Ons Erfdeel. Jaargang 14
(1970-1971)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe Nederlanden in het tijdperk der grote revoluties (1780-1794).In 1953 publiceerde prof. Geyl in het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ een vergelijkende studie over de revoluties in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden op het einde van de 18e eeuw. Zijn stelling was dat ondanks bepaalde verschillen beide revoluties toch fundamenteel dezelfde kenmerken vertoonden. Deze stelling kan moeilijk weerlegd worden. Eigenlijk was het zo dat zowat overal in West-Europa en in de Westeuropese diaspora overzee dezelfde symptomen waar te nemen waren. Overal kwamen min of meer demokratisch geïnspireerde groepen in opstand tegen de machthebbers. De oeroude idee dat alle souveneiniteit aan het volk toebehoorde was weer boven gekomen o.a. in de geschriften van J. Locke en de Franse filosofen, maar vooral ook in het proza van talrijke minder bekende maar veel gelezen journalisten en pamfletschrijvers. Het was niet de Frans Revolutie (vanaf 1789 of zo men wil vanaf 1787) die het startsein gaf tot het losbranden van een aantal revoluties. De Franse Revolutie was slechts een schakel - zij het dan een zeer voorname - in de kettingreaktie van revoluties die de Westerse kultuurgemeenschap zou kennen en die startte met de revolutie van de Verenigde Staten van Amerika (vanaf 1770 tot 1783)Ga naar eind(1). Deze Amerikaanse revolutie was eigenlijk de eerste uitbarsting en als zodanig enorm belangrijk. Hoe stonden de Nederlanden er voor op dit keerpunt in de geschiedenis van het Westen? 17 jaar na het verschijnen van het artikel van prof. Geyl beschikken we momenteel over meer gegevens dan deze waarop deze eminente historikus toen kon steunen. Naast een aantal belangrijke detailstudiesGa naar eind(2) vallen vooral op de synteses van C.H.E. De Wit, De Strijd tussen Aristocratie en Democratie in Nederland 1780-1848, (Heer-Weltliteratur im 20. Jahrhundert een len 1965) en het merkwaardig artikel van prof. J. Craeybeckx in het Tijdschrift voor Geschiedenis van 1967: De Brabantse Omwenteling: een conservatieve opstand in een achterlijk land? De studie van De Wit is het voorwerp geweest van hevige diskussies. Wat hij schrijft over de 18e eeuw lijkt me in ieder geval uitstekend.
Ondanks talrijke weeklachten van kooplui en journalisten stelde de onafhankelijke Republiek (de Verenigde Provinciën) het in de tachtiger jaren van de 18e eeuw nog redelijk goed. De handelsverrichtingen waren er niet op achteruitgegaan. Beangstigend was het feit dat er weinig aangroei te bespeuren viel terwijl de rivalen Frankrijk en vooral Engeland een periode van intensieve ekonomische groei doormaakten. Eigenlijk was Holland bezig zijn voordelige plaats van voornaamste stapelmarkt van Europa kwijt te raken. Dit werd vooral tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) scherp aangevoeld toen de Republiek een beroep moest doen op de Franse vloot om de gebieden van de Oostindische Compagnie tegen de Engelsen te beschermen.
Ondanks de ekonomische achteruitgang waren de ideeën van de Verlichting doorgedrongen in het Noorden. Bepaalde gedachten werden er met veel entoesiasme toegepast b.v. het scheppen van mogelijkheden voor volksonderwijs en bepaalde maatregelen in verband met de armenzorg.
