Willem G. van Maanen (o1920).
een roman over de
dieptepsycholoog Freud tot een goed einde kan brengen. In die vermaning klinkt Van Maanens appèl: hij schrijft voor diepzinnige lezers.
in het nawoord (pp. 97-101) staat de Freudiaan opnieuw centraal. Hij is voor de tweede keer in S. Hij ontmoet er Luise en Lisa en verneemt dat Lotte voorgoed naar Europa komt na de dood van haar man en oudste zoon. Zij is ervan overtuigd dat alleen Mozart haar jongste zoon, een pianist, kan redden, was hij ook niet Steiners redder? (p. 75) Op de vernissage herkent hij ook Peter C., auteur van een parallelroman die hij ‘om de ingenieuze vorm bewonderde’. (p. 98)
Ook van Van Maanen dient te worden gezegd: hij levert met zijn ‘roman’ alweer een ingenieus stukje compositiewerk. Hij voert zijn lezer binnen in een intrigerende romantextuur waarin die zijn weg kan vinden, als hij maar alert is op tal van parallellen, reminiscenties en allusies, die als zovele wegwijzers fungeren. Men stuit op transparante parallellen (zoals de relaties Mozart-Maria Anna Thekla en Steiner-Lotte of de gelijkenissen tussen Mozarts moeder en Thea, tussen Aloisia Weber en Luise Weber), maar ook op subtiele detailovereenkomsten die de lezer zelfs even in de waan kunnen brengen omtrent de identiteit van Steiner en de ik van het tweede deel. Het heeft er aanvankelijk alle schijn van dat die twee één en dezelfde Steiner zijn! De minutieuze onthulling van het fascinerende interrelatienet binnen het werk biedt stof voor een aparte studie. De auteur is zich terdege bewust van het semiologische proces van het schrijven en zijn problematiek, hij heeft oog voor de machteloosheid van het woord, de paradoxale spreekzwijg-dualiteit en de arbitraire status van het romangenre. Illustratieve passages in dat verband vindt men op p. 7, p. 11, p. 44, p. 76, p. 79 en p. 87. Hij behandelt de rol van creator/receptor en breekt een lans voor interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek. (p. 51, p. 101).
Niet alleen op het compositorische vlak echter, ook thematisch vereist het werk van Van Maanen een verhoogde zelfwerkzaamheid van de lezer. Steiner nodigt je uit met hem mee te denken over liefde, incest, oorlogsmoraal, waarheid, subjectieve waarneming en over het onvermogen van de mens zijn ego te doorgronden.
De aantrekkelijk verzorgde stijl boeit, de aanvangsregel dwingt tot verdere lectuur en versterkt Van Maanens authenticiteit. Zijn eruditie manifesteert zich, veelal badinerend, zeker nooit intrusief, in de vele citaten uit de Germaanse literatuur, de diverse referenties naar de antieke cultuur, zijn kennis van de muziekwereld en in het genuanceerde gebruik van de Freudiaanse symboliek.
Het nichtje van Mozart, een ‘open’ boek dat je met gesloten ogen lezen kunt. Luisterend naar het beeld dat de schrijver oproept, belooft je lectuur een rijk leesavontuur te worden!
Hilde Desmet
Aspirante N.F.W.O.
Willem G. van Maanen, Het nichtje van Mozart, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1983, 101 p.