We ‘waren’ een volk van schilders.
Ontelbare keren is er gezegd en geschreven dat de Vlamingen een volk van schilders zijn. Met betrekking tot het verleden is deze vaststelling beslist als een waarheid te beschouwen, maar gemeten aan de situatie van de hedendaagse Vlaamse schilderkunst valt ze sterk te betwijfelen. We waren alleszins een volk van schilders. De vraag is echter of we dat vandaag nog zijn.
Ons wantrouwen in verband met het ‘uitverkoren’ Vlaamse schildersheir heeft, tijdens de voorbije maanden, heel wat voedsel gekregen. Vooral de toekenning van de grote schildersprijzen van Oostende en Knokke-Heist heeft er toe bijgedragen om dit wantrouwen te bevestigen. Geen enkele Vlaamse schilder (en ook geen enkele franssprekende Belg) kwam immers in aanmerking voor de hoofdprijzen van hogergenoemde artistieke kompetities.
In Knokke-Heist werd de eerste prijs (100.000 fr.) verdeeld tussen de Japanner Ado en de Italiaan Mariani Umberto. Te Oostende werd de Engelsman Roy Adzak laureaat en ging de tweede prijs naar de Griek Nikos en de derde naar de Nederlander Kees van Bohemen. Ook de vier gouden medailles werden aan buitenlanders verleend. Slechts onder de winnaars van de zeven zilveren medailles waren twee landgenoten: Jozef Willaert uit Gistel en Willy Helleweegen uit Luik.
De schilderswedstrijden van Oostende en Knokke-Heist telden nagenoeg 1.400 deelnemers. De overgrote meerderheid van deze deelnemers waren landgenoten. Desondanks viel deze ‘overgrote meerderheid’, op heel de lijn, door de mand. Ons bazerend op de feiten zouden we moeten konkluderen dat onze schilders, vroeger beschouwd als Europese waarden, momenteel flagrant zijn voorbijgestreefd door de buitenlanders.
Nader bekeken is deze konkluzie niet helemaal juist. Tussen de geeksposeerde werken, die niet werden bekroond, waren er verschillenden Vlaamse die zeker de vergelijking met de produkten der laureaten konden doorstaan. Anderzijds werden werken geweigerd die, met een anders ingestelde jury, misschien wel een bekroning afgedwongen zouden hebben.
Het is duidelijk dat de gezindheid van de jury de hoofdrol heeft gespeeld en dat de keuzeheren (stilzwijgend bijgetreden door de organisatoren) in de eerste plaats de mode hebben gevolgd en rekening hebben gehouden met de belangen van de internationale kunstmarkt. Aangezien deze kunstmarkt zelden spekuleert met Vlaamse kunstenaars, is het logisch dat men te Oostende en te Knokke-Heist slechts aalmoezen over had voor de schilders uit het eigen land.
Vooral te Oostende is dat opgevallen. Daar heeft een jury, bestaande uit drie Belgen en... vijf buitenlanders, niet zozeer een talentvol kunstenaar gelauwerd, maar eerder de prijs geschonken aan de ‘poulain’ van een erkende kunstmarktkraamster. Het bekroonde geval van de Engelsman Roy Adzak
‘Les Poulets’ (De Kippen) is inderdaad een fantazieloos, onkreatief, infantiel, knutselwerk, dat door iedere handige
Les Poulets door Adzak Ooy, Europaprijs voor schilderkunst van de stad Oostende (1971).
knaap gefabriceerd kan worden. Een soort ‘moule’ (gietvorm) maken van gepluimde kippen en dat met een beetje verf bestrijken, ligt immers in ieders bereik.
Nu zal het wel zo zijn dat de jury de bekroning zal kunnen goedpraten met behulp van het passende kritisch jargon, maar wij zijn er volstrekt van overtuigd dat Roy Adzak de prijs nooit zou veroverd hebben, indien hij niet de beschermeling zou geweest zijn van madame Iris Clert uit Parijs. Sedert jaren staat Madame Iris Clert aan de spits van het artistieke stuntgebeuren. Vroeger huurde ze, tijdens de Biënnale van Venetië, een heel paleis om de internationale kunstspekulanten te ontvangen. Ieder van haar artiesten betrok er een appartement met badkamer. De laatste twee jaar rijdt madame Iris Clert in Europa rond met een showcar vol van de nieuwste kunstsnufjes. Met die car was ze reeds voordien te Oostende en verkocht er aan het Museum een
Mondaine kontestatie door Mariani Umberto, bekroond met de 6e Internationale Prijs van Knokke (1971).