Hoop en Wanhoop der Vlaamsgezinden 3.
Dit derde deel van Herman Todts Hoop en Wanhoop der Vlaamsgezinden vangt aan met de wetgevende verkiezingen van 1965 en het suksesvol afhandelen van de grondwetsherzieningen in december 1970. Aansluitend bij de delen 1 en 2, respektievelijk over de periodes 1944-1954 en 1954-1965, gaat het dus om een vrij korte zij het dan ook soms spektakulaire periode van 5 jaar. Als men daarbij ook nog de verschijningsdata van de drie delen nagaat (1961, 1967 en 1971), stelt men vast dat de auteur dit keer de feiten heeft moeten verzamelen, schiften, groeperen en interpreteren terwijl ze nog gloeiend heet waren van de aktualiteit. Gelegenheid tot afstand nemen was er dus nauwelijks. Ik vind het ook wel jammer dat een derde deel met 1965 en niet met 1961 moest aanvangen en tegelijk dat het niet afgesloten kon worden met het einde van de regering Eyskens-Cools.
Zoals in de vorige delen verdeelt de auteur zijn stof in een twintigtal hoofdstukken. Een ervan verscheen als artikel in Ons Erfdeel (sommige hoofdstukken uit de vorige delen in Kultuurleven).
De hoofdstukken zijn makkelijk te groeperen in drie grote delen: de periode van de regering Harmel, van de regering Vanden Boeynants en van de regering Eyskens-(Merlot)-Cools. Todts volgt inderdaad grotendeels kronologisch de gebeurtenissen, ook al voegt hij daartussen hoofdstukken die los van de strikte kronologie een probleem in zijn geheel en over een grotere tijdspanne behandelen, zoals bijv. over de Leuvense kwestie of over de Waalse Beweging.
Nu zou die indeling zonder moeite door een andere vervangen kunnen worden: voor, tijdens en na de Leuven-krizis. Maar ik geef er de voorkeur aan die eerste te herkennen omdat het verband houdt met de vraag: welke feiten en gebeurtenissen in verband met de Vlaamse Beweging zijn belangrijk en in welk kader ziet de auteur ze? Voor een lezersantwoord op die vraag permitteer ik me een overdrijving waarvan ik hoop dat ze de betekenis van dit werk duidelijker maakt: alles wat verband houdt met wat door de regeringen, die tevens een uitdrukking zijn van de kommunautaire verzuchtingen, ten bate van de Vlaamse gemeenschap verwezenlijkt is. Ideeën, bewegingen en akties die uiteindelijk tot dat regeringswerk leiden worden dus niet vergeten. Maar de ‘politieke akties en reakties’ van het ‘politieke raderwerk’ (zoals de auteur het noemt op blz. 291) zijn gekaderd in de opeenvolgende regeringen, hun verwachtingen en verwezenlijkingen, hun kracht en zwakheid, gezien t.o.v. de Vlaamse belangen. Een belangrijke konkluzie van het slothoofdstuk ‘België op de tweesprong’ rezumeer ik als volgt. ‘De krachtlijnen van deze tijd’ wijzen erop dat de beide kultuurgemeenschappen naar meer zelfbeheer streven en dat het uitgesloten is dat de dinamische en levenskrachtige bevolkingsgroep die de Vlaamse is, blijvend de nodige eerbied zou ontberen in de hoofdstad. Alleen zij (d.i. in de eerste plaats regeringen en partijen) die kunnen inhaken op deze krachtlijnen maken geschiedenis.
Herman Todts metode en vizie zijn valabel. Alleen is het twijfelachtig of de Vlaamse Beweging op die wijze verklaard en begrepen kan worden. De auteur heeft gelijk wanneer hij in dit derde deel spreekt van institutionalizering van de kommunautaire problematiek. En op de 44e Sociale Week van het A.C.W. (oktober 1971) karakterizeerde Prof. Luc Huyse de grondwetsherziening als een pacifikatie van het kommunautaire probleem. Beide termen karakterizeren minder de Vlaamse Beweging als wel de manier waarop partijen en regeringen de door de Vlaamse Beweging opgeroepen problemen pogen te beheersen. In Todts boek vindt men dan ook uitvoerig beschreven hoe de partijen reageren, hoe ze aan de drang naar meer autonomie tegemoet komen en tegelijk op hun hoede zijn om de centrifugale krachten tot een minimum te kunnen herleiden. In de voorbije jaren komen ze doorheen dit boek naarvoren als apparaten die al dan niet nauwkeurig de schokken registreren. Wat ondergronds beweegt komt onvoldoende aan bod. Todts schrijft terecht dat Eyskens met de grondwetsherziening kon slagen o.a. door zijn tegenstanders (en de publieke opinie) te vermoeien en hij noteert alle peripetieën rond de grondwetsherziening. De auteur heeft niet kunnen verhinderen dat hij naar het einde toe de lezer al evenzeer vermoeide en hem in het ongewisse moest laten over de krachtlijnen (uit de voorbije 5 jaar en voor de toekomst) van de Vlaamse Beweging zoals die door de Flaminganten en hun drukkingsapparaten gedragen en ervaren wordt.
Voor de poliiteke geschiedenis van België en meer bepaald voor de houding van partijen en regeringen inzake het kommunautaire konflikt zal dit boek nog lang onmisbaar blijven. En naast het vermoeiend aspekt mag niet onvermeld blijven dat het werk enkele boeiende politieke portretten bevat (Vanden Boeynants, Verroken, P.W. Seghers).
Erik Vandewalle
Herman Todts, Hoop en Wanhoop der Vlaamsgezinden III I België op de tweesprong, 332 blz., Davidsfonds, Leuven, 1971, ledenprijs: 85 BF (ing.), 110 BF (geb.)., voor niet-leden: 135 BF (ing.), 175 BF (geb.).