bovenkant onder komt te liggen, is de lichamelijke inspiratie evident. Rond als een appel steekt daar een penis uit de voorhuid. Rond als een appel: de lijfelijke vormen werden onmiddellijk geabstraheerd omdat in het creatieve proces het beeld voorop staat, niet de empirie. Maar de bron van het menselijk bestaan is daarom niet minder duidelijk aanwezig. Bijna zo duidelijk als in veel Afrikaanse vruchtbaarheidsbeelden en Mexicaanse terracotta's. Bijna zo duidelijk omdat de abstractie een levendiger aandeel heeft. In de zachte welving, het voortdurend schuren en polijsten van deze vorm, heeft Ans Hey haar liefde en bewondering uitgesproken voor het menselijk lichaam, voor de organen die een erotische functie vervullen en het menselijk leven in stand houden. Voor al wat kwetsbaar is en teder. Wat zich voordoet bij Ontwaken, dat de aanblik van verschillende foto's niet zou doen concluderen tot eenzelfde beeld, komt bij deze beelden herhaaldelijk voor. Ze kunnen in verschillende standen gezet of gelegd worden en daarmee verandert het karakter van het beeld. Bepaalde eigenschappen treden terug of worden onzichtbaar, andere nemen de overhand. Er zijn beelden met zeven verschillende gezichten.
De menselijke genitaliën tot uitgangspunt kiezen voor een ernstige, erotische kunst is zeldzaam in West-Europa. (In Japan hebben bepaalde species van onverhulde erotiek zich in de teken- en prentkunst tot een vast genre ontwikkeld.) Het Romeinse | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||
Ans Hey, ‘Ontwaken’, albast, 50 × 40 × 55 cm, 1975.
Rijk kende verschijningsvormen die - de kunst van de mysteriën terzijde gelaten - tamelijk oubollig zijn; door de archeologie werden ze geklasseerd als pornografisch. Dat de abstract ogende kunst van Ans Hey in haar thematiek tamelijk zeldzaam is, werd indirect bevestigd door Sigmund Freud.
De Weense psycho-analiticus schreef: ‘Leider weiss auch die Psycho-analyse über die Schönheit am wenigsten zu sagen. Einzig die Ableitung aus dem Gebiet des Sexualempfindens scheint gesichert; es wäre ein vorbildliches Beispiel einer zielgehemmten Regung. Die “Schönheit” und der “Reiz” sind ursprünglich Eigenschaften des Sexualobjekts. Es ist bemerkenswert, dass die Genitalien selbst, deren Anblick immer erregend wirkt, doch fast nie als schön beurteilt werden, dagegen scheint der Charakter der Schönheit an gewissen sekundären Geschlechtsmerkmalen zu haften’.Ga naar eindnoot(4)
Voor Freud staat het dus vast dat alle schoonheid - ook de kunst voor zover ze schoonheid incorporeert - ontstaat uit de eros (Freud geeft de voorkeur aan de term: de sexuele ervaringswereld). Het is in de afgelopen decenniën wel duidelijk geworden dat de Weense psychiater te gretig greep naar het sexuele verklaringsmodel voor de meest verscheiden vormen van menselijk denken en handelen, maar in dit geval schenk ik hem geloof. Het ritme van muziek, dans en poëzie, de welvingen van een beeld ontstaan mede dankzij de erotische ontroerbaarheid. Erotisch, gebruikt in een zeer brede betekenis. Dat de secundaire geslachtsorganen door de eeuwen heen inspireerden tot kunst, is algemeen bekend; de primaire echter - waarvan de aanblik bebepaald niet altijd opwindend werkt - werden in West-Europa inderdaad betrekkelijk zelden met schoonheid en ernstige kunst in verband gebracht. Dat maakt het werk van Ans Hey zo uitzonderlijk. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||
Ans Hey, ‘Naar binnen gekeerd’, marmer, 50 × 55 × 30 cm, 1981.
Ook de bewegingen van het menselijk lichaam in de slaap kunnen Ans Hey inspireren; het lichaam heeft zich dan teruggetrokken op zichzelf, terwijl de geest op avontuur kan gaan. Naar binnen gekeerdGa naar eindnoot(5) biedt een geabstraheerde totaalvisie op de menselijke verschijning, maar ook het zich verhullen, het overhuiven en verdedigen van wat kwetsbaar is. Het is een beeld dat verbonden is met de dieren- en plantenwereld, met het schild van de schildpad en met het blad dat de bloem gevangen houdt voor ze open gaat. Het is een metafoor voor een toestand van eb, van het verzamelen van de krachten, van bezinning.
