Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij.
Gelezen in het Belang van Limburg van 24 oktober 1983: ‘In de praktijk komt Vlaanderen (in de Stichting voor Vertalingen van Amsterdam) maar povertjes aan bod. Vorig jaar hebben ze, geloof ik, geen enkele Vlaming aan de man gebracht. Vlaanderen stopt miljoenen in die stichting, maar er komt niet veel uit. Op langere termijn hoeft die stichting voor ons nauwelijks nog’.
Dat zei een jongen van het Brusselse Commissariaat-Generaal voor Internationale Culturele Samenwerking, die met een standje op de Frankfortse Buchmesse stond om Vlaamse auteurs aan het buitenland te slijten.
Je moet maar lef hebben in het leven: de gewraakte Stichting voor Vertalingen moet voor een derde worden gefinancierd door de Vlamingen, die de helft van het bestuur uitmaken, maar had eind oktober 1983 nog geen Vlaamse frank voor 1982 gezien.
Dat moet die leuke jongen van het Commissariaat-Generaal, daar in Frankfort, ook wel geweten hebben. Fair is anders, vind ik.
●
Intussen zijn allerhande mensen aan het werk die zich al die tribulaties niet erg veel aantrekken, maar elk op zijn manier aan de vertaalweg timmeren.
In Frankrijk zijn er bijvoorbeeld twee tijdschriften die vrijwel gelijktijdig een aflevering brengen waarin de Nederlandse letteren een ereplaats krijgen.
Action poétique, nr. 91, van mei 1983 (adres: Rue J.-Mermoz, Rés. La Fontaine-au-Bois no 2, F-77210 Avon) is integraal gewijd aan de Nederlandse Vijftigers. De samensteller van het nummer, Henri Deluy, is vertrokken van de Cobra-groep, die in Frankrijk niet onbekend is, en heeft daar de explosie van Vijftig, in dezelfde periode (1948-1952), aan gekoppeld. Dat was een uitstekend idee en de hier afgedrukte tekeningen van Appel, Corneille, Constant en Cox zijn als het ware speciaal voor de gelegenheid gemaakt. De vertalingen van Deluy zijn zo goed als poëzievertalingen kunnen zijn, zodat ook van die kant mag worden gesproken van een geslaagd opzet. Het is alleen maar jammer dat de opgenomen dichters niet summier worden voorgesteld, want hun onbekendheid in Frankrijk is gigantisch en een beetje achtergrondinformatie had heus geen kwaad gekund.
Geheel anders is de meiaflevering van de Revue des Deux Mondes (15, Rue de l'Université, Paris VIIe). Dit is namelijk een Belgische aangelegenheid, waarin de Vlaamse helft werd toevertrouwd aan Sonja Vanderlinden, verbonden aan de Université de Paris IV - Sorbonne, die zich voortreffelijk heeft gekweten van een onmogelijke taak: in enkele pagina's en met slechts een tiental voorbeelden een beeld ophangen van de actuele trends in de Vlaamse literatuur. Haar inleiding is helder en bevat in al haar bondigheid toch heel wat informatie die de Revue-lezer dienstig kan zijn bij het lezen van de vertaalde teksten. Het proza (van Ruyslinck, Lampo, Van de Berge en Claus) werd vertaald door Maddy Buysse, en de poëzie (van Snoek, De Coninck, Michiels en Conrad) door Liliane Wouters. Ik hoef geen van beiden verder voor te stellen.
●
In Duitsland is ook een en ander aan de gang, waarbij me twee namen vooral zijn opgevallen: Siegfried Mrotzek en Josh van Soer.
Mrotzek is aardig op weg om het aantal werken dat hij uit het Nederlands vertaalde op te drijven tot hoogten die tot dusver alleen Georg Hermanowski bereikte: hij heeft er al een twintigtal op zijn naam staan. Daarbij is hij, anders dan destijds Hermanowski, vooral naar het Noorden gericht, zonder het Zuiden echter helemaal uit het oog te verliezen.
Op 6 oktober 1983 zond de WDR een TV-documentaire uit waarvoor Siegfried Mrotzek als deskundige fungeerde (Reise in die unbekannte Nähe, een uitermate passende titel) en die vier auteurs aan de Duitse kijker voorstelde: Mulisch en Wolkers als ‘gevestigden’, Mensje van Keulen en Hans van de Waarsenburg als ‘jongeren’. Als de Noordnederlandse literatuur bij de oosterburen nog altijd een slaapster is van wie ze de schoonheid niet bevroeden, ligt dat dus niet aan Mrotzek.
Noch aan Josh van Soer. Over deze laatste heb ik bericht in Ons Erfdeel (25e jg., 1982, nr. 1, pp. 134-135), naar aanleiding van zijn Niederländische Märchen en zijn Holländische Reihe, waarin bij mijn weten twee werkjes verschenen: Allemal Tränen, van Mensje van Keulen, en Junkies Traum van Jotie T'Hooft.
Ik vermoed dat de samenwerking met de Hamburgse uitgever van de Holländische Reihe tot een voortijdig einde is gekomen, want nu geeft Josh van Soer een Niederländische Reihe uit bij een huis in Göttingen: Verlag Bert Schlender (Dingelstädter Weg 6, D-3400 Göttingen). De nieuwe reeks is een onderdeel van de Bibliothek der Entdeckungen, wat dus helemaal in de lijn ligt van wat ook Siegfried Mrotzek voorhoudt: de Nederlandse literatuur is in Duitsland onbekend en moet worden ontdekt.
Qua presentatie zet Van Soer met zijn verandering van ‘Holländisch’ naar ‘Niederländisch’ een hele stap vooruit: de boekjes van Schlender zijn juweeltjes. De opmaak is heel verzorgd en de illustratie oordeelkundig gekozen. Hierbij denk ik vooral aan de Flämische Weihnachts-