100 jaar samenleving en toneel.
Op 1 oktober 1871 startte te Gent het eerste beroepsgezelschap. In de Arteveldestad bestaat het professioneel teater dus 100 jaar en dit feit wordt gedurende het seizoen 1971-'72 luisterrijk gevierd met allerlei initiatieven waarover ik in mijn bijdrage over Vlaams werk in onze teaters heb geschreven. Ik kan derhalve afzien van een opsomming.
Wat mij bijzonder verheugend voorkwam, was de vaststelling dat het precies de jongeren waren die het vuur aan de lont hebben gestoken. Reeds in de maand augustus, dus vóór het speeljaar een aanvang nam, organiseerden zij een tiendaagse kursus ‘100 jaar samenleving en toneel’, ingericht door de Algemene Direktie Jeugd en Vrijetijdsbesteding van het Ministerie van de Nederlandse Kultuur - Nationale Dienst voor de Jeugd onder de leiding van de Hoofdinspekteur van voornoemde dienst, Aug. J. Bal.
Het programma werd op de folder als volgt geformuleerd:
‘1. | Op allerlei manieren - interviews afnemen, fotograferen, spelen maken, boeken raadplegen, schilderijen bekijken... - het sociaal leven in Gent onderzoeken. |
| |
2. | De historiek van het teater maken, als spiegel van de evolutie in de samenleving, door middel van o.a. gesprekken, bezoeken van plaatsen waar een teatergebeuren plaats vond, onderzoeken van teatermateriaal uit het verleden (affiches, maquettes, toneelstukken, kostuums...). |
| |
3. | Perspektief van de toekomst vormen wat betreft Mens - Samenleving - Teater door diskussies over teater en maatschappij, praktische eksperimenten in verband hiermee.’
De bedoeling is dat alle onderzoeken op een kreatieve manier gebeuren en dat de neerslag daarvan kreatief verwerkt wordt in de verschillende ateliers.’ |
Zestien jongeren schreven in voor de kursus, uit verscheidene Vlaamse steden en gemeenten en ook uit Nederland: onderwijskrachten, kleuterleidsters, opvoeders, teaterliefhebbers. Bedoeling: individuele vorming om in eigen milieu uitstralingskracht te geven aan het toneel.
Met Aug. J. Bal voor de algemene leiding hoefde men zich geen zorgen te maken over het sukses. Hij heeft niet alleen een ruime ervaring op dit vlak, maar hij is bovendien een schrander en gevoelig man die van het teater houdt, een modern pedagoog die weet hoe hij de eigentijdse jeugd moet aanpakken, een animator met zin voor syntese en die eenzijdigheid verafschuwt, een bezielend leider die op een nauwelijks merkbare wijze weet aan te sporen tot een verkenning van de kern van de zaak. Bij hem niets van l'art pour l'art, niets van een isolement van een artistiek genre. Integendeel. Op een verbluffende manier is hij erin geslaagd in korte tijd drie objektieven te bereiken: een vrij grondig achterhalen van de talrijke sociale, ekonomische, historische, psychologische, religieuze, kulturele achtergronden van de samenleving waarin het Gentse toneel tot stand kwam en uitbreiding nam; een analyse van alle facetten van het teatermedium in de stad zelf; ten slotte een bevorderen van de felle kreativiteitsdrang bij de deelnemers.
Enkele punten van zijn taktiek: speurtocht in de stad, bezoeken links en rechts, opzoeken van dokumentatiemateriaal, fotograferen van merkwaardige hoekjes en gebouwen, gesprekken met een groot aantal mensen die zowel vroeger als nu een rol spelen in het Gents sociaal, kultureel en teaterleven, diskussie-avonden met leiders van kringen en gezelschappen, kritici, akteurs, regisseurs, aanleggen van grafieken en tabellen, vastleggen van indrukken, bestuderen van belangrijke teksten, de polsslag nemen in uiteenlopende milieus opdat een zinrijk totaalbeeld zou kunnen opgebouwd worden. Persoonlijk heb ik een en ander van nabij gevolgd en ik heb er mij rekenschap van kunnen geven hoe heilzaam dit groepswerk was. Men bekeek niet alleen het materiaal, men legde niet alleen zo maar een interessante verzameling aan, men keek ook in de koelissen, men peuterde achter het vernis, men eksperimenteerde zelf met maskers, poppen, men deed aan ekspressief spel. Kortom, alles werd levend. De betrokkenheid van de mens bij de kunst en de maatschappij werd intens bevorderd. Een verkwikkende retraite a.h.w., niet beschouwend maar operatief, een metode die vruchtbaar zou kunnen werken in alle sektoren van onze kultuur waar men veelal met oogkleppen en al te gespecialiseerd aan de weg timmert.
Eén van die avonden zal voor mij onvergetelijk blijven, nl. een ongedwongen en vrijmoedig gesprek over wat het teater was, is, zijn kan, zijn moet, over de artistieke, sociale en morele betekenis van het toneel gisteren en vandaag, over de rol van de kritiek, over de zin van eksperimenten, over het teatermedium t.o.v. andere kunstgenres, over de rol van organisaties die hetzij in de kern, hetzij in de marge van het schouwburgleven werken, enz. Toen bleek hoe noodzakelijk het is zich middenin de gisting af en toe eens te bezinnen, toen bleek evenzeer hoe konstruktief de jeugd, waarover tans zo dikwijls misprijzend wordt gesproken door hen die een kritische benadering van het establishment vrezen, wel is en hoevele jongeren heel wat positiever ingesteld zijn tegenover de eigentijdse verschijnselen dan de lui die een beslissende rol spelen in ons bestel. Toen bleek ten slotte dat de generatiekonflikten en verschillende zienswijzen eigenlijk niet onoverbrugbaar zijn als er maar voldoende bereidheid kan opgebracht worden om openhartig van gedachten te wisselen en de feiten onbevooroordeeld te bekijken.
Voor de kursisten is dit alles een rijke ervaring geweest, ongetwijfeld, maar ook voor Bal en zijn stafmedewerkers zal dit eksperiment verrijkend geweest zijn, evenals voor hen die bij die tiendaagse speurtocht betrokken werden.
Als ik het dan ook nodig geacht heb in ‘Ons Erfdeel’ over dit initiatief te schrijven is het niet zozeer om hierover een geestdriftig verslag uit te brengen, maar wel om de lezers tot nadenken aan te sporen over de noodzaak dergelijke eksperimenten onder een bevoegde leiding te hernemen, niet alleen in andere steden, niet alleen in andere sektoren, maar ook in beperkte groepen in alle strekkingen van ons kultuurleven. Ik denk bijv. aan een gelijkaardige proef met een groep akteurs, met schilders, met schrijvers, met leiders van jeugdverenigingen, met bestuursleden van kulturele kringen.
Er wordt momenteel veel over bewustwording gesproken, doch er wordt te weinig gedaan, zowel op het individuele als op het kollektieve vlak, om die diepe bewustwording zodanig te stimuleren dat ze echt verhelderend, verrijkend en vooral hartversterkend wordt. In onze zo ingewikkelde, zo snel evoluerende samenleving is het meer dan noodzakelijk nu en dan even halt te houden om zich over het verleden en het heden te buigen om hieruit de kracht en de kennis te putten om onze positie in onze hedendaagse maatschappij en t.o.v. de toekomst te bepalen.
De tiendaagse ‘100 jaar samenleving en toneel’ heeft mij ervan overtuigd dat wij moeten losbreken uit ons isolement, uit ons al te eenzijdig timmeren aan onze eigen weg, uit onze soms zo gevaarlijke spe-