Ons Erfdeel. Jaargang 27
(1984)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe omgevallen boekenkast van de secretaris van Cobra.De laatste tijd zijn er vrij veel boeken en catalogi verschenen over Cobra, de beweging waarin kunstenaars kort na de Tweede Wereldoorlog elkaar stimuleerden in een vitale en spontane expressieve kunst. Het tijdschrift Cobra werd in 1980 herdrukt en in een coproduktie in Frankrijk, Denemarken en Nederland gebracht. Er kwam in 1980 ook een uitgebreide herdruk van het proefschrift dat Willemijn Stokvis in 1974 publiceerde over de geschiedenis, het voorspel en de betekenis. Bij Cobra-exposities in Hamburg en Frankrijk in 1982-1983 verschenen gespecialiseerde catalogi. Tenslotte is in Nederland een recente tentoonstelling Informele kunst gehouden, waarbij Cobra ook in de catalogus een apart onderdeel vormde.
Die hernieuwde belangstelling heeft te maken met tendensen in de actuele kunst. De jonge ‘wilde’ schilders drukken zich uit in een agressieve figuratie met felle kleuren. Hun werk heeft bepaalde kenmerken met Cobra gemeen. Er was tot nu toe geen boek dat internationaal, in verschillende talen, op het verschijnsel Cobra inging. Daarin is met Cobra, kunst in vrijheidGa naar eindnoot(1) door Jean-Clarence Lambert voorzien. Die uitbreiding van de bibliotheek is echter geen verrijking. Het boek werd uitgegeven door het Mercatorfonds te Antwerpen. De tekst blijkt uit het Frans vertaald in een soort Vlaams, dat vaak onbegrijpelijk is en overal storend. Het boek is niet geschreven door | |
[pagina 129]
| |
een kunsthistoricus, maar door een dichter en vriend van verscheidene kunstenaars, die enige jaren als cultureel attaché van Frankrijk in Nederland verbleef. Nu kan men zich vrienden van kunstenaars voorstellen die minder kennis hebben van schilderkunst, maar er zijn ook schrijvers met meer visie op de kunst die minder hechte relaties onderhouden, wat voor een kritische benadering zijn voordelen kan hebben.
Lambert haalt voortdurend Christian Dotremant naar voren. Dotremont was echter geen kunstenaar bij Cobra, maar de animator van de beweging en de secretaris van het tijdschrift. De auteur nam zijn materiaal verder vooral uit de Cobra-tijdschriften die hij uitvoerig citeert.
Daarmee kom ik bij het m.i. grootste tekort van het boek. Het mist een visie, die wordt opgebouwd uit argumenten en het geeft geen oordeel dat de betekenis van de Cobra-beweging duidelijk maakt. Tien jaar geleden werd Cobra als een unieke gebeurtenis gezien en er werd geïsoleerd over geschreven. In de catalogus Informele kunst plaatst Willemijn Stokvis de beweging als een onderdeel van een internationale ontwikkeling tussen het expressionisme en surrealisme na de Eerste Wereldoorlog en het abstract expressionisme in Amerika na 1950. Van een dergelijke optiek is bij Lambert niets te merken, al noemt hij Nolde en Pollock in zijn tekst.
Het boek begint met Dotremont. De introductie is overvloedig gedocumenteerd en zeer detaillistisch. Ze zou beter op haar plaats zijn in een biografie dan als inleiding tot de kunst in vrijheid. Cobra heeft immers niet haar wortels in Brussel of Parijs, maar vooral in het noorden, in de volkskunst. Nu wordt de indruk gewekt, dat Cobra een gevolg is van de ervaringen van Dotremont, die achter zijn onvermoeibaar organisatievermogen dankzij veel citaten en uitspraken als een verwarde geest tevoorschijn komt. ‘Ik ben de uitvinder en het uitvinden zelf dat is blindelings en verblindend nog eens dat kleine beetje dat van het onzichtbare rest weer zichtbaar maken met een strot roodgloeiend als een gepasseerd baken,’ of: ‘wij zullen weigeren altijd de poëzie ter wille van de realiteit te ontvluchten maar wij zullen altijd weigeren uit de realiteit te ontvluchten ter wille van de poëzie...’. Dergelijke uit hun verband gerukte citaten, in krom Nederlands vertaald, geven wellicht een vertekend beeld van Dotremont. Dat beeld is echter in veel gevallen niet te verifiëren, want een notenapparaat dat verwijst naar de bronnen ontbreekt. Er is wel een uitvoerige bibliografie, met bijna twee bladzijden Dotremont, naar landen ingedeeld. Het eerder genoemde boek van Willemijn Stokvis staat daarin zonder de herdruk vermeld en wel onder Nederland, al gaat het over Cobra in zijn geheel.
