Ons Erfdeel. Jaargang 14
(1970-1971)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdReimond Kimpe.Het is in het geval van Reimond Kimpe niet zo makkelijk te zeggen wat hij is. Als ik hem een autentiek Vlaming noem dan is dat de waarheid, want hij werd inderdaad in Gent geboren op 8 december 1885, maar het is dan toch ook weer maar een halve waarheid want Reimond Kimpe, die 84 jaar oud was toen hij overleed, heeft ruim 50 jaar in Middelburg gewoond en deze lange periode heeft van hem een autentieke Zeeuw gemaakt. Want zo was het met Kimpe: wat hij was, wat hij deed of wat hij maakte was altijd autentiek, was echt en dat was voor mij een van zijn meest kostbare eigenschappen, waarvan hij het merk aan zijn werk heeft meegegeven.
Ik heb aan Reimond Kimpe, ter gelegenheid van de televisieuitzending Ten huize van de vraag gesteld of er bij hem nog iets van de geboren Gentenaar was overgebleven en hij heeft dan met humor, genuanceerd en voorzichtig geantwoord: ‘De kwaliteiten, hoop ik, al is op het geheel wat sleet gekomen’! Vooraleer het te hebben over de schilder Kimpe lijkt het me aangewezen even te herinneren aan het niet-Zeeuws en niet-schilderkunstig verleden van de kunstenaar, omdat invloeden van vroeger sommige elementen uit het latere werk kunnen verklaren. Toen voor Reimond Kimpe de tijd kwam om naar de universiteit te gaan, wilde hij filoloog worden, maar onder de zachte dwang van zijn nuchtere ouders ging hij aan de Gentse universiteit voor burgerlijk ingenieur studeren. Deze twee tendensen, deze van de literatuur en de verbeelding en die van de strakke lijn en de eksakte realiteit zullen mekaar heel zijn leven
Walchers boerinnetje (1936) door R. Kimpe.
| |
[pagina 119]
| |
en heel zijn werk blijvend doorkruisen. De ongebonden en naar eigen persoonlijkheid zoekende wereld van de artiest heeft hij gekend in Sint-Martens-Latem, het oord dat de reputatie kreeg in die tijd het ideale kunstenaarsdorp te zijn geweest. Kimpe heeft daar Emile Claus aan het werk gezien, in de tijd dat pointillisme en Vie et lumière de grote mode waren. Hij had er kontakt met de gemoedelijke, patriarchale Valerius de Saedeleer en met de mysticistische Gustaaf van de Woestijne. Hij zag er het ekspressionisme geboren worden in de doeken van Albert Servaes, die lang voor Permeke uit reaktie donker ging schilderen. Samen met Gust de Smet en Frits van den Berghe heeft Reimond Kimpe, later dan nog bijgesprongen door Karel van de Woestijne, een manifest opgesteld tegen de opvatting en de werkwijze van de luministen, tegen de absolute verering van het licht en de verwaarlozing van de vorm. Het was een protest tegen iets dat hem niet echt leek en dat dus tegen zijn eigen eerlijke natuur indruiste. Daar in Latem, te midden van de meest verscheidene kunstenaars, heeft Reimond Kimpe zelf nooit het penseel gehanteerd maar hij werd er wel gemerkt door de geest van Oost-Vlaanderen, die helemaal anders was dan die van het meer joviale en luchtige Brabant of dan die van het eerder stroeve West-Vlaanderen. De eigen manier van Latem om een schilderij te zien en te koncipiëren heeft ook hem gemerkt en die stempel van herkomst zal hij heel zijn leven meedragen. Nooit heeft hij in het spoor van de een of andere der grote Vlaamse ekspressionisten gelopen maar toch zijn in sommige doeken, ook in de latere, elementen aanwezig uit Latem, elementen die hij op persoonlijke manier heeft verwerkt. Want Reimond Kimpe is altijd een kunstenaar geweest, die nooit de eigen karakteristieke en soms zelfs eigengereide persoonlijkheid heeft willen prijsgeven, ook al had hij hiermee eventueel een makkelijker sukses kunnen behalen. Op artistiek gebied debuteerde Kimpe met Langsheen den Gulden middenweg, een bundel aforismen, en in deze wijsheidspreuken van 1912 manifesteert zich al dat eerlijke, trotse, onafhankelijke en soms harde zoeken naar de waarheid, dat pleiten voor de innerlijke waarde van de onafhankelijke mens, een jeugdideaal dat hij nooit ontrouw is geworden en dat ook later in zijn schilderkunst spontaan tot uiting zal komen. Het klinkt op uit het aforisme ‘Leer u uit te leven zoals ge zijt, om zodoende te zijn, wat ge wildet, dat ge worden zoudt’. En de pretentie, die zo vaak eenieder van ons en nog meer de kunstenaar bedreigt, maakt hij af met de ene zin: ‘Waan u niet der aarde navelsteen’. Ook dat is weer een wijsheid, die hij heel zijn leven in toepassing heeft gebracht, naar mijn gevoelen zelfs met een al te grote en te nauwgezette bescheidenheidGa naar eind(1). Reimond Kimpe is ook altijd een dichter geweest. Verzen van hem verschenen al in De Nieuwe Gids, onder de redaktie van Willem Kloos en tot in zijn laatste levensjaren gebeurde het hem dat hij ervaringen in een vers probeerde vast te leggen.
