Ons Erfdeel. Jaargang 14
(1970-1971)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Jonge vrouw (1945 - 60 × 80 cm). pastel, door Robert Buyle.
| |
[pagina 47]
| |
robert buyle ◼ de levenslustfernand bonneure We leven in de tijd van de grote kunstmonografieën. Het moge een teken van welvaart zijn, een veeg teken van snobisme, maar intussen raakt onze kunst op die wijze bij een groter en laten we hopen geïnteresseerd publiek meer en meer bekend. En kan zij de stoot van het kontakt met het buitenland dragen en verwerken. Het is een bewijs van groei en duidelijker wordende eigenheid. Eén van de laatste in deze rij is nu Robert Buyle, een kwieke zeventiger die zijn leven verdeelt tussen Aix en Provence en Oostduinkerke en het zin en zending heeft gegeven met zijn schilderkunst. Zijn vader was hoffotograaf, maar de jonge Robert wou kunstschilder worden. Hij zal het in het begin van deze eeuw niet gemakkelijk gehad hebben, maar hij heeft zich als volbloed schilder stilaan een eigen stijl verworven, die onmiskenbaar de zijne is, aantrekkelijk en soms groots daarbij. We willen eerlijk bekennen dat wij tot voor kort nog maar een paar doeken van Buyle gezien hebben. Jaren terug eens het ‘naakt met parelsnoer’ in het Kröller-Müllermuseum te Otterlo, een vrij akademisch en fluwelig aandoend schilderij, en dan nog een paar andere links en rechts, o.a. in het museum van Luik. Hij nam mee deel aan ‘Parallellen 20/50’ vorige zomer in het Provinciaal Hof te Brugge en kort daarna zagen wij een kleine tentoonstelling van zijn werk in het Kursaal te Oostende en werd in het Provinciaal Begijnhof te Hasselt een grote retrospektieve van deze kunstenaar opgezet. Vrij laat is hij hier erkend dus. Hij was nochtans nog maar achttien toen hij te Brussel zijn eerste tentoonstelling organiseerde, en sindsdien, in die vijftig jaar heeft hij slechts een twaalftal keer in zijn vaderland tentoongesteld. Weinig en laat dus. Hij is niet de eerste, hij zal niet de laatste zijn. Vele kunstenaars komen via het buitenland weer het eigen land binnen; zelfs jongeren van deze tijd. Het lijkt wel of ze het kontakt met de vreemde kritiek hebben moeten verwerken, alvorens ze in eigen kring worden aangenomen. Dat is voor Buyle intussen gebeurd en met ere zal hij hier nu de waardering genieten die hij verdient.
Zijn werk is veelzijdig, maar er zit een lijn in. Hij is begonnen met een akademisch gekleurde schilderkunst, maar vrij vlug moet hij oog in oog gestaan hebben met het ekspressionisme en het kubisme die vanuit het scharnierjaar 1907, met de beginselen | |
[pagina 48]
| |
van Cézanne op zak, hun glorietocht begonnen in heel Europa. Hij heeft zich niet laten verleiden. Dat is niet noodzakelijk een verdienste. Want Buyle zou misschien even groot, wie weet groter zijn geworden als hij destijds de geest des tijds mee in en met zijn werk had opgenomen. Hij moet andere aantrekkingspunten gehad hebben en dat zou overigens vlug blijken. Werken uit de jaren dertig zoals ‘Boerenleven’ (1935), ‘Zeelanden’ (1939) of ‘Het Koren’ (1936) zijn eigenlijk toch nog wel ekspressionistisch geladen, maar dan een ekspressionisme dat wij hier Brabants noemen en waarvan een Brusselmans bijvoorbeeld een prachtige eksponent was. De tema's trouwens van het landelijk leven, de wachtende vissersvrouwen, de nettenverstelsters enz. wijzen ook op deze instelling. Maar Buyle wilde per se onafhankelijk blijven, moet bijzonder gevoelig geweest zijn voor invloeden en wilde een eigen personaliteit opbouwen. Grotere materiële mogelijkheden, waardoor schilderkunst voor deze kunstenaar eigenlijk geen broodwinning was, stelden hem in de gelegenheid lange reizen te maken vooral in Zuid-Europa. Vandaar moet het zijn dat hij als het ware de Vlaming met de Latijnse geest geworden is die hij nu is; wat men ook in zijn werk kan aanvoelen.