Het eerste deel van de tekst is ook geografisch van opzet. Na Parijs-Brussel volgt Kopenhagen, daarna Amsterdam. De geschiedenis herhaalt zich: in de passage over Kopenhagen staan weer veel uitspraken, nu van Asger Jorn, zonder dat er inzicht wordt gegeven in de werken van de kunstenaar. Wel zijn er vage algemeenheden: ‘gaat het niet om de toespitsing op de polariteit instinkt-intellect, die op gang gehouden wordt, als we Freud mogen geloven, door de malaise van onze beschaving?’ Of, als conclusie over Jorn: ‘hij stelt aldus de specificiteit van het werk veilig in zijn polysemische onbepaaldheid’. Wat moet men zich daarbij voorstellen? Op p. 49 wordt Carl-Henning Pedersen ingeleid: ‘de schilder die het volledigst het beeld waarmaakt van een spontaniteit met wat ze aan adamische betekenis, aan natuurlijkheid dus kan hebben. Hij heeft alleen door het leven zelf willen leren: als hij uiteindelijk tot de wereld van de kunst is gekomen, deed hij dat door het involgen van zijn intieme neigingen, zijn instinkten, zijn gevoelens; de konstrukties van het verstand hebben hem nooit geboeid; al wat hij van de artistieke kreatie vroeg was, een middel tot bloei van de mens, een (blije) oefening voor zijn mogelijkheden en voor zijn affektiviteit’.
Lambert introduceert kunstenaars ook als volgt: ‘Heerup kan moeilijk noordser en Skandinavischer, moeilijk Deenser zijn dan hij al is’. Of: ‘nog meer dan Nederlander is Constant Amsterdammer’.
Erger dan nietszeggend in slecht Nederlands zijn de slordigheden: Jaguer heet elders Jaeger, Altfelt blijkt Alfelt. Het boekje De blijde en onvoorziene week heeft zeven tekeningen van Karel Appel, maar een bladzijde verder zijn het er acht. Een climax bereikt Lambert wanneer hij de Nederlandse Experimentele Groep in Holland afdoet met één zinnetje: ‘En de Experimentele Groep werd gesticht’.
Wat de geschiedenis van Cobra had moeten zijn, begint halverwege het boek met ‘het kollektieve avontuur’. Dit hoofdstuk volgt de ‘Cobra’-nummers op de voet, gezien vanuit het secretariaat (Dotremont dus), geeft nergens een helder commentaar, wel veel citaten, erbarmelijk vertaald.
Het derde deel behandelt Cobra na Cobra en biedt met veel uitlatingen van de kunstenaars zelf een vervolg op de levenswandel van Jorn, Constant, Appel, Corneille en Alechinsky om de cirkel te sluiten met... Dotremont. Welke betekenis de Cobra-activiteiten hebben in de kunst van na de Tweede Wereldoorlog, daarover geen woord.
Wel plaatst Lambert zijn geschiedenis tegen de achtergrond van historische gebeurtenissen. Zo leert de lezer dat ‘in februari | |
[pagina 130]
| |
1941 de Amsterdamse dokwerkers, op initiatief van de illegale Kommunistische Partij, staken als protest tegen de massale arrestatie van joden en de plundering van hun wijk, waar ook Rembrandt heeft gewoond. Vanaf 1942 openen de nazi's een ware mensenjacht... De winter van 1944 is verschrikkelijk... Er worden zelfs tulpebollen gegeten’. In hoeverre hebben deze feiten, voor zover ze al juist zijn, iets met Cobra te maken?
Tegenover veel kritiek staan een paar pluspunten. Het boek is prachtig verzorgd: veel illustraties in kleur, goed gereproduceerd, origineel en kenmerkend. Hetzelfde geldt voor de documentaire foto's.
Lambert doet er goed aan niet te veel nadruk te leggen op de schilderkunst; ook over de literaire activiteiten geeft hij (te) veel details en met name aan de Belgisch-Franse dichters besteedt hij ruime aandacht.
Het boek bevat veel mededelingen; het register telt veel trefwoorden. Maar: die gegevens worden subjectief, in hoofdzaak vanuit Dotremont, gepresenteerd, bieden ook door de indeling een foutief beeld van Cobra als geheel en worden niet in een kader geplaatst met het doel om duidelijkheid te scheppen of een gezichtspunt te verhelderen. Het blijft een verzameling soms niet terzake doende feiten en citaten zonder draad, zonder verwijzing naar de kunst en zonder de geringste analyse of evaluatie.
Het is maar gelukkig dat er de laatste jaren zoveel andere, betere boeken en catalogi over Cobra zijn verschenen.
Erik Slagter |
|