Het situatieoverzicht van de Zuidelijke Nederlanden vergt meer gegevens. Over het algemeen wordt een dergelijk overzicht in nogal sombere kleuren geborsteld. Slechts de jongste generatie historici geeft toe dat de ekonomie tijdens de regering van Maria Theresia en Jozef II (1748-1789) weer opbloeideGa naar eind(3). Vooral in de tachtiger jaren trad er een generatie van durvende ondernemers aan te Oostende, Brugge, Gent, Brussel en Antwerpen. Lieven Bauwens was dus niet de enige die naar vernieuwing zocht. In Henegouwen werd steenkool gedolven en tussen Samber en Maas vestigden zich talrijke ijzergieterijen. Napoleon zou wellicht een heelwat be- | |
[pagina 166]
| |
scheidener politiek hebben moeten voeren indien hij niet van de Belgische steenkool en ons ijzer gebruik had kunnen makenGa naar eind(4). Ook Verviers was ondertussen aan het uitgroeien tot een belangrijk centrum van wolnijverheidGa naar eind(5). De Zuidelijke Nederlanden stonden reeds klaar om de eerste natie op het vasteland te worden die de industriële omwenteling zou meemaken. Wanneer men het over het verval van de Zuidelijke Nederlanden op het einde van de 18e eeuw heeft, dan is een voornaam argument steeds het schrijnend gebrek aan kultureel leven. Ons kultureel leven was inderdaad weinig kreatief. Een uitzondering moet gemaakt worden voor de beeldende kunsten. Antwerpen, Brugge en Gent waren nog steeds voorname kunstcentra en brachten steengoede maar nog niet bestudeerde en meestal onderschatte beeldhouwers en kunstschilders voortGa naar eind(6). Het is waar dat er geen hoogstaande literatuur werd gepleegd. Dit was m.i. een van de meest nefaste gevolgen van de verfransing. Hier moeten we even nuanceren. Op het einde van het Oostenrijks regime maakten onze hogere kringen steeds meer en meer gebruik van het Frans. De grote meerderheid van onze notabelen bleef het Nederlands toch nog steeds als moedertaal beschouwen. Deze verfransingsgolf was zeker niet onafwendbaar; er groeide trouwens een reaktie tegen het gebruik van een vreemde taal in plaats van de moedertaal. De meest bekende verdediger was J. VerlooyGa naar eind(7). De stelselmatige verfransing van de bestuursambtenaren en de hogere kringen gebeurde slechts tijdens de Franse bezettingGa naar eind(8). Toch bleven we niet van alle kultuur verstoken. Zeer veel kultuurprodukten werden gekonsumeerd. De schouwburgen van Oostende, Brugge, Gent en Brussel vertoonden de meest avantgardistische toneelstukken. In bijna geen enkele van de zeer talrijke private huisbiblioteken ontbraken werken van Voltaire, Montesquieu, J.J. Rousseau en... ErasmusGa naar eind(9). Het was waar dat de Vlaamse intellektuelen op het Frans kultuurleven waren georiënteerd; van de andere kant was het kontakt met het noorden niet verbroken. De Noordnederlandse boekenproduktie vond een goede afzetmarkt in de Zuidelijke Nederlanden. Uit wat voorafgaat blijkt dat zowel in het Noorden als in het Zuiden de filosofische literatuur uitstekend bekend was. Waarom brak er dan geen revolutie naar Frans model uit in deze landen? Iedere generatie velt opnieuw haar oordeel over het verleden. Tans worden alleen deze 18e-eeuwse revoluties gewaardeerd die een duidelijk demokratisch karakter vertoonden. Indien dit niet het geval was, wordt ze reaktionair genoemd en met de revolutie meteen ook de gehele maatschappij en de kultuur die deze omwenteling voortbracht. Veeleer dan het verloop van de gebeurtenissen te schetsen, komt het er dus op aan een waardeoordeel te formuleren: waren onze revoluties demokratisch (progressief) of traditionalistisch (reaktionair)? Ik poneer de stelling dat de revolutie in de Republiek (vanaf 1782 tot 1787) de eerste voorname demokratische revolutie in Europa was (altans van deze reeks die ook de Franse revolutie voortbracht)Ga naar eind(10). Het revolutiegebeuren kende een zeer verwarrend verloop. Dit kwam door het feit dat er geen sterk centraal gezag bestond dat door de patriotten kon worden bestreden. Door de federale struktuur van de Republiek moest er in iedere provincie