demische dans vervormt op de hem eigen manier, maar waardoor zoveel schoonheid van vloeiende lijnen verloren gaat. Desondanks kon men de uitzonderlijke technische kwaliteiten van deze gewezen ballerina van Balanchines New York City Ballet naar waarde schatten, waardoor ze ver boven het peil lag van haar partner Jorge Donn.
Het sukses van Béjarts versie van Stravinski's ‘Lentewijding’, in december 1959, lag aan de bazis van de oprichting van het Ballet van de XXe Eeuw. Deze ‘Sacre’ heeft dus een heel speciale betekenis voor Béjart en zijn groep. Het blijft - ondanks de elementaire danszetting - een indringend werk, dat nu een nieuwe dimensie kreeg door het feit dat de rol van de ‘Uitverkoren Man’ (destijds gekreëerd door Germinal Cassado en later hernomen door Jorge Donn, die de Cassado van de kreatie nooit kon doen vergeten) nu gedanst werd door Noerejev. Door een rol, die we sinds 12 jaar vele malen hebben zien dansen, als het ware te herscheppen heeft Noerejev hier bevestigd van welk groot uitzonderlijk formaat hij is: niet alleen als danser, maar ook als vertolkend kunstenaar.
Tania Bari, die de rol van de ‘Uitverkoren Vrouw’ kreëerde in 1959 en die ook op deze Festivalpremière zou hernemen, werd vervangen door Angèle Albrecht, technisch knap, maar minder overtuigend dan Bari. Het Ballet van de Deutsche Oper am Rhein.
Erich Walter, de balletdirekteur van de Deutsche Oper am Rhein (Düsseldorf/Duisburg), heeft op Vivaldi's ‘Vier Jaargetijden’ een boeiend koreografisch werk gemaakt in de stijl van Balanchines abstrakte balletkunst (balletten zonder inhoud) die men beter aanduidt met de term ‘muziekballet’.
De dansorkestratie is zeer vindingrijk. Er is een voortdurende en boeiende afwisseling met ontelbare kombinaties - soli, duetten, pas-de-trois, ensembles, bewegingen voor mannen alleen, voor vrouwen alleen, dan weer voor koppels: alles groeit naar elkaar toe, alles vloeit uit elkaar weg, harmonisch, muzikaal tot en met.
Men weet dat Vivaldi's ‘Vier Jaargetijden’ kunnen worden beschouwd als programmamuziek avant-la-lettre; er is inderdaad een muzikale illustratie van een inhoud (sonnetten waarvan soms wordt beweerd dat Vivaldi ze zelf heeft geschreven) en waarin natuurgeluiden, imitaties van het ruisen van bladeren, vogelgezang, jacht en stormgewoel voorkomen.
Erich Walter heeft zich niet laten verleiden deze sonnetten in danstaal te ‘vertellen’, maar zich, zoals al gezegd, aan een abstrakt ballet gehouden.
Indien er geen ‘verhaal’ is, stapt de toeschouwer toch van het ene in het andere jaargetij door de lichtregie, waardoor het ballet zijn verloop krijgt in telkens wisselende klimaten, een lichtregie waardoor de amorfe voorwerpen - gestolde reusachtige bladeren, grillige boomwortels - die Bernard Schultze in de ruimte heeft gehangen en die naargelang de seizoenen, een ander reliëf krijgen en een andere kleur.
Solisten in deze dans-geworden-muziek waren Joan Cadzow en Renate Deppich, Peter Breuer, Petr Vondruska en Falco Kapuste.
De biezonder kwetsbare plek in een dergelijke neo-klassieke koreografie is de zuivere technische uitvoering. En die was op vele ogenblikken niet gaaf: gebrek aan evenwicht (een aan te nemen oorzaak: de eerste maal dansen op een toneel waarvan men de helling niet gewoon is); het gebrek aan lichaamsbeheersing; het niet altijd sierlijk verloop van lijnen.