Rood gelijk mijn hart
Mijn venster prijkt in paarse verf,
en tegen duivel en verderf
daarboven paars een kruis;
zo komen spoken niet in huis,
want 't huis is kloek gebalkt,
en al de muren wit gekalkt.
Maar lang al zijn de geesten binnen,
kan zonder geest niet veel beginnen;
de vraag hoe gaan z'er uit,
en zonder opzien en geluid:
ik liet de kamers zwart
daarom, en rood, gelijk mijn hart.
Deze literaire bedrijvigheid bracht Reimond Kimpe indertijd in Lier in kontakt met Felix Timmermans, op wiens artistieke vorming de vrijgevochten Oostvlaming een markante invloed heeft gehad. Indien Reimond Kimpe in de eigenlijke zin van het woord niet het prototype is geweest van Pallieter, dan was hij toch de man, die aan Felix Timmermans de materie heeft bezorgd voor dat loflied op de onbezorgde uitbundige levensvreugde. Door zijn instelling op het leven heeft hij Felix Timmermans kunnen bevrijden van een valse en vervalste levensvisie, die zich uitte in spiritisme en kwezelachtige spookverhalen. Het is in feite te zijnen huize dat Pallieter zijn typische gestalte kreeg en het is ook aan hem te danken dat het boek eindigt op het ene mogelijke orgelpunt: uit een onmogelijk geworden aards paradijs moet Pallieter de wijde wereld intrekken, waar nog alles mogelijk is. Een andere oplossing zou onecht zijn geweest en dus heeft Kimpe er duidelijke argumenten tegen ingebracht. Voor de oorlog werd Kimpe grotendeels in beslag genomen door zijn beroepsbezigheden als kondukteur en ook na de oorlog bleef de dagelijkse zorg om het brood zijn aktiviteit volledig opeisen. Tijdens de oorlog had hij gemeend te mogen getuigen van zijn Vlamingschap - ook tegenover de bezetter - en dat
Westkappelaar (1937) door R. Kimpe.
Arnemuidse (1943) door R. Kimpe.
Poes in raam (1950) door R. Kimpe.
| |
[pagina 120]
| |
Zelfportret (1948) door R. Kimpe.
Promenade hippique (1951) door R. Kimpe.
Felix Timmermans door R. Kimpe.
had als gevolg dat de Duitsers hem uit zijn ambt van kondukteur ontzetten maar ook dat hij in de bewogen tijd na de eerste wereldoorlog verkoos zich in Noord-Nederland te vestigen. Ook hier heeft hij bewogen jaren gekend en het is pas tijdens een ziekte in 1923, toen hij 38 jaar oud was, dat hij eindelijk toegaf aan de drang om te schilderen, die altijd in hem aanwezig was geweest. Toen pas is hij begonnen aan dat artistieke levenswerk, dat veelkleurig, veelbetekenend en veelzijdig is geworden en dat doorheen vele fazen en veel strijd, een rijpe en rijke oogst heeft opgebracht. In heel deze opgang zit een lijn, die vertakkingen kent en afwijkingen, maar die toch altijd de hoofdweg volgt van het autentieke, van het waarachtige kunstenaarschap en van de eerlijke vormuiting ervan. Het is Middelburg en Walcheren, die aanvankelijk van Kimpe een schilder hebben gemaakt en men kan zich afvragen of Kimpe de schilder zou zijn geworden, die hij werd, als hij Middelburg niet op zijn weg had gevonden. Het is in Middelburg dat hij werd aangesproken door de mooie vormen van de stadsgezichten en van het landschap, vormen van oude pittoreske gebouwen, die klein staan onder geweldige hoge bomen. Het is een zoeken naar de meest efficiënte middelen om de werkelijkheid, die hij bewonderend heeft bekeken, in een schilderij uit te drukken. Van in de aanvang is in zijn werk de vaste kompositie merkbaar, die één van zijn sterkste kwaliteiten zal blijven, en ook de zorg om het tema konstruktief op te bouwen. Opvallend is ook de eigen funktie die hij aan de kleur geeft, die hij niet zomaar kiest maar die als het ware uit zijn eigen innerlijkheid opwelt en aldus haar schakeringen krijgt. Het hele typische Walcheren van toen, zowel het land als de mens, heeft hij in ontelbare doeken en tekeningen vastgelegd en het is werkelijk een zeer spijtige zaak en een onherstelbaar verlies, zowel voor de kunst en de folklore als voor de geschiedenis van dit eiland, dat het grootste deel van dit werk door oorlogsomstandigheden is verloren gegaan. Wie er nu meer wil van weten, kan hier en daar in een museum nog een afzonderlijk schilderij te zien krijgen en verder moet hij zich tevreden stellen met foto's of illustraties in tijdschriften.