Zijn werk van nu, van de laatste paar decennia vooral, vertoont die personaliteit volop. Dwarsdoor figuratief en steeds vertrekkend van de werkelijkheid, deformeert Buyle de figuren, landschappen of voorwerpen op zijn schilderijen nauwelijks. Hij wekt ze wel tot een eigen leven. En dat doet hij eigenlijk zuiver schilderkunstig, in zijn tekeningen met scherpe, maar toch even wazig omrande lijnen; in zijn pastels, waar de materie zelf zich bijzonder leent tot zeer gevoelige en uiterst fijne schakeringen en in de olieverfwerken tenslotte die misschien wat meer kleurvlakmatig opgebouwd zijn, maar toch die speciale, typische eindtoets hebben meegekregen, het bijzonder gevaarlijke en delikate eindpunt waardoor de schilder zo dikwijls aarzelt waar hij het moet plaatsen, waar hij het werk moet loslaten. Licht en lijn spelen samen. Ekspressionisme en impressionisme overlappen elkaar. Men kan ook woorden als stemmig, zacht, intimistisch plaatsen bij dit werk. Het is niet onder één hoedje te vangen. En dat is ook een aanduiding.
Buyle moet de schilder zijn van de levenslust. Zijn werken vertonen geen cerebraliteit, zelfs niet in eerste instantie en zeker niet opvallend formele problemen en oplossingen. Hier is een schilder aan het woord die voor en in zijn werk leeft, iemand die met diepe gevoelens kleuren en vormen laadt en die door de kwaliteit van zijn schilderijen ook ervoor zorgt dat deze overkomen naar de beschouwer. Er zijn enkele konstanten te onderkennen ook in de tematiek van Robert Buyles schilderijen. Daar is allereerst de zee. Niet direkt de vrij uitlopende marine die naar een horizon reikt. Maar eerder geheel Robert Buyle (1895) werd geboren Sint-Niklaas, studeerde aan de akademie te Brussel en hield in 1918 zijn eerste tentoonstelling in de zaal Sneyers te Brussel. Eksposeerde in België, maar vooral in Frankrijk, op de Biënnale van Venetië en in de Verenigde Staten. Ateliers te Oostduinkerke en te Le Tholonet (Aix). Er is werk van hem in de musea van Luik, Brussel, Elsene, Doornik en in het Kröller-Müllermuseum te Otterlo.
| |
[pagina 49]
| |
het leven dat met zee en zeevaart, schippers en vissers samenhangt. Schemering in de haven, zonneschermen op het strand, tonijnvangers, vissers aan de praat op de kade, pieren en plechten, ‘Laagwater’, een prachtig werk in tere roze kleuren uit 1940, zeil- en visherstellingen, droogrekken, scheepswerven zijn slechts enkele onderwerpen die in dit uitzicht van zijn oeuvre aan bod komen.
Dan zijn er ten tweede de veel zuiders getinte terrasjes, markten met fruitkramen en koetsiers, kletspraatjes en zigeunerinnen. Landschappen en ook stillevens (die hij ‘dekoratieve samenstelling’ noemt), mensen aan de arbeid en rustenden op het veld. Zo rijk en veelzijdig als het leven zelve is, zo genuanceerd en gedoseerd de tematiek van deze schilder. Hij lijkt nochtans een bijzondere voorkeur te hebben voor het vrouwelijk naakt. In het boekGa naar voetnoot(1) dat hier onze aandacht gaande houdt zijn er tientallen afgedrukt; in de beide vermelde tentoonstellingen waren er vele bijzonder geslaagde naaktkomposities aanwezig. De naakten van Buyle zijn flink gestruktureerd met scherpe kontoeren, vaak vooral in de komposities waar diverse figuren samen zijn, zoals ‘Naakten onder zonneschermen’ (1970) en vooral ‘De Modellen’, een groot en bijzonder harmonisch samenspel van vormen en lijnen. De naakten van Buyle zijn vaak voluptueus (met nu en dan een verre herinnering aan Renoir in de pastels en aan Van Dongen in de doeken), maar bijwijlen werkelijk weergaloos in de vorm en in de kleur gezet. Bijzonder belangwekkend lijkt mij, ook weer in de getekende naakten dan, de trefzekere fijngevoelde lijnvoering van de artiest. Met een uiterst versoberde visie zet hij in enkele trekken maar de figuur op het blad, weegt schaduwen met elkaar af, zoekt eenheid en evenwicht.
De beide hier gereproduceerde schilderijen van Buyle geven niet een volledig, wel een treffend beeld van zijn kunst. De ‘Jonge Vrouw’ (1945) is een scherp gezien portret, donker omlijnd en vastgezet tegen een blije, levenslustige oranje achtergrond. Deze achtergrond toont ook de zeer doorwerkte matièrebehandeling van de kunstenaar. Het tweede werk ‘De zwarte sjaal’ (1955) is in dezelfde kleuren gehouden en geeft een goed beeld van de voor Buyle ook typische versluierende wazigheid die aan zijn werk vaak een haast geheimzinnige charme verleent.
De schilderkunst van Robert Buyle is blij, warm, gevoelig, toegankelijk en in bepaalde aspekten aantrekkelijk genoeg om een nadere kennismaking te verantwoorden. Zijn schilderijen én ook zijn tekeningen vormen voor de beschouwer een warmhartige verrijking. |
|