Vivaldi's ‘Vier Seizoenen’ hebben de koncertbezoekers te vaak gehoord door ‘I Musici’ of Renato Fasano's ‘Viruosi di Roma’. Ook bij een balletuitvoering mogen dergelijke hoge eisen worden gesteld. Maar, een opera-orkest is vanzelfsprekend niet zo gespecialiseerd in dit genre. Het orkest van de Deutsche Oper am Rhein schoot vaak tekort. Ook de viool-solo.
In eenzelfde programma kon geen werk méér kontrasteren met dit neoklassieke abstrakte ballet dan het gekweld van Stravinski's ‘Lentewijding’ en de ekspressionistische danstaal die Erich Walter hier gebruikt.
Vergelijkingen zijn hier niet uit de weg te gaan, daar het Festivalpubliek zowel de ‘Sacre’ heeft gezien van Béjart als van Erich Walter.
Het is tè gemakkelijk te stellen dat de balletdirekteur van de Deutsche Oper am Rhein zijn versie heeft gemaakt in 1970 en die van Béjart is ontstaan in 1959 en dat hij, Walter, dus bij zijn kollega is gaan plagiëren.
Dat men dezelfde bewegingstaal en dezelfde grondpatronen terugvindt in beide werken kon niet anders, vermits zij die beiden hebben gehaald uit het ekspressionistisch arsenaal van Rudolf van Laban en Mary Wigman uit de twintiger jaren.
Zoals Béjart, heeft ook Erich Walter het oorspronkelijk scenario van Roerich-Stravinski niet behouden. Maar, ergens staat hij toch dichter bij de oorspronkelijke versie. In de eerste plaats houdt hij de partituur gescheiden in twee delen, zoals ze door Stravinski werd geschreven: ‘L'Adoration de la Terre’ en ‘Le Sacrifice’. In tegenstelling met Béjart, die zijn ‘Sacre’ in drie delen heeft verdeeld (de mannen die een Uitverkorene kiezen; de vrouwen die een ‘Elue’ kiezen en de paring van Man en Vrouw) wordt in de versie van Erich Walter alleen een Meisje uitverkoren, dat aan het slot geofferd wordt aan de Lente.
Uiteraard komen ook dezelfde grondpatronen voor in beide versies: om de dans van deze primitieve wezens uit te drukken moest een beroep gedaan op de oervorm van de dans - de rondedans, de eerste figuur die men aantreft bij de dansen van primitieve volkeren.
Erich Walter gebruikt de cirkel - rondedans - méér in zijn koreografie dan Béjart, die zijn dansers vaak op één rij opstelt en ze een soort fresko laat vormen.
De versie van Béjart maakt misschien méér indruk door de brutale kracht - die inderdaad ook aanwezig is in de muziek - en door de seksuele uitbarsting. Zijn danszetting is meer elementair, wat wellicht ook verantwoord is bij deze primitieve wezens.
Maar de koreografie van Erich Walter is meer dóórgekomponeerd, als danskunstwerk is zijn ‘Sacre’ plastisch veel mooier. Walter graaft zich meer in Stravinski's labyrinth van ritmen in dan Béjart, die de partituur meer oppervlakkig benadert.
In dit ekspressionistisch werk gaf het Ballet van de Deutsche Oper am Rhein blijk van een grote discipline en dynamisme. Tilly Söffing danste op grandioze wijze de rol van de ‘Uitverkoren Vrouw’. Günther Kappel had de mannen in baksteenrode maillots gekleed en de vrouwen in asgrijze maillots die het uitstekend deden in de lichtregie van Heinrich Wendel.
De ‘Lentewijding’ van de Deutsche Oper am Rhein kreeg twee ekstradimensies mee. In de eerste plaats door het dekor van Heinrich Wendel, waardoor in schuin in de ruimte hangende metalen vlakken de dans een verlengstuk krijgt in de ruimte. In de tweede plaats, door het feit dat de operagemeenschap Düsseldorf/Duisburg uit Duitsland is gekomen met groot orkest om Stravinski's ‘Lentewijding’ te vertolken, een partituur die nog altijd even overrompelend blijft inwerken en waarvan de life-uitvoering (heel knap, onder leiding van de Poolse dirigent Hendryk Czys) steeds een belevenis is.