Religieuze kunst gekonfronteerd.
De Vlaamse Klub Kust heeft deze zomer te Oostende een tentoonstelling gemonteerd onder de titel ‘Konfrontatie’. Beneden in het Kursaal waren een honderddertig beelden en schilderijen tezamengebracht, waaruit moest blijken 1) dat alle kunst in wezen ergens iets religieus heeft, 2) dat dit geldt voor elk beschavingsgebied en voor elke godsdienst. De inrichters, van wie Jan Gekiere wel de bezieler en promotor zal geweest zijn, hadden een indrukwekkend aantal belangrijke kunstwerken kunnen engageren die ze hadden omringd met een nog groter aantal minder geslaagde en zelfs enkele slechte werken. Uit België Ensor, Smits, Servaes, een fijn werk, parafrase op een Apocalypstekst, van Marcel Notebaert; uit Duitsland een mooie ‘Gethsemane’ van Werner Gilles, uit Engeland twee mooie beelden ‘moeder en kind’ van Henry Moore en een eigenaardige Sutherland; enkele werken van Rouault uit Frankrijk; uit Nederland verrassende illustraties van Ernest Michel; voorts een beeld van de paus door Bodini (Italië), voortreffelijke inzendingen uit Israël en India en enkele mooie kultusbeeldjes uit West-Afrika.
Konfrontatie was in deze tentoonstelling volop mogelijk. Alle kanten uit. Aan de hand van de vertrouwde Westerse beschavingspatronen, maar ook aan de hand van ons minder vertrouwde uitdrukkingsmiddelen van India bijvoorbeeld en van uit een evenmin vertrouwde uitdrukkingskern als Israël. Hierbij was inderdaad opvallend, en dat is tevens een bewijs dat deze tentoonstelling geslaagd was, dat de kunstenaar in alle kontinenten, vroeger zowel als nu, in schilderijen en beelden, ergens een bezielende kern vindt in en vanuit een geestelijke impuls. Dat kan inderdaad ook religieus of zelfs sakraal bezield zijn. De artiest vindt van zichzelf (de ene zegt het, de andere doet het) dat hij een getuige, misschien een profeet moet zijn. In algemene zin gebeurt dit zuiver artistiek. De moderne kunstenaar vooral wil de mensen binnenleiden in zijn eigen artistieke vizie. Maar dat kunnen we ook van de Vlaamse primitieven veronderstellen, dunkt me, doch dat valt niet na te gaan, ook niet met röntgenfoto's. Uit de konfrontatie kunnen wij alleszins iets leren; we nemen inderdaad, zoals J.H. Walgrave in de inleiding tot de katalogus schrijft, ‘deel aan de rijkdom van een geheel waartoe allen bijdragen’.
‘Konfrontatie’ heeft intussen toch bewerkt dat de kunstliefhebbers deze zomer te Oostende voor het eerst of opnieuw konden kennismaken met een aantal voorbeeldige werken van Rouault, de donkere ziener van wie ook deze zomer te Parijs, eindelijk, een grote retrospektieve liep, een tentoonstelling die ook daar hulde en zelfs verbazing heeft uitgelokt. Voor het overige komt het mij voor dat er te veel werken aanwezig waren in deze tentoonstelling, kunstwerken ook die er een beetje met de haren bij gesleurd waren. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat bijvoorbeeld abstrakte kunst een zuiver artistiek gebeuren vertegenwoordigt; dat men daar natuurlijk van alles, maar dan werkelijk van alles kan bijdenken, dus ook religieuze motiveringen. Maar dat lijkt mij glad ijs. Alle achting voorts voor de kleine groep samenwerkers van de Vlaamse Klub, die tenslotte toch een grootse realisatie op hun aktief hebben. We kunnen ons voorstellen met hoeveel moeite en inspanning dat allemaal gebeurd is.
Fernand Bonneure