Ons Erfdeel. Jaargang 27
(1984)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Margaretha Ferguson (o1920).
bezig te zijn met het afleggen van een intellectuele verantwoording’, schrijft Rob Nieuwenhuys in Oost-Indische spiegel (1978, derde druk, p. 562). Dit blijkt al door de genres zelf die ze beoefent: naast verhalen en romans ook ‘persoonlijke’ reisverslagen en autobiografische geschriften. Het mag dan al op verschillende manieren, in zeer diverse genres gebeuren, het gaat bij Margaretha Ferguson telkens om een sterk persoonlijk gekleurd getuigenis. Centraal in haar belangstelling staat het obsederende probleem van het kolonialisme, maar even belangrijk hierbij is de persoonlijke beleving, de verwerking van die problematiek door het individu. Naar aanleiding van haar derde roman, Elias in Batavia en Jakarta (1977), getuigde Margaretha Ferguson (in Het Vaderland, 12 november 1977) dat ze schreef vanuit de innerlijke beroeringen die haar bleven achtervolgen en dat ze met haar werk wilde opwekken ‘tot nadenken over de persoonlijke consequenties van een stuk geschiedenis’. Het ‘programma’ dat ze toen formuleerde geldt kennelijk voor het geheel van haar werk. Het is een poging om ‘gewoon in een verhaal een aantal mensen - blanken, Indo-Europeanen en Indonesiërs - weer te geven in hun verhouding tot elkaar. Daarbij heb ik een synthese willen vinden tussen het maatschappelijk geëngageerd zijn en het individuele ondergaan, met nadruk op het innerlijk leven van de personages’. Kenmerkend voor dit werk is vooral het ‘mondiale denken’ zoals Margaretha Ferguson het zelf al in een vroeger interview noemde (Het Vaderland, 16 december 1975); het is een ‘tolerant’ denken vanuit een pacifistische instelling (met socialistische achtergrond en sympathie voor het communisme). Maar dit denken ‘in een wijdere kring’ gebeurt meestal door een zich vrij opstellende, geëmancipeerde vrouw: een intellectuele vrouw die het ‘typisch vrouwelijke’ niet verloochent maar integendeel accentueert; ze is kritisch-intellectualistisch en tegelijk bakvisachtig-dweperig, emotioneel idealistisch.
Margaretha Ferguson debuteerde met twee bescheiden verhalenbundels: Anna en haar vader (1959) en Zondag en maandag (1960), waarvan de meeste verhalen met aanvullingen werden herdrukt in Hollands-Indische verhalen (1974) en Neurotisch winkelen (1975). Het zijn overwegend fijnzinnige korte stukjes vol dromerig gemis, die een sterke gevoeligheid voor zintuiglijke indrukken verraden maar ook al een ‘intellectuele’ bekommernis (de ietwat geforceerde referenties naar de psychoanalyse): kwaliteiten die in verder werk werden aangevuld met een steeds nadrukkelijker wordend beschouwelijk en getuigend element. Haar romans zijn, evenals de reisboeken en de autobiografische werken, vooral tijdsdocumenten. Ze brengen geen ‘grote’ literatuur, maar zijn belangwekkend om hun essentieel documentaire waarde. Ze getuigen bovendien van een verbluffende eerlijkheid, zelfs vrijmoedigheid in de weergave van vrouwelijke, ook sexuele, gevoelens.
De jongste roman, Chaos, vormt in deze reeks geen uitzondering, sluit zelfs heel nauw aan bij het zuiver autobiografische boek Mammie ik ga dood. Aantekeningen uit de Japanse tijd op Java (1976). Er is opnieuw een brede thematiek rond de twee kernen: betrokkenheid op het wereldgebeuren en analyse van de persoonlijke ervaring. Zeer opvallend is het autobiografische karakter van het boek: het portret van de centrale figuur Katharina vertoont niet alleen door haar levensomstandigheden maar ook in haar opvattingen heel wat overeenkomsten met de uit de biografie van de auteur bekende elementen.
Chaos brengt een beeld van het wereldgebeuren in de jaren onmiddellijk na de oorlog, vanaf de herfst 1945 volgend op het uitroepen van de Indonesische Republiek na drie jaar Japanse bezetting. Deze naoorlogse tijd is er een van ontmoedigende verwarring, wordt door verschillende personen ervaren als nog erger, nog ondraaglijker dan de oorlog (en de gevangenschap in de Japanse kampen) zelf. Het gebeuren wordt vooral via de innerlijke ervaring en herinnering weergegeven of gereconstrueerd: van de zeventien hoofdstukken belichten er veertien de wereld van Katharina, de drie overige (het eerste, zevende en laatste) de visie van haar man Ronald Franken, stuurman ter koopvaardij. Technisch wordt dit gerealiseerd door een perspectiefwisseling, zonder dat dit daarom echt functioneel is: de wereld van Katharina, die naar Holland ‘vlucht’ en daar met haar driejarig (in het kamp geboren) dochtertje Ingrid (een autobiografisch element) een nieuw leven probeert op te bouwen, blijft centraal in het romangebeuren. De ‘aanvullende’ of corrigerende visie komt niet zozeer vanuit de hoofdstukken waarin Ronald wordt ‘belicht’ als wel vanuit de wereld van Katharina zelf. Bij haar poging om met zichzelf en met de wereld in het reine te komen - ze heeft alle begrip voor de Indische onafhankelijkheidsbeweging - wordt ze geconfronteerd niet alleen met de | |
[pagina 115]
| |
levenswijze en opvattingen van twee vriendinnen die de gruwelijke kampervaringen met haar hebben gedeeld, maar evenzeer met een haar vreemde, Hollandse omgeving. Als ze in Utrecht psychologie gaat studeren (ook een autobiografisch element) worden haar inzichten verdiept in de problemen die haar bezighouden: de verhouding van macht en vrijheid, de moeilijkheden die zich voordoen rond de anti-autoritaire opvoeding van haar dochtertje. Haar theoretische poging er een ‘vrij mens’ van te maken, niet onderworpen aan gezag en dus ook vrij van behoefte aan oorlog, botst in de praktijk met het verlangen naar rust en orde bij haar zelf en naar een voorbeeld (dus autoriteit) bij het kind. De wereld van Katharina is chaotisch, onzeker; zo is ook de weergave van haar zeer diverse intellectuele en emotionele ervaringen. Het eindpunt, de terugkeer van Katharina naar Indonesië, bij haar man, is na dit alles weliswaar vrij abrupt en verrassend, maar als zodanig ook écht: zo is Katharina immers, in de greep van het (onzekere) wereldgebeuren.
Anne Marie Musschoot Margaretha Ferguson, Chaos, Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage, 1983, 247 p. |
|