en zelfs in iedere gemeente afzonderlijk revolutie gevoerd worden. Het ontbrak eveneens aan een algemeen erkende hoofdstad waar het pleit tussen de diverse partijen beslecht zou kunnen worden. Wanneer we het gebeuren globaal bekijken zien we duidelijk enkele grote partijen zich aftekenen. Uiteindelijk werd strijd geleverd tussen de demokraten (de tot dan toe politiek onmondig gehouden burgerij) en het verbond van regenten en de stadhouder. Deze laatsten werden nu wel erg geremd in hun streven om hun macht te vergroten. De demokraten skandeerden leuzen en schreven teksten die later in Frankrijk herhaald zouden worden. Utrecht kon er fier op wezen het eerste op een demokratische wijze aangesteld gemeentebestuur van Europa gekend te hebben (1784). De stadhouder en de regenten konden de demokraten niet klein krijgen al werden ze dan ook met alle mogelijke middelen door Engeland gesteund (cfr. de rol van de Engelse diplomaat Harris). Uiteindelijk moest de Pruisische echtgenote van stadhouder Willem V een beroep doen op Pruisische troepen: Amsterdam kapituleerde op 10 oktober 1787. Er volgde een geweldige repressie. Toch gaven de demokraten de strijd niet op: zeker 5.000 (maar vermoedelijk veel meer) weken uit naar de Zuidelijke Nederlanden en vandaar naar Frankrijk. Er zou in ieder geval nagegaan moeten worden hoe groot hun invloed er geweest is op de gebeurtenissen en op het bewust maken van de Franse publieke opinie. Maar ook omgekeerd: de Franse revolutie beïnvloedde eveneens de gemoederen in de Republiek. Aangespoord door de suksessen van de Fransen groeide het aantal Nederlandse demokraten steeds maar aan. Ze groepeerden zich in 1792 in het Bataafs Comité en toen de Fransen in 1795 de Republiek binnenvielen vonden ze Amsterdam in demokratische handen. Merkwaardig bij dit alles is wel dat de ideologie en het programma van deze Nederlandse demokraten eerder geïnspireerd waren door het natuurrecht en een oeroude inlandse demokratische traditie dan door de teorieën van de Franse filosofen. De revolutie in de Zuidelijke Nederlanden (de Brabantse Omwenteling 1789-1790) kende een ander verloopGa naar eind(11). De meeste waarnemers noemen dit een typisch traditionalistische of konservatieve revolutie. Laten we dit nu even onderzoeken. In tegenstelling tot de Franse revolutie en de opstand in de Republiek vertoonde de Belgische revolutie een sterk nationalistisch karakter. Het ging er in de eerste plaats om - en dit wordt dikwijls over het hoofd gezien - zich van de heerschappij van de keizer van Oostenrijk te bevrijden. Keizer Jozef II wou als verlicht despoot alle specifieke nationale privilegiën en vertegenwoordigende organen van de bevolking (de Staten) afschaffen en vervangen door nieuwe instellingen. Nu waren de oude konstituties en instellingen (waaronder vooral de Staten die subsidies aan de vorst konden weigeren) de enige wettelijke middelen waarmee onze voorouders zich tegen een eventuele dikdatuur van hun vorst konden verzetten. Er zat dus een zekere demokratische inslag in de defensieve refleks die de opstand in feite was. Ook de demokraten (o.a. aanhangers van Vonck) streden tegen Jozef II en aanvaardde de grote waarde van een konstitutie zoals de Brabantse Blijde Inkomst als verweermiddel tegen een tiran. Deze demokraten zetten echter een tweede stap en wilden de Staten op een meer demokratische manier laten samenstellen. We kennen de rest van het verhaal: de demokraten werden door de traditionalisten (zij die de macht in de Staten bezaten en voor zich alléén wilden houden) uit alle funkties gewipt (maart 1790). Dit gebeurde mede door het feit dat de kerk zich in het konflikt had gemengd en een zeer behoudsgezind standpunt innam. Het was kardinaal Franckenberg die de kampagne tegen de demokraten had ingezet. De klerici wierpen op dat ogenblik een zeer zwaar gewicht in de schaal: ze hadden zich zeer | |
[pagina 167]
| |
fanatiek tegen Jozef II, die inderdaad de kerk zou hervormen, opgesteld. Zonder hun participatie zou de revolutie wellicht onmogelijk geweest zijn.
