‘Openbaar Kunstbezit’, een parel aan de kroon van 25 jaar kulturele integratie Noord en Zuid.
‘Openbaar Kunstbezit’ startte zijn uitgave in Nederland, vijftien jaar geleden. Vijf jaar later volgde de Kultuurraad voor Vlaanderen dit voorbeeld na, en in 1963 verscheen de eerste jaargang van ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’. 1972 wordt dus de tiende jaargang van ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’. Een dergelijke verjaardag wordt in vele omstandigheden met veel luister gevierd en ‘Openbaar Kunstbezit’ doet dit ook, maar die luister komt volledig ten goede aan de Vlaamse abonnees.
De samenwerking tussen ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’ en ‘Openbaar Kunstbezit Nederland’ was naar buiten uit reeds vijf jaar zichtbaar. Het begon namelijk met een boek over Noord- en Zuidnederlandse beeldhouwkunst in de late middeleeuwen, een boek dat inmiddels volledig is uitverkocht. Daarop volgde elk jaar een ander boek (alle nog voorradig). Een nieuwe stap in de samenwerking was de uitgave van een gezamenlijke museumkaart, die aan iedere abonnee wordt gezonden en gratis toegang verleent tot de meeste musea in België en Nederland. In een aantal musea krijgen de abonnees van ‘Openbaar Kunstbezit’ ook reduktie bij de aankoop van katalogi. De lijst van deze musea is zo lang dat hij op de normale museumkaart niet volledig afgedrukt kan worden. Daartoe wordt in de opbergband van ‘Openbaar Kunstbezit’ een uitvoerige lijst met adressen afgedrukt.
De gezamenlijke uitgave van één platenalbum was reeds lange tijd een wens van de Kultuurraad. Dat dit in de lijn ligt van de doelstelling van de Kultuurraad voor Vlaanderen blijkt o.m. uit de andere inspanningen ten voordele van de kulturele integratie. Het 36e en het 37e Nederlands Kongres, resp. in 1963 en 1967 mede door de Kultuurraad ingericht, de oprichting van de Stichting voor de Culturele Integratie van Noord en Zuid, de samenwerking met het Nationaal Overleg voor Gewestelijke Cultuur (N.O.G.C.), het Nederlands Cultureel Contact (N.C.C.), de Stichting Zuidnederlandse Ontmoetingen, wijzen steeds op hetzelfde verlangen: meer samenwerking met Nederland, meer gezamenlijk doen. Dat is nu ook gerealiseerd t.a.v. ‘Openbaar Kunstbezit’. Onder deze naam verschijnen de platen en teksten in Nederland in een blauwe band, in Vlaanderen in een rode band, dit om het zicht van de reeks op de boekenplank of in de boekenkast niet te verstoren met een nieuwe kleur.
In het verleden was het zo, dat in Vlaanderen 28 reprodukties, voorzien van kommentaar, als begeleidend materiaal aan de abonnees werden toegezonden, bij veertiendaagse radio-kauserieën en t.v.-uitzendingen. In Nederland dienden 40 reprodukties met kommentaar als begeleidend materiaal van de radio-kauserieën en 5 katernen als begeleiding van de t.v.-kursus. Nu zal Vlaanderen 40 reprodukties van kunstwerken brengen met kommentaar, die én in de radio, én in de televisie worden gepresenteerd. De 5 t.v.-katernen worden eveneens aan de Vlaamse abonnees toegezonden. Zij maken het mogelijk de afzonderlijke t.v.-kursus op de Nederlandse televisie te volgen.
De beperking tot kunst van eigen land hing samen met de methode van ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’. Het ging niet om het aanbrengen van wetenswaardigheden over kunst, niet om gepopulariseerde kunstgeschiedenis, maar om het voorbereiden tot het zien van de dingen zelf. Daartoe dienden de dingen ook bij de hand te zijn. Het toerisme heeft in de afgelopen tien jaar een dusdanige uitbreiding genomen dat mag aangenomen worden dat de meeste ‘Openbaar Kunstbezit’-abonnees wel in de gelegenheid zijn om eens een uitstapje te maken die verder gaat dan het gebied, gelegen tussen Oostende en Tongeren, of Antwerpen en Brussel. Amsterdam is zeker geen onbereikbare stad en Eindhoven ligt nauwelijks over de grens. En t.a.v. de televisiekursus-Nederland, waarvoor dus onze abonnees ook de katernen ontvangen, is het wel zo dat die in geheel het Vlaamse land ontvangen kan worden. Daarvan uitgaande is rekening gehouden met onderwerpen die ook in Vlaanderen belangstelling zullen wekken.
Tussen de beide instellingen is afgesproken dat in de toekomst de Belgische abonnees, die het Nederlandse Kunstbezit hadden, zullen verwezen worden naar de uitgave, door de Kultuurraad verzorgd, en omgekeerd zal, vanuit ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’ ‘aan de Nederlanders, die op de Vlaamse abonnementenlijst stonden, meegedeeld worden dat zij zich dienen te wenden tot Amsterdam. Voor de abonnees die op beide uitgaven geabonneerd waren, is het dus ergens een terugloop in het aantal reprodukties dat zij jaarlijks ontvingen. Dit is voor hen wellicht jammer, maar de samenwerking komt ten goede aan een zeer groot aantal abonnees, veel groter namelijk dan de enkele honderden die ook reeds in het verleden een belangstelling hadden die verder dan de eigen rijksgrens ging.
Zoals de andere jaren, is ook nu aan alle abonnees de mogelijkheid geboden om in te tekenen op een boek dat in de boekenklub is verschenen. Dit jaar werd Dr. Adriaan Claerhout verzocht een boek over Afrikaanse kunst te schrijven. De konservator van het Etnografisch Museum te Antwerpen heeft zich voortreffelijk van die opdracht gekweten. Dat dit boek bij een groter publiek ingang kan vinden, illustreerde hij zelf. Waar hij tien jaar geleden honderd procent van de verzamelingen en verzamelaars van Afrikaanse kunst in ons land kende, is hij niet zeker dat hij op dit ogenblik nog tien procent verzamelingen en verzamelaars kent. Zij zijn in omvang zo sterk toegenomen, dat het niet meer te volgen is. De belangstelling blijkt dan uiteraard ook zeer sterk te zijn toegenomen. ‘Openbaar Kunstbezit’ heeft aan deze behoefte tegemoet willen komen. Het boek bevat, naast de tekst, 16 grote kleurenreprodukties en 45 zwart-wit afbeeldingen van kunstwerken uit een groot aantal musea in België en Nederland.
Tot slot wil ik de lezers van dit kort artikel niet in de ongewisheid laten omtrent de mogelijkheden om zich ‘Openbaar Kunstbezit’ aan te schaffen: ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’ te Antwerpen, prk. 999.20; prijs voor het jaarabonnement: 275 fr. Het boek ‘Afrikaanse kunst’: 165 fr.
Dr. Jan Theuwissen