kunstwerk is goed verkoopbaar, ja verminkt is het zelfs beter verkoopbaar.
- Het helen van gestolen kunstwerken is internationaal georganiseerd. De buit wordt meestal onmiddellijk de grens overgebracht. Het hoeft niet eens bij nacht en ontij te gebeuren: de kans op enige douanecontrole is immers klein, zeker bij het Europees grensverkeer langs de weg. De bestaande wetgevingen op de uitvoer van kunst en antiek, is nog weinig meer dan een dode letter.
- Landen met een overvloedig historisch openbaar kunstbezit worden uiteraard het meest door de kwaal geplaagd. In de praktijk zijn dat Italië, waar het verschijnsel al meer dan twintig jaar geleden verontrustende proporties aannam, Frankrijk, Spanje en België.
- Uit het krantebericht verneemt men telkens weer dat de roof eigenlijk veel meer op een vaudeville dan wel op een misdaad leek. Na een televisieprogramma gaat men 's nachts een beeldengroep uit het retabel stelen. Groot misbaar. Enkele nachten later komen de dieven terug en slepen uit het retabel alles weg wat ze dragen kunnen: blijkbaar had hun klant na de proeflevering nog meer van dat spul gevraagd.
Geef toe dat we ons kunstbezit gemakkelijk laten stelen.
Men vraagt naar een verklaring van het verschijnsel?
- Kunst en antiek zijn na de Tweede Wereldoorlog met sprongen een ongehoord lonende belegging geworden. Geen enkele investering heeft zulke hoge dividenden afgeworpen of bleef zó betrouwbaar. Met kunst en antiek werd in weinig jaren fortuinen verdiend en de markt bleef veiliger dan de traditionele, zoals effecten en onroerend goed. Bovenop komt nog het meest aantrekkelijke voordeel, namelijk de vrij ruime mogelijkheid om de transacties buiten de controle van de fiscus te houden.
De drijfveer heet geld.
- Het systematisch herleiden tot een geldelijke waarde is, in andere woorden uitgedrukt, niets anders dan de devaluatie van de traditiegebonden geestelijke waarden.
Een ondergeschikte, maar niettemin belangrijke factor: de kerk, geseculariseerd, is niet langer meer de sacrale plaats waarvan het taboe destijds slechts in tijden van oorlog en oproer doorbroken werd.
Het cultusvoorwerp heeft zijn ware functie, de spirituele, verloren. Het cultusvoorwerp stelen is geen heiligschennis meer.
Het verhaal over de maatregelen die genomen of niet genomen werden is een litanie van onthutsend voorbeeldige dingen. Een decreet uit de Napoleontische tijd waarbij de kerkfabrieken de verplichting werd opgelegd een boedelinventaris bij te houden, bleef bij de wettelijke verplichting en enkele pogingen om blijk te geven van zijn goede intenties. De ‘Commission royale des Monuments et des Sites’ die tweeënvijftig jaar geleden een hernieuwde inventarisatieopdracht kreeg, liet het afweten en had ze na de oorlog helemaal vergeten.
Inzake palavers hebben we een debiet als de Mississipi. Er is een stortvloed van suggesties en aanbevelingen geweest. Tot en met een onnozel onrealistisch voorstel de kunsthandel te verbieden.
In het Bulletin de la Commission royale des Monuments van 1913 staat een brief afgedrukt van Jules Destrée (jawel, de man die zei ‘Sire, il n'y a pas de Belges’):
Monsieur le Gouverneur,
L'église d'Haekendover, près de Tirlemont, possède un retable, de la fin du XIVe siècle, qui passe à bon droit pour un chef-d'oeuvre de la sculpture brabançonne. Les statuettes et les groupes qui le décorent ne sont pas fixés au meuble pro-