Waren de Zuidelijke Nederlanden niet tot een demokratische revolutie in staat en daarbij aansluitend was onze bevolking achterlijk vergeleken bij de inwoners van de nabuurlanden?
Ik geloof dat we weinig diepgaande konkluzies kunnen trekken uit het gebeuren van 1789-1790. Het was slechts een eerste faze (bevrijding en konsolidatie van het eigen nationale bestuursysteem) van wat een ingewikkeld revolutieproces geworden zou kunnen zijn. De leden van de Staten die tijdens de revolutie de uitvoerende en wetgevende bevoegdheden kumuleerden zouden hun bewind zeker hebben moeten verdedigen tegen groepen die niet in deze bestuurskolleges vertegenwoordigd waren. Dit waren vooral de intellektuele en handeldrijvende of ondernemende burgers. Trouwens in Vlaanderen en zeker te Gent, maar ook in Henegouwen en West-Vlaanderen, waren de demokraten zo sterk in aantal dat ze onmogelijk uitgeschakeld konden worden. Ernstige meningsverschillen en konflikten tussen deze gewesten en het meer konservatieve Brabant zouden onmogelijk lang kunnen uitblijvenGa naar eind(12).
Na de eerste Oostenrijkse Restauratie konden de demokraten zich nogmaals manifesteren tijdens de korte eerste Franse inval (1792-1793)Ga naar eind(13). Zowat overal ontstonden toen Jacobijnse klubsGa naar eind(14). Toch werd deze periode geen sukses voor de Fransen. De meerderheid van onze inwoners wou zich niet door vreemden nieuwe instellingen laten opdringen. Maar toch kon een belangrijke en aktieve demokratische minderheid vastgesteld worden die haar kans afwachtte. Ze zou nooit de gelegenheid krijgen haar ideeën waar te maken. De Franse inval, respektievelijk in 1794 in het Zuiden en in 1795 in het Noorden, maakte een normale evolutie onmogelijk. Het Frans regime in België maar ook het koninkrijk van Lodewijk Napoleon in het Noorden verhinderden het verder harmonisch ontplooien van de demokratische groepen.
Eén konkluzie kan m.i. zeker worden getrokken: zowel de noordelijke als de zuidelijke Nederlanden waren reeds vóór de komst van de Fransen gekonfronteerd met problemen in verband met demokratisering en modernisering van het staatsbestel. Nederland kende een volwaardige demokratische revolutie die echter door Pruisische troepen werd gesmoord. In de geschiedenis van de demokratie moet deze revolutie zeker een ereplaats innemen. De intrensieke waarde ervan was even groot als die van de gebeurtenissen in Frankrijk. Bovendien kwam Frankrijk pas later aan bod! Maar Frankrijk was op dat ogenblik omwille van zijn groot aantal inwoners een veel belangrijker natie dan de Verenigde Provinciën. De gecentraliseerde staatsstruktuur maakte het konflikt onmiddellijk nationaal. Het lot van de koninklijke familie sprak tot de verbeelding. Bovendien hadden de Fransen het geluk mee te maken dat de koalitie die de revolutie kwam indijken na de kanonnade te Valmy (20 septemebr 1792) rechtsomkeer maakte. En toen de zegevierende Franse legerbenden naar alle windstreken oprukten, kreeg meteen geheel Europa met de Franse revolutie te maken. Maar ondertussen was de Franse revolutie van inhoud veranderd: de autochtone demokratische bewegingen in de veroverde gebieden kregen geen kans meer. Dit was ook het geval met de Zuidnederlandse demokraten. Maar deze verdienen dan toch in ieder geval geciteerd te worden in het dagorder van de 18e-eeuwse internationale demokratische beweging. Dr. Yvan Van Den Berghe, aangesteld navorser N.F.W.O. |
|