kulturele integratie en benelux
Benelux en de monetaire weeën.
Op 5 mei 1971 bereikte de akute en diepgaande krisis in het internationaal betalingssysteem van de Westerse wereld een hoogtepunt. De Duitse Bondsrepubliek en ook België, Nederland en Zwitserland werden door een dollarvloed overspoeld. Een uur na de opening van de wisselmarkten besloot de regering in Bonn deze voorlopig voor dollars te sluiten en geen dollars meer aan te kopen. Het Westduits voorbeeld werd gevolgd door een groot aantal andere Europese landen, maar niet door Engeland, Frankrijk, Italië en de Skandinavische landen.
Deze beslissing betekende dat men voorlopig afzag van de bij internationaal verdrag aangegane verplichting om dollars aan te kopen als de dollarnotering meer dan 1% beneden de vaste officiële wisselkoers daalt. Bij de regelmatig optredende geldkrisis zijn de Westerse landen genoodzaakt te kiezen uit een aantal maatregelen zoals
- | vrijlaten van de wisselkoers tussen dollar en eigen valuta (‘zwevend maken’) waardoor het spel van vraag en aanbod een nieuwe pariteit tot stand brengt; |
| |
- | revaluatie van de eigen eenheid; |
| |
- | verdediging van de bestaande pariteit door het treffen van maatregelen die meer kontrole op het verloop van de wisselkoers garanderen; |
| |
- | beperking van kredietopneming in het buitenland. |
Door het bestaan van de EEG wordt het nemen van deze maatregelen uiteraard niet vergemakkelijkt. De gemeenschappelijke landbouwpolitiek komt ernstig in het gedrang bij een ‘zwevende’ Duitse mark en een tegenover de dollar ‘vaste’ Franse frank. Het gemeenschappelijk landbouwsysteem kan niet funktioneren als de wisselkoers tussen de valuta's van de EEG-landen niet vastligt.
Op 5 mei was er overleg tussen de Beneluxpartners. Minister Witteveen en de president van de Nederlandse Bank, dr. J. Zijlstra, beraadslaagden te Brussel met de ministers van financiën van België en Luxemburg en met de gouverneurs van de centrale banken van deze landen. Na deze besprekingen zei minister Witteveen dat het overleg ‘heel nuttig’ was geweest. Op de vraag of de Beneluxlanden tot een gemeenschappelijk standpunt hadden besloten antwoordde hij dat er ‘een aanzienlijke mate van overeenstemming’ was.
Op verzoek van de Nederlandse regering kwamen de ministers van financiën van de Zes op 8 mei te Brussel bijeen om de situatie te bespreken. Dit verzoek was gebaseerd op een resolutie van 1969 waarin was aangedrongen op voorafgaand overleg als een van de zes landen belangrijke ekonomische beslissingen wil nemen. De Westduitse en Nederlandse regeringen - die op 7 mei met elkaar besprekingen hadden gevoerd - pleitten er voor een tijdelijke en begrensde vlottende wisselkoers van de EEG-valuta, terwijl de Belgische en Luxemburgse regeringen zich erg sceptisch uitspraken over dit voorstel, dat door de Franse minister van financiën werd afgewezen. Na twintig uur vergaderen werd de Raad van Ministers het eens over een resolutie waarin we lezen dat de Raad er begrip voor opbracht dat bepaalde landen van de Gemeenschap in bepaalde gevallen de marges waarbinnen de wisselkoersen van hun valuta ten opzichte van hun huidige pariteit schommelen, kunnen vergroten...
In navolging van de Bondsregering besloot het Nederlands kabinet De Jong op 9 mei om eveneens de koers van de gulden vrij te geven. De regering Eyskens daarentegen besliste de pariteit van de Belgische frank niet te wijzigen en de frank geen ‘zwevende’ koers te geven. Nederlands minister van financiën Witteveen betreurde in een verklaring de Belgische beslissing en hoopte maar dat deze in de Benelux niet al te veel komplikaties zou meebrengen in de landbouwsektor. De Belgische beslissing was nochtans genomen nà besprekingen tussen Minister Witteveen en zijn Belgische en Luxemburgse kollega's Snoy et d'Oppuers en Werner. Er was ook even kontakt geweest tussen eerste-minister Eyskens en minister-president De Jong. Het niet bepaald opwekkend resultaat van deze besprekingen gaf de ekonomische redakteur van NRC/Handelsblad de schampere opmerking in dat het met de Beneluxsamenwerking steeds beter ging. aangezien er nu toch overleg was geweest terwijl het bij een vorige gelijkaardige gelegenheid niet verder gekomen was dan tot een telefoontje waarin de Belgische beslissing aan Den Haag was meegedeeld!
Overleg was opnieuw geboden na de maatregelen ter bescherming van de dollar die president Nixon in zijn televisietoespraak van 15 augustus afkondigde. De Beneluxministers van financiën ontmoetten elkaar op 18 augustus, ter voorbereiding van de bijeenkomst met hun kollega's uit de andere EEG-landen te Brussel de volgende dag. Op deze vergadering diende de Belgische minister een Beneluxplan in dat de interne verhoudingen van de munten van de lidstaten opnieuw duidelijk wilde vaststellen. Door de tegenstellingen tussen Frankrijk en West-Duitsland liepen deze Europese besprekingen op een fiasko uit. Onmiddellijk na de Europese mislukking kwam het echter tot een diepgaand overleg tussen de drie Beneluxregeringen. Op 21 augustus werd bekend gemaakt dat zij besloten hadden de vaste onderlinge waardeverhouding tussen de frank en de gulden te herstellen en dus gezamenlijk tegenover derde valuta's te zweven. Dit besluit maakte de lichte waardestijging van de gulden ten opzichte van de Belgische frank, die zich na het zwevend maken van de gulden in mei jl. had voorgedaan, ongedaan. Zo nodig zullen de Nederlandse Bank en de Nationale Bank van België door interventie op de wisselmarkt ervoor zorgen dat er een vaste waardeverhouding tussen de frank en de gulden blijft bestaan: er wordt teruggekeerd naar een pariteit van 1 gulden voor 13,83 fr. De fluktuatiemarge wordt 1,5 procent boven en onder die pariteit.
Terzelfdertijd verscheen een gemeenschappelijk kommunikee van de drie Beneluxlanden waarin zij, verlangend om zoveel als dit in hun vermogen ligt, bij te dragen tot de ontwikkeling en voltooiing van de Europese Gemeenschap, de andere staten uitnodigen tot hervatting van de besprekingen in de EEG-raad begin september.
De monetaire verwikkelingen hebben eens te meer duidelijk gemaakt dat de verantwoordelijke politici van de drie landen de Benelux in de eerste plaats blijven beschouwen als de wachthalle op weg naar de Europese eenheid. Als het schoentje