kennelijk de kaart van de informatie, niet die van de kritische dialoog tussen een schrijver en zijn lezer. Ook wanneer hij met Hubert Lampo over literaire, d.w.z. tekstuele aangelegenheden praat, schijnt hij te vergeten dat een schrijver óók lezer van zijn eigen werk is en dat diens informatie over zijn eigen teksten ook al met interpretatie vermengd is. Maar informatie over Lampo's werk komt er in dit interviewboek naar ik meen bedroevend weinig over. Van psychologische uitrafelingen van Lampo's werk wilde Hannelore van te voren niet weten. Wat bedoelde hij dan wel met dit boek, dat bovendien in tijdschriftafleveringen (Er is nog méér, Horatio) al aan het aanzwellen is? Hij bedoelde vooral informatie uit de eerste hand bijeen te brengen over de komplekse entiteit Hubert Lampo, waarvan deel uitmaken: de mens, de schrijver, zijn boeken, zijn beroep, het literaire leven in vele facetten, zelfs het kulturele, ja ook politieke bestel waarin de mens Lampo leeft en waarvan dit interviewboek de neerslag wil zijn. Daar valt heel wat over uit te praten. (Ik heb eerder de indruk dat Lampo's antwoorden die soms echte verhandelingen in Zoek-de-mens-stijl worden, geschreven of altans herschreven replieken zijn. Zó ciceroniaans gedraagt zelfs een Hubert Lampo zich niet ten overstaan van een bandrekorder.) Maar de interviewer beging de vergissing te menen dat nuchterder lezers die niet plegen te bedevaarten, al dat gebabbel onder de informatiedrempel voor lief zouden nemen.
De interviewer faalde bovendien door een te grote nonchalance in de struktuur van de gesprekken. Een lijn en een leiding kan ik er niet in vinden. Het boek springt van de hak op de tak (een paar keer dan nog op dezelfde tak), het gaat nergens naartoe, het vergeet zijn eigen vroegere aanbreng, het kan tot in lengte van dagen aangevuld worden, zoals de addenda in tijdschriftafleveringen al aantonen. Niet iedereen die wil is interviewer. Robin Hannelore die even trouw als zijn apparatuur (lintspeler of papier) registreert, had zich een grotere discipline kunnen opleggen en zich kritischer kunnen opstellen tegenover zijn eigen vragen en replieken van de gesprekspartner. Hij had aldus veel kaf uit het koren kunnen wannen en aan het boek de ruggegraat kunnen geven die het nu ontbeert. Nu is het boek geworden wat waarschijnlijk de Grobbendonkse relaties zijn: een kameraadschappelijk gekeuvel van twee mannen wier vriendschap ertoe leidt dat zij de (wederzijdse) onkritische oppepperij evenals het futiele van een paar babbelstonden niet kunnen zien. Daarenboven fungeert de (schaarse) informatie over Lampo's werk meestal als dubbel gebruik t.o.v. De ring van Möbius en De draad van Ariadne. Echt nieuwe belangrijke dingen levert Er is méér, Horatio in dat verband niet op, behalve als de Lampo-lezers erop gebrand zouden zijn, te mogen vernemen dat de psychiater Paul Grijspeert uit De heks en de archeoloog geïnspireerd werd door prof. dr. Ghysbrecht en dat deze geleerde interkommunaal opgebeld werd om een (blijkbaar negatief) antwoord te geven op de vraag of Hubert Lampo aan achtervolgingswaanzin lijdt. Nu betwijfel ik echt of de Lampo-lezer die van De komst van Joachim Stiller houdt (en terecht), zo in z'n nopjes zal zijn met dit bericht uit Grobbendonk. Als het schrijversinterview op een dergelijke kinderachtige manier moet bijdragen tot onkritische
verbabbeling van de literaire informatie, zou ik de huidige euforische rage van het interview wel gaan betreuren.
Naast het gebrek aan bruikbare informatie ontgoochelt mij de toon die zowel de interviewer als de ondervraagde in dit boek aanslaan. Zich storen aan de toon van een uitlating is wellicht ook al een subjektieve, onkritische refleks die de inhoudelijke analyse van meetaf aan vertroebelt, maar het moet mij van het hart dat ik als lezer de toon van de eerste als te beaat en die van de tweede als te gewichtig en gelijkhebberig ervaar. Hubert Lampo zal wel een zachtmoedig, tolerant, vergevingsgezind, gewetensvol man zijn, kortom Robins vriend (al interesseert het me als Lampo-lezer bitter weinig dit te mogen vernemen). Maar in de situatie waarin hij zich o.m. na de Heibelperikelen bevindt, wordt hij ondanks al zijn kameraadschappelijke zachtaardigheid een bijterig en betweterig iemand die vanuit de pozitie van de verongelijkte zijn boodschap van de acht zaligheden verloochent en terugslaat waar het echt niet van pas komt. Ik heb nog geen boek gelezen waarin klichees en scheldwoorden als SS, Feldwebelmentaliteit, tegen de schenen stampen, dreun in de maagstreek, prolurken, intrigantjes, impotenten, marginalen, figuranten, mannekesmakers, rotstreek, maffia, knokploegen en dergelijk evangelisch jargon zo de bladspiegel bevuilen als in Er is méér. Horatio. Het moet wel een vreemd psychologisch mechanisme zijn dat iemand die De komst van Joachim Stiller schreef, ertoe verleidt zich op zo'n ergerlijke manier bloot te geven en, waarschijnlijk ongewild, aan te stellen. Robin Hannelore had geen trek in psychologische uitrafelingen, hij biedt derhalve alleen ongewild en onrechtstreeks informatie over genoemd mechanisme. Ikzelf acht me onbevoegd (gesteld dat het me zou interesseren) de agressieve afweermechanismen die de onbehaaglijke toon van dit boek bepalen, deskundig te analyseren. Ik speel dit liever, zonder het minste leedvermaak, door naar de heren Grijspeert en Ghysbrecht.
Marcel Janssens
Hubert Lampo, Er is méér, Horatio. Gesprekken met Robin Hannelore. Amsterdam, Meulenhoff; Antwerpen, Brito, 1970, 237 blz.