dat hij liever schilderde dan het land beboerde, een inleiding die dus kennelijk bedoeld is om ons de mens Theunynck, de mystikus, de ‘gekleurde denkschijf’ te leren kennen. Het tweede artikel is van de hand van Marcel Duchateau. Hij schrijft om de kunstenaar heen, doet ons vernemen dat Goya, Vermeer, Van der Goes, Van Gogh (vooral Van Gogh) zijn geliefde en bewonderde voorbeelden zijn; dat er minder grote bestaan zal elk onmiddellijk beseffen. De schilder zou ervan dromen de mens en de samenleving door zijn kunst beter te maken. Zoiets staat ongeveer in alle manifesten, vanaf het surrealistische van Breton tot het witte van Fontana.
Theunynck is niet alleen schilder; volgens Duchateau is hij ook filosoof. ‘Zijn werk,’ schrijft de kritikus ‘is niet alleen een getuigenis van schoonheid, het is ook een getuigenis van waarheid. Het bezit een esthetische, maar ook een morele draagwijdte.’
Zuiver artistiek bekeken bevindt zich Theunynck ergens tussen ekspressionisme en fauvisme. Men heeft hem ook graag kosmische vizie, Noorse zwaarmoedigheid en ongemeen krachtige kreativiteit toegedicht. Ik heb hem in Ons Erfdeel eens onder de naïeven willen rangschikken, maar hij was daar blijkbaar niet mee gevleid. ‘Gij die niet ziet, denkt dus aan hen die zien.’ Een kunstenaar is tenslotte ook maar groot in de mate dat hij ontsnapt, zegt men wel eens.
Fernand Bonneure
Gaston Theunynck, uitg. in eigen beheer: Hoeve ‘Eikhof’, Klerkenstraat 3, Esen-Diksmuide.