Een van die grote en typische doeken, dat verloren is gegaan is de Middelburgse Kermis van 1928 waarmee Kimpe een ekspressionistische periode scheen te beginnen. Hij heeft inderdaad een tijd in deze trant geschilderd maar al gauw of zelfs terzelfdertijd affirmeerde hij zich in een andere richting. De geest, die zich bij hem altijd sterk liet gelden, zocht naar meer vrijheid om dat te kunnen uitbeelden wat hem bezielde, wat hij zag, wat hij fantazeerde of dat waardoor hij was bezeten. Zo is hij de weg opgegaan van een beheerst abstraherend surrealisme, waarin hij aan zijn geestelijke avonturen een schilderkunstige vorm kon geven, die elke beperkte anekdotiek kon overschrijden. De motieven die hij in deze periode behandelt zijn nuchter gezien: de zee en de haven, de boer, de stroper, de visser, de zeeman en de matroos maar ook de zeemeermin die op de kinkhoorn blaast of verleidelijk de zeeman gezelschap houdt. Het is een heel wondere wereld, die nooit meer puur realistisch is, maar die door de diverse vormgeving, door allerlei motieven en attributen ontstijgt aan het voorgestelde voorwerp. De zee is meer dan water en een naakte vrouw kan ook een marine zijn. Hij wordt als het ware gebiologeerd door de verhouding man-vrouw die hij op kurieuze en vaak verrukkelijke manier in beeld zet: een naakte vrouw met matroos, een naakte vrouw te paard voor een groot mannenhoofd. Het gebeurt dat hij de vrouw in de gedachten van de man situeert en de man in de borsten van de vrouw. Markant voor die periode is het schilderij Evenwicht van 1933, waarop een stevig mannenhoofd een naakte vrouw draagt, die zich in evenwicht tracht te houden. Het tema vrouw en het tema zee boeien hem in die tijd zozeer dat hij steeds opnieuw het raadselachtige van beide probeert te interpreteren en te ontsluieren en tot in zijn allerlaatste werk blijft het raadsel van de vrouw een raadsel, een misterie waarvan hij door vlak en hallucinante kleuren een mogelijke, gedeeltelijke verklaring geeft of tracht te geven. Maar in dit genre bijt hij zich niet vast want al vroeg is Kimpe in de wereld van de abstraktie terecht gekomen zoals het doek Abstraktie (wit-geel-zwart) van 1934 bewijst.
Waar de lijn zo een belangrijke rol speelt in zijn werk, kon dat in de normale evolutie van zijn kunst en kunstopvatting liggen, ook al zal de laatste verklaring voor zo een verschuiving in de uitdrukkingsmanier wel niet te geven zijn. Hijzelf getuigde dat het als vanzelf was gekomen, dat het zo uit zijn hand was gevloeid, zonder enige opzettelijkheid | |
[pagina 121]
| |
of vastomlijnde bedoeling. Het merkwaardige bij hem is nu wel dat hij nooit louter abstrakt is geworden, ook niet op het ogenblik dat de non-figuratieven zich in de algemene gunst mochten verheugen. Het figuratieve bleef alterneren met het non-figuratieve naargelang van de inspiratie van de kunstenaar en van de stijl of de behandeling, die het tema vroeg. Voor de kunstenaar hebben de beide genres altijd hun intrinsieke waarde behouden en het is inderdaad zo dat een figuratief en een non-figuratief doek van Reimond Kimpe elkaar uitstekend verdragen en in de beste verstandhouding, mekaar aanvullend, naast elkaar kunnen hangen.
