Rietgaverstede, kurieus museum te Nevele.
De niet vooraf gewaarschuwde bezoeker valt in het heemkundig museum Rietgaverstede in het Oostvlaamse Nevele van de ene verbazing in de andere. Het begint al met de ligging: hij moet door een garagepoort, een binnenplaats over, rechts langs een schrijnwerkerij, naar de tuin van de eigenaar van het pand, Antoon Janssens, timmerman en verzamelaar. In die tuin staat een helwit gebouw met rode luiken, waarin de verzameling is ondergebracht.
Dan verneemt de bezoeker dat het hele museum zoals het reilt en zeilt het levenswerk en volledige eigendom is van Antoon Janssens, die er dertig jaar lang al zijn vrije tijd aan gespendeerd heeft. En meteen duiken twee uiteenlopende gevoelens bij hem op: bewondering voor de werkkracht en vindingrijkheid van de verzamelaar, maar eveneens een zekere argwaan omtrent de wetenschappelijke waarde van de gehele opzet. Dit laatste vooral wanneer hij weet dat er enkele maanden terug ook een letterkundige sektie aan het museum toegevoegd werd. Het is die letterkundige sektie die aanleiding geweest is tot onderhavig stuk. Gelegen aan het verste einde van het gebouw staat de modern ontworpen kamer in fel kontrast met de rustieke interieurs van de heemkundige sektie. Er zijn vijf vitrines, waarvan er drie gewijd zijn aan Cyriel Buysse, een aan de zusters Loveling en een aan een andere Nevelse schrijver, de folklorist A.C. Van der Cruyssen. Het museum bezit 83 van de 84 werken van Cyriel Buysse, en 18 van de 36 werken die de Lovelings publiceerden. Niet alles is tentoongesteld, maar de verzamelaar is van plan ieder jaar een andere reeks boeken (originelen en vertalingen) te eksposeren.
‘Het is allemaal tijdens de oorlog en met de folklore begonnen’, verklaart Antoon Janssens. ‘Aanvankelijk had ik niet zoveel belangstelling voor de literatuur, maar de lokale geschiedenis van Nevele voert vanzelf naar Cyriel Buysse en zijn beide tantes.’
De kern van de literaire verzameling zijn de manuskripten van Buysse, die op een even bizarre als toevallige wijze in het bezit van de verzamelaar kwamen. Cyriel Buysse heeft heel wat geschreven in het ‘palenhuis’ dat hij te Deurle had laten optrekken. Zijn manuskripten werden gedeeltelijk daar bewaard en gedeeltelijk in zijn woning te Afsnee. Bij zijn dood ging alles naar het A.M.V.C. te Antwerpen en iedereen dacht dat daarmee de kous af was. Maar in 1946, bij herstellingswerken aan het dak van het ouderlijk huis te Nevele, werd de zolder leeggehaald en vond Antoon Janssens zes zakken papier, klaar voor de kachel. Minder dan nu in Buysse's werk geïnteresseerd heeft hij uit die zakken slechts 24 handschriften gered - ‘die met het mooiste uitzicht’, zegt hij - en al het andere, niemand zal ooit weten wat precies, is dan werkelijk verloren gegaan. Het geredde waren manuskripten van Buysse's ouder werk. Twee ervan werden aan de biblioteek van de Rijksuniversiteit te Gent geschonken, maar Antoon Janssens ontving er van zijn kant dan weer vier andere in bruikleen vanwege de familie van de auteur.
Daarmee is meteen ook het probleem van de definitieve bewaring van Janssens' schatten gesteld. Daaromtrent verklaart hij zelf: ‘Als mijn zoon niets voor het museum voelt, krijgt de gemeente Nevele de eerste kans om het over te nemen. De stukken horen hier thuis, onder de mensen die Cyriel Buysse in zijn boeken zo natuurgetrouw nagetekend heeft. Desnoods zou Gent nog kunnen, al de rest ligt te ver’. Intussen worden de stukken zowat 50 maal per jaar ter plaatse geraadpleegd door studenten en kunnen belangstellenden er alle gewenste fotokopies van aankopen.
Aan alles is bliikbaar gedacht. En bovendien kan men niet loochenen dat Antoon Janssens over een sterk ontwikkelde zin voor maathouden beschikt. Hij wenst namelijk geen uitbreiding meer omdat het museum anders niet meer door één man op dreef gehouden kan worden. Zin voor de juiste maat die dan de laatste argwaan helpt wegvagen.
Jan Deloof