Verwante sculpturen zijn Opengaan en Uitbotten. OpengaanGa naar eindnoot(6) laat twee binnen- en twee buitenvormen zien. Als zware schilden welven de buitenvormen zich, halfopen. Ze worden breder naar onder toe, plastisch zwaarder, terwijl het beeld toch rank blijft. Ze zijn de basis voor de binnenvorm, groeibodem en beschutting. De binnenvorm waagt het ternauwernood om open te gaan, staat in de eerste, prilste stand van open bloeien en licht gaan vangen, zo suggereren de vormen. Ze lopen lenig parallel aan de dubbele buitenvorm, een harmonische vierklank. Vorm en materiaal suggereren zachtheid, soepelheid. Ondanks de overeenkomst heeft UitbottenGa naar eindnoot(7) een ander karakter. De twee buitenvormen zijn hier niet gelijkwaardig; als bij een schelpdier is de ene vorm plat, de andere bol. Waar de schelp zich opent komen, verder dan bij Opengaan, gewelfde vormen naar buiten als lippen, die dringend aan het leven schijnen te willen deelnemen. Is het, evenals Opengaan, een erotisch vrouwelijk symbool? Of is het het tasten naar licht en ruimte van de ledematen van een schelpdier? Het is dit alles tesamen en zoveel meer. De verschillende associaties zijn terug te brengen tot één basisgedachte. Het werk van Ans Hey is een lyrische metafoor voor de menselijke geslachtsorganen, verbonden met erotische tederheid en vruchtbaarheid. Verbonden ook met vormen van vruchtbaarheid uit de dieren- en plantenwereld. De centrale idee van haar werk is verwant aan die van de Afrikaanse negerkunst, zij het dat de laatste sterker geconcentreerd is op de menselijke vruchtbaarheid en bovendien relaties legt met de voorouders en de menselijke werkkracht die bij Ans Hey ontbreken. Haar werk drukt telkens weer het verlangen uit deel te nemen aan het leven, reikhalzend uitzien, bestaan in harmonie, veilig behoed. | |||||||||||||||||||||||||
De uitnodiging van het albast.De lyrische kracht berust voor een deel op de keuze van het materiaal. De steen die Ans Hey steeds weer kiest is albast of wit marmer met een albastkarakter, vanwege het vermogen van deze steen om het licht te verzamelen. Albast heeft, evenals de witte marmers en opalen, een onderhuidse tekening. Als het goed gepolijst is, heeft het opaal een schildpadstructuur, door donkere aders afgebakende ruimten die naar binnen toe, een of twee keer een echolijn laten zien als kleine terpen die aaneengesloten en verdiept in de steen liggen. Naar binnen gekeerd toont, met zijn spiegelgladde polijsting, zulk een schildpadstructuur.Ga naar eindnoot(8) Die ligt vlak onder | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||
Ans Hey, ‘Opengaan’, marmer, 40 × 50 × 30 cm, 1982.
de huid van het beeld, loopt er parallel mee en heeft, hoe gedetailleerd ook, een samenbindende werking. Het echte albast, zoals bij Groeivorm en Ontwaken is doorschijnend met witte aders als dunne wolkjes, fijn wolkenvaagsel. De donkerder aders vormen, met hun tastende vertakkingen, een deel van het materiële binnenleven van het beeld. In het lichte geheel van de volumes bieden ze kleine congsi's, die verderop ingesloten worden door het licht. Het polijsten voltooit het beeld zoals dat Ans Hey voor de geest stond toen ze rondzocht in de steengroeve. Het polijsten maakt de vormen helderder leesbaar. Voor de beeldhouwster is het, letterlijk, behalve de glans om haar werk, ook de huid van het beeld. Het is die huid met al zijn kwetsbaarheid die uitnodigt tot strelen, tot navoelen van de vormen. Omdat de toeschouwer deel wil hebben aan de volmaakte wereld van het beeld.
Ans Hey, ‘Uitbotten’, marmer, 30 × 30 × 30 cm, 1981.
| |||||||||||||||||||||||||
Biografische gegevens:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||
Adres: Singel 386, NL-1016 AJ Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||
Werken in (semi-)openbaar bezit:
| |||||||||||||||||||||||||
Tentoonstellingen:
| |||||||||||||||||||||||||
Literatuur:
|
|