In verband met het werk van Reimond Kimpe heb ik al gesproken van symbolisme, van impressionisme, van surrealisme, konstruktivisme en van non-figuratief en toch zou ik aarzelen hem bij deze of gene tendens definitief onder te brengen, want telkens als ik het probeerde te doen, zag ik een doek dat aan de definitie ontsnapte. Ik geloof wel dat er invloeden van al de genoemde stromingen in zijn werk aan te wijzen zijn, maar zelden toch à l'état pur. Het wil me voorkomen dat Reimond Kimpe de vele manieren van schilderen en interpreteren kent, dat hij soms zelfs een verwantschap vertoont met de een of andere opvatting maar dat hij in de uitwerking steeds persoonlijk is, steeds zichzelf. Met andere woorden zou ik zeggen dat een doek van Kimpe kan doen denken aan Kandinsky bijv. maar dat wil dan niet zeggen dat het à la Kandinsky werd geschilderd maar dat het eenvoudig en natuurlijk is te situeren in de sfeer van Kandinsky, in een gelijke optiek waaraan elke beïnvloeding vreemd is. Hij heeft de eksperimenten en het zoeken van velen gezien want hij heeft in zijn Parijse tijd Chagall aan het werk gezien, Picasso in zijn blauwe periode, Garcia en Otto van Rees met wie hij zeer bevriend was. Hij bewonderde hun werk maar was te persoonlijk en te koppig en te weerbarstig om te gaan nadoen en wat die andere schilders deden heeft hij op een eigen manier geprobeerd.
Na de Tweede Wereldoorlog is de rusteloos zoekende Kimpe andermaal een andere weg opgegaan. Via de kleurschakering en de verfbehandeling werden veelal de motieven tot abstrakties, zonder dat de kunstenaar de natuurlijke vormen losliet.
Reimond Kimpe was als het ware bezeten om een verzoening tot stand te brengen tussen het figuratieve en het abstrakte en het resultaat is vaak een eigenaardige wereld, die wel eens vreemd aandoet, maar die bij nadere beschouwing in zijn beslotenheid een verrassende diepte kan bezitten. In zijn werk uit hij zowel een geestelijke onrust, die zich afvraagt wat er van deze eeuw van het atoom zal worden als een fascinatie voor al wat mysterie is in de mens en in de schepping. Ook religieus werk wees vroeger al op een dergelijke geestelijke verdieping en Kimpe heeft in dat genre heel wat schilderijen uitgewerkt, die hem tot een markant religieus schilder hebben gemaakt.
Het kan zijn dat zo een vreemdsoortig werk, in schrille of brutale kleur, op het eerste gezicht de toeschouwer onwennig doet opkijken. Er zijn doeken die je direkt aanspreken, er zijn er andere waarmee je wat moet vechten om tot de kern te kunnen doordringen en daarbij speelt het eigen temperament nog een belangrijke rol. Maar voor welk doek van Reimond Kimpe men ook staat, telkens kan men ervaren dat men voor een eerlijke uiteenzetting staat van een begaafd kunstenaar, die zijn talent heeft gebruikt om de visie van zijn kunstenaarsziel via kleur, vlak en lijn een vorm te geven, die de sterkste uitdrukking is van zijn eigen persoonlijkheid en appelleert aan de nood de liefde, de angst, de geest of het gevoel van de medemens, zijn tijdgenoot. Het werk van de bejaarde Kimpe is even vernieuwend en modern als dat van vele jongeren omdat hij zich nooit verschanst heeft in één stijl, omdat hij zich nooit in een richting heeft uitgeschilderd, omdat hij nooit een mode heeft nagehinkt, maar steeds op nieuwe ontdekkingen is uitgegaan, voor zijn vitale scheppingsdrang steeds nieuwe bronnen heeft aangeboord. In zijn leven was zijn devies: men moet de natuurvormen dromen en dan maar wachten op de speelman. De kunst van Kimpe zindert van vitaliteit en spontaneïteit en kwam toch weloverwogen tot stand. Zijn werk is een eksakte geometrische vizie, maar verbonden met de betovering van de droom en het is de droom die aan de eksakte uitdrukking de toets gaf van hoge artisticiteit, van de vlucht naar autentieke kunst.
Joos Florquin |
|