A. van Wilderode (o1918).
of minder bekende foto's van de dichter bevat.
Van Wilderode en zijn interpretator zijn wereldbeschouwelijk en godsdienstig met elkaar verwant. Zij delen trouwens dezelfde bewondering voor de klassieke literatuur, haar levensechtheid en levenswijsheid, haar persoonlijke oorspronkelijkheid en schoonheid van taal, waar ritme en klank, beeldspraak en maatgevoel tot een gave eenheid zijn verenigd. Van Wilderode is als vertaler van Vergilius ook in het buitenland beroemd geworden en Rens heeft naam gemaakt met zijn essay Het priester-koningconflict in Vondels drama (1965) en zijn strofisch opgebouwde lyriek, die door haar gedachteninhoud afstandelijk blijft tegenover de moderne oppervlakkigheid die uit een impressionistische indruk opwelt of aan een tendensieus modeverschijnsel is ontleend.
Hoe uitgebreid en veelzijdig het dichtwerk van Van Wilderode is, moge blijken uit het feit dat de verklaring die Lieven Rens erbij schreef omtrent driehonderd bladzijden gedrukte tekst heeft gevergd. Hij is analyserend van bundel naar bundel, van gedicht tot gedicht verder gegaan, zegt wat hem in het bijzonder heeft getroffen, verwijlt langer bij passages die hij moeilijk te ontraadselen vond en wijst geregeld op de oorspronkelijkheid van de beeldspraak, die hij terecht als een der merkwaardigste, zo niet als de merkwaardigste eigenschap van het werk beschouwt. Door die figuurlijke taal is Van Wilderode zo hedendaags als de stoutste experimentelen die Saint-John Perse hebben nagevolgd, maar inmiddels al vergeten zijn. Wat ook het lot is van de nalopers van Marinetti en Rilke, die, zoals ieder dichter van formaat, heel wat epigonen hebben.
Die beeldspraak doet soms aan een geheimtaal denken waarvan de fijnzinnigste bijzonderheden slechts voor een tweelingbroer begrijpelijk zijn. Nochtans blijkt die moeilijkheid veel kleiner voor wie zich de inspanning getroost om enkele concrete gegevens over de afkomst, het verleden en de idealen van de dichter te achterhalen. Zo is het bijv. opvallend dat hij zijn verknochtheid aan traditionele waarden met een open belangstelling voor de hedendaagse gedachtenstromingen en het nationale en internationale tijdsgebeuren verenigt. Een alomvattend doordringen tot alle schakeringen van de ideeëninhoud van Van Wilderodes poëzie lijkt Rens voorlopig een hachelijke onderneming.
Een uitzonderlijk geval mag het niet worden genoemd. Denken wij maar aan Gezelle die tachtig jaar na zijn overlijden nog stof biedt voor interpretaties die op nieuw ontdekte documenten steunen of op gegevens die in een juistere context gesitueerd vroegere verklaringen aanvullen en soms tegenspreken. Ook de poëzie van Van Wilderode zal daartoe aanleiding geven. Reeds nu blijkt het een hacheljike opdracht alle gedichten die hij aan nagenoeg onbekende tijdschriftjes afgestaan of in privé-drukjes liet uitgeven op het spoor te komen. Daarbij mag niet worden vergeten dat hij ook de auteur is van verhalen en libretti, openlucht- en televisiespelen, recensies en van artikels over literatuur en plastitische kunsten, inleidingen tot allerlei uitgaven van vrienden en van journalistieke bijdragen over jeugdproblemen.
Rens wijst op het grote aantal gedichten die Van Wilderode aan dorpen en landschappen uit het Land van Waas, alsook aan Italië, Griekenland en Spanje heeft gewijd. Uitgaande van het uitzicht, dringt hij spoedig door tot de symbolische betekenis van zijn onderwerpen. Dezelfde transformatie ondergaat zijn gelegenheidslyriek die voor de IJzerbedevaarten en andere nationale plechtigheden werd geschreven. Maar het belangrijkst vindt Rens toch het meer gestructureerde oeuvre, waarin de dichter een boodschap tot de Europese jeugd richtte of de herinneringspoëzie aan zijn overleden vader en moeder. Daar wordt door de eenvoudige verwoording een aangrijpende levensechtheid vertolkt.
Verheugend is wel dat Rens zijn commentaren in een ongesofisticeerde taal heeft gesteld en angstvallig heeft vermeden zijn mening over teksten die voor verscheidene interpretaties vatbaar zijn als de meest zinrijke bij uitstek voor te stellen. Hij eerbiedigt niet alleen de dichter in zijn eigenheid, maar ook de lezer in zijn persoonlijk aanvoelen en begrijpen van wat hij in en achter de taal van de woordkunstenaar die Van Wilderode is, ervaart op een ongedwongen manier.
Een tegenvaller is wel dat de gedichten niet bij de commentaar in hetzelfde boek staan. Maar dat zou een ongemakkelijk te hanteren dikke turf hebben opgeleverd.
André Demedts
Lieven Rens, Van moerbeiboom tot overoever, Uitgeverij Mercator-Plantijn, Antwerpen, 1983, 366 p.