Nederlands in Duitsland.
Het zou beslist een heel leven vergen om al de fouten met betrekking tot het Nederlandse taalgebied in buitenlandse schoolboeken na te gaan, zoals de heer Combecher dit in Ons Erfdeel XIV-1 weer gedaan heeft voor boeken in gebruik aan de Duitse gymnasia. De toestand bij de overige schooltypes is niet beter. Zo vindt men bijv. in de Katholische Schulbibel (Patmos-Verlag, Düsseldorf), onder de tien vreemde talen waarin het boek vertaald werd, het ‘Flämisch’ en het ‘Holländisch’ als twee afzonderlijke talen. (Het toppunt zou natuurlijk zijn dat het boek inderdaad twee keer vertaald werd!) Dit leerboek wordt aan Realschulen gebruikt.
In een handboek voor aardrijkskunde voor Realschulen van het Verlag H. Schroedel-Hirt, Kiel, spreken de Walen Frans, een kultuurtaal, maar de Vlamingen slechts een ‘niederdeutsche Mundart’; beide talen, ‘die französische und die flämische, sind in Belgien gleichberechtigt’ (p. 70). De uitgevers schreven dat ze deze ‘Unstimmigkeit’ bij de eerstvolgende herdruk willen korrigeren. Dat het ook anders kan bewijst het leerboek van Klett-Verlag, Stuttgart, met zijn taalkaart van Benelux, waar ook het Frans van Noordoost-Frankrijk en zelfs het Fries op vermeld zijn. Negatief te beoordelen is ook de Shell-autoatlas van Mair, Stuttgart, met zijn miljoenenoplage, waar bij België alleen ‘Belgique’ staat, en plaatsnamen als Saint Vith of Lac d'Eupen in voorkomen, wat niet in overeenstemming is met de taalwetgeving en de taaltoestanden in het buurland.
Een ander voorbeeld: op pagina 81 van de Rheinische Vierteljahresblätter (Jg. 35, Heft 1/4, 1971) schrijft een Duits professor - zij doceert geschiedenis aan een Duitse universiteit - dat Sint-Omaars nog tot in de 13e eeuw de Duitse taal behouden had. Daarover aangeschreven bevestigde zij kort nadien dat de Duitse taalgrens tot voorbij Boulogne liep... Een gelijkaardig voorbeeld biedt het boekje Niederdeutsche Dichtung (voor schoolgebruik - Klett-Verlag, Stuttgart) dat ook het ‘Flämisch’ bij het Nederduits rekent: er is een gedicht van René de Clercq opgenomen en op de taalkaart strekt zich het Middeleeuwse Duits uit tot aan het Nauw van Kales, waardoor het Middelnederlands totaal verdonkeremaand wordt. Volgens dezelfde kaart zou het gebied van het ‘Flämisch’ zich uitgestrekt hebben over heel Noord-België en Nederland (de Friezen uitgezonderd), tot ver voorbij Kleef. Voor dit boekje werd eveneens een revisie beloofd.
De leraars Duits die dergelijke boeken uitgeven komen met een veelal verkeerd beeld van het Nederlands van de universiteit, wat te wijten is aan de niet korrekte leerboeken die ook daar in gebruik zijn. (Zie prof. Goossens' brochure Nachbarn, gratis verkrijgbaar bij de Nederlandse Ambassade te Bonn). Dit soms infantiele beeld van het Nederlands wordt ook niet door de M.O.-neerlandisten geneutraliseerd of gekorrigeerd, omdat er te weinig zijn: per studiejaar en universiteit is er niet één Duitse leraar die ook in het Nederlands eksamen aflegt. Van een nauwe samenwerking tussen ‘benedenbouw’ en ‘bovenbouw’, hogeschool en middelbaar onderwijs als ‘Nachwuchsreservoir’ voor het Nederlands kan er nauwelijks sprake zijn.
De stagnerende ‘Nachwuchs’ vanuit de Duitse universiteiten is dus hét grote probleem van de Duitse schoolneerlandistiek. Verder zou in de Westduitse hoofdstad Bonn - naast een Nederlands Kultureel Instituut - een leerstoel Nederlands moeten bestaan die de hele rijkdom van een echt wetenschappelijke neerlandistiek aan de studenten kan aanbieden. Tenslotte kan vermeld worden dat de Pädagogische Hochschule te Bonn graag Nederlands wilde invoeren, maar daar om budgetaire redenen moest van afzien, zodat de toekomstige leerkrachten er nog altijd geen Nederlands kunnen leren.
Een negatieve uitwerking heeft trouwens ook het feit dat de Belgen en de Belgische instanties in West-Duitsland over het algemeen als Franstalig beschouwd en behandeld worden, terwijl bij de Nederlanders (‘Duits tweede landstaal?’) de kennis van het Duits vooraf verondersteld wordt. De Duitse bereidheid om Nederlands te leren is ook daardoor niet bepaald gestegen. De handelsscholen in de B.R.D. hebben nog niet ontdekt dat bijv. Nederland de beste klant van Noordrijn-Westfalen is, vóór 200 miljoen Amerikanen en 50 miljoen Fransen. Aan niet één Duitse Handelsschule wordt Nederlands aangeboden. Wel is het Nederlands vertegenwoordigd in het verbond van Duitse leraars Levende Talen, de ‘Allgemeine Deutsche Neuphilologenverband’, met zetel te Berlijn-West, von-Brentano-Str. 48. Voor het grote internationale kongres van de leraars Levende Talen, met Pasen 1972 te Saarbrücken te organizeren, wordt er dus ook voor het Nederlands een plaatsje op het programma ingeruimd.
